28 330
Herstructurering openbaar bibliotheekwerk

nr. 12
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 januari 2005

Met deze brief wil ik u informeren over de uitkomsten van het onderzoek door Twynstra Gudde naar de uitspraken die gedaan zijn rond het Daisy-project in het VPRO-radioprogramma Argos van 21 mei jl. Het Daisy-project betreft de overgang van analoge naar digitale luisterlectuur.

Het onderzoeksrapport is op 21 december 2004 aan het ministerie van OCW overhandigd en is bij deze brief gevoegd1. In dit rapport wordt verslag gedaan van het onderzoek dat Twynstra Gudde in de periode augustus 2004 tot begin december 2004 heeft uitgevoerd. Dit rapport vormt de basis voor de beantwoording van de nog openstaande Kamervragen die op 6 mei en 27 mei jl. zijn gesteld. De beantwoording daarvan treft u als bijlage aan. Op 24 december jl. heeft het VPRO-radioprogramma Argos opnieuw aandacht besteed aan de blindenbibliotheken. Naar aanleiding van deze uitzending heeft het lid Vergeer (SP) een aantal schriftelijke vragen gesteld. De antwoorden op deze vragen worden u gelijktijdig met deze brief aangeboden (zie Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2004–2005, nr. 719).

Door Twynstra Gudde is aangegeven dat, gegeven de aard en ernst van de uitspraken, de complexiteit van de materie en de diversiteit aan gebeurtenissen en de oorzaken, zorgvuldigheid en objectiviteit in het onderzoeksproces steeds voorop hebben gestaan. Deze factoren hebben ertoe geleid dat het onderzoek langer heeft geduurd dan gepland. De zorgvuldigheid is in het onderzoeksproces door Twynstra Gudde geborgd door een gefaseerde aanpak en het toepassen van wederhoor op de verschillende bouwstenen die hebben geleid tot dit rapport. Doelstelling van het wederhoor was om de geformuleerde bevindingen te toetsen op juistheid en volledigheid.

Met mijn brief van 21 juni 2004 (TK 28 330, nr. 6) heb ik u reeds geïnformeerd over de herstructurering van het openbaar bibliotheekwerk. In het kader van deze herstructurering is een aantal taken bij de Federatie Nederlandse Blindenbibliotheken (FNB) neergelegd. Achterliggende doelen waren het vergroten van de doelmatigheid, het invoeren van digitale productietechnieken en het bewerkstelligen van een omslag van input naar outputfinanciering. Deze omslag wordt door OCW gestimuleerd door het maken van resultaatafspraken. Een belangrijk element in de herstructurering was het Daisy-project, waarbij de overschakeling van analoge naar digitale luisterlectuur werd bewerkstelligd. Terugkijkend kan worden gesteld dat veel van de doelen en resultaten van het Daisy-project zijn gerealiseerd, niet in de laatste plaats vanwege de aanvullende inspanningen van de betrokken partijen.

Twynstra Gudde was gevraagd onderzoek te doen naar:

I. de aard en de wijze van samenwerking tussen en binnen de bestuurslichamen, instellingen en bedrijven die betrokken zijn (geweest) bij het Daisy-project

II. de rechtmatigheid van de subsidieverlening aan Stivor (stichting Voorlichting en Informatie) en LSB (Bibliotheek Le Sage ten Broek) in 2002–2004 in het kader van het Daisy-project (2003) en de afronding daarvan (2004)

III. de beschuldigingen van onoorbare zelfverrijking met rijksgelden door LSB

IV. de beschuldigingen van belangenverstrengeling rond en/of onoorbare zelfverrijking met rijksgelden door de OCW-projectleider in relatie tot de subsidie die is verleend in het kader van het Daisy-project.

Bevindingen Twynstra Gudde

Op basis van het onderzoek concludeert Twynstra Gudde dat toen de spanningen en operationele problemen toenamen, het netwerk van de externe OCW-projectleider is ingezet door OCW en Stivor. De contractering van de externe projectleider en derden is echter achteraf bezien onzorgvuldig en onvolledig verlopen. Met betrekking tot de financiële omvang van de inhuur van de externe projectleider door OCW had de Europese aanbestedingsregelgeving moeten worden gevolgd.

De subsidieverlening aan Stivor en LSB heeft rechtmatig plaatsgevonden. De vraag of deze subsidie rechtmatig door LSB is besteed kan pas worden beantwoord, nadat de verantwoording tussen de FNB en OCW heeft plaatsgevonden en de subsidie definitief is vastgesteld en eventueel een afrekening heeft plaatsgevonden. Vooruitlopend hierop leidt Twynstra Gudde uit de jaarrekening van LSB af dat de subsidie ten goede is gekomen aan activiteiten van LSB.

Twynstra Gudde merkt voorts op dat vanuit de verschillende rollen c.q. functies de externe projectleider verschillende belangen heeft gehad. De externe projectleider vervulde deze functie, maar was daarnaast actief met de verkoop van zijn eigen consultancy-bedrijf. Tevens vervulde hij de functie van secretaris in de Raad van Bestuur van Stivor. Hierdoor heeft hij invloed gehad op het besluitvormingstraject met betrekking tot de aanbesteding van de externe inhuur voor het vervullen van de functie van directeur Stivor. Twynstra Gudde merkt daarbij op dat door de externe projectleider geen maatregelen zijn genomen om de belangenverstrengeling te vermijden. De externe projectleider heeft de belangenverstrengeling bij de opdrachtgever gemeld. In het onderzoek is niet geconstateerd dat de verschillende functies van de externe projectleider tot nadelige gevolgen hebben geleid voor de vervulling van deze functie. Gegeven de aard en rol van de functies van de OCW-projectleider had deze geen mandaat tot zelfstandig handelen. De externe projectleider had geen bevoegdheden die konden worden aangewend om er zelf financieel beter van te worden. Twynstra Gudde stelt dan ook vast dat er geen sprake is van onoorbare zelfverrijking.

Reactie OCW

Het onderzoek toont aan dat ten aanzien van de Europese aanbestedingsregels en het voorkomen van belangenverstrengeling onvoldoende zorgvuldig is gehandeld en verbeteringen mogelijk en nodig zijn. Ik neem met name deze conclusies ter harte. Binnen het ministerie zijn reeds maatregelen getroffen die onzorgvuldigheden zoals deze in de toekomst voorkomen. Deels bent u daar reeds over geïnformeerd via het jaarverslag 2003 en het rapport daarbij van de Algemene Rekenkamer (TK 2003–2004 29 540, nr. 16 en 17) en via het antwoord op de Kamervragen van het lid Azough van 17 juni 2004 met kenmerk 2030416070. Het betreft onder andere de volgende maatregelen:

• De verantwoordelijkheidsverdeling bij contractbeheer is verduidelijkt. Er is een instructie uitgebracht die ingaat op de elementen van het contractbeheer die voor het lijnmanagement van belang zijn en op de specifieke rol die de ondersteunende directies bij het contactbeheer hebben. In deze richtlijn is aangegeven dat gebruik dient te worden gemaakt van de afgesloten raamovereenkomsten en modelcontracten. Indien er geen raamcontract is afgesloten voor de betreffende goederen of diensten is het uitgangspunt dat er tenminste drie offertes moeten worden aangevraagd. In het verwervingsdossier moet dit worden gedocumenteerd. Om een zorgvuldige selectie te garanderen dienen de offertes voor grote aankopen door tenminste drie functionarissen met verschillende verantwoordelijkheden te worden beoordeeld. In het modelcontract is opgenomen dat indien een opdrachtnemer gebruik maakt van een onderaannemer hij hier vooraf schriftelijk toestemming voor dient te vragen. Op deze manier is het mogelijk verschillende belangen van de opdrachtnemer te onderscheiden en zonodig belangenverstrengeling voorkomen.

• Vanuit de verantwoordelijkheid van de Coördinerend Directeur Inkoop is vooraf geïnventariseerd welke grote aankopen (> € 50 000,-) er voor de eerste helft van 2005 zijn voorzien. Met ingang van 2005 is in de planning en controlcyclus van het departement voorzien in een periodieke rapportage van voorgenomen grote aankopen. Op basis van deze rapportage wordt met directies overlegd over de wijze waarop deze worden aanbesteed. Op deze manier kan onder meer tijdig worden toegezien op een juiste toepassing van de (Europese) aanbestedingsregelgeving.

• Alle directies van het bestuursdepartement zijn verplicht om per 1 januari 2005 gebruik te gaan maken van het Contracten registratie en informatiesysteem. De buitendiensten zullen in het eerste kwartaal van 2005 volgen. In dit systeem wordt vastgelegd welke contracten er door welke directies worden gesloten. Omdat het systeem ook toegankelijk is voor de concerncontroller, dit is de directeur Financieel Economische Zaken, en de Auditdienst wordt het mogelijk voor de directie Financieel Economische Zaken en de Auditdienst om achteraf sluitend toezicht te houden.

Tenslotte

Het is van belang dat de verdere gang van zaken bij de FNB goed wordt begeleid. Uiteindelijk gaat het ons in dit kader allen om een goed en efficiënt functionerende bibliotheekvoorziening voor blinden en slechtzienden. De doelstelling van de genoemde herstructurering is om op zo efficiënt mogelijke wijze een hoogwaardige bibliothecaire dienstverlening te bieden aan de doelgroep blinden en slechtzienden. De herstructurering van de blindenbibliotheken vindt plaats in samenhang met en in aansluiting op de vernieuwing van het stelsel van openbare bibliotheken. Om de herstructurering van de bibliotheekvoorziening blinden en slechtzienden definitief in goede banen te leiden is een aantal lijnen uitgezet.

• Twynstra Gudde heeft geen antwoord kunnen geven op de vraag of de subsidie rechtmatig door LSB is besteed, omdat de verantwoording tussen de FNB en OCW nog niet heeft plaatsgevonden en eventueel tot afrekening is overgegaan. Ik heb de Auditdienst van OCW gevraagd hier onderzoek naar te doen.

• Begin 2005 zal een nieuwe Raad van Toezicht worden benoemd. Deze zal de reorganisatie van de FNB in samenhang met de herstructurering van het stelsel als geheel, verder begeleiden. De statuten van de FNB zullen worden herzien waarbij meer evenwicht zal worden gecreëerd in de bevoegdheden van Raad van Toezicht en de directie van FNB. De interim Raad van Toezicht heeft in 2004 reeds een belangrijke aanzet tot deze herziening geleverd. Zo heeft deze Raad van Toezicht twee onafhankelijke onderzoeken laten uitvoeren, die hebben aangetoond dat er op korte termijn een reorganisatie noodzakelijk is opdat de dienstverlening aan blinden en slechtzienden doorgang kan vinden tegen een acceptabel kostenniveau.

• De afronding van de herstructurering van de bibliotheekvoorziening voor blinden en slechtzienden wordt, in lijn met het Rijksvoorzieningen plan 2002–2004, voorbereid in de eerste helft van 2005. Het huidige Rijksvoorzieningenplan is toepasbaar verklaard op 2005. In het najaar van 2005 zal aan uw Kamer een Rijksvoorzieningen plan voor de periode 2006–2008 worden aangeboden.

Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. C. van der Laan


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven