28 325
Bouwregelgeving 2002–2006

nr. 60
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2007

Hierbij bied ik u het rapport «Dieper duiken in het schuim» aan1. Het is het resultaat van een recent afgerond onderzoek van de VROM-Inspectie. Dit onderzoek richt zich op de veiligheid en naleving van regels bij bedrijven met een zogeheten Hi-Ex inside air brandblusinstallatie (een type automatische schuimblusinstallatie). Het betreft bedrijven met opslag van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen in opslagloodsen waar de gemeente of de provincie het bevoegd gezag is. Aanleiding voor dit onderzoek is de vraag of voldoende lering is getrokken uit de brand bij het afvalbedrijf ATF te Drachten in 2000. Die brand kon destijds niet goed onder controle worden gekregen omdat de aanwezige Hi-Ex installatie niet geschikt was voor een deel van de opgeslagen stoffen en omdat niet alle veiligheidsborgingen in orde waren.

Resultaten en conclusies

Het onderzoek van de Inspectie richt zich op 26 van de circa 200 bedrijven met opslag van gevaarlijke stoffen in combinatie met een Hi-Ex installatie en op de rol van het bevoegd gezag (vergunningverlening en toezicht). Deze steekproef geeft een indicatie van de landelijke situatie.

Uit het onderzoek blijkt dat bij de onderzochte bedrijven de veilige werking van de brandblusinstallatie vaak onvoldoende is zeker gesteld. De vereiste keuringen door geaccrediteerde inspectie-instellingen blijken maar in de helft van de gevallen plaats te vinden. In een kleine helft van de gevallen zijn stoffen aanwezig (geweest) die niet met een Hi-Ex inside air installatie zijn te blussen. Ook is gebleken dat de milieuvergunningen in de meeste gevallen op essentiële onderdelen ontoereikend zijn. Door het ontbreken van adequate vergunningen kan de veiligheidsborging van de brandblusinstallaties niet worden afgedwongen door middel van toezicht door de overheid. De resultaten van dit onderzoek bevestigen daarmee dat de kwaliteit en de professionaliteit van de uitvoeringsorganisatie bij bevoegde gezagen op dit punt belangrijke verbetering behoeft.

Dit overziende, concludeer ik dat de (externe) veiligheid bij deze bedrijven momenteel nog onvoldoende is zekergesteld.

Vervolgtraject

Bij de 26 onderzochte bedrijven volgt de VROM-Inspectie op de voet hoe het bevoegd gezag de geconstateerde omissies aanpakt. De Inspectie zal bevorderen dat daar waar nodig de veiligheid zo snel mogelijk wordt zeker gesteld. Bovendien zal de Inspectie de overige bedrijven rechtstreeks benaderen en het bevoegd gezag stimuleren dat de vergunningverlening en het toezicht zonodig beter worden uitgevoerd.

Ik zal u middels het Voortgangsbericht Externe Veiligheid 2008 van de resultaten op de hoogte stellen.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven