28 325
Bouwregelgeving 2002–2006

nr. 100
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 januari 2009

Hierbij wil ik u informeren over het vonnis dat op 31 december jongstleden is gewezen in de zaak van Knooble B.V. tegen de Staat der Nederlanden. Afschrift van dit vonnis is bijgevoegd.1 In de pers is reeds aandacht aan dit vonnis gegeven. Ook heb ik kennis genomen van de vragen van de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie van 13 januari 2009. (2009Z00287/2009D00735)

In het vonnis overweegt de rechtbank kort gezegd dat de NEN-normen waarnaar in het Bouwbesluit 2003 en de Regeling Bouwbesluit 2003 wordt verwezen, een algemeen verbindend karakter verkrijgen. Dit betekent volgens de rechtbank dat de inhoud van deze NEN-normen overeenkomstig de bepalingen van de Bekendmakingswet moet worden bekendgemaakt in het Staatsblad en de Staatscourant. Vanwege het feit dat dit niet is gebeurd, stelt de rechtbank dat de bepalingen van genoemde bouwregelgeving, voor zover daarin naar NEN-normen wordt verwezen, niet verbindend zijn.

Bij de totstandkoming van de Bekendmakingswet heeft de wetgever zich rekenschap gegeven van de mogelijkheid van verwijzing naar NEN-normen en heeft geoordeeld dat verwijzing naar dergelijke normen in het algemeen een gelijkwaardige wijze van publicatie is. In de Aanwijzingen voor de regelgeving is dit uitgangspunt ook neergelegd (Aanwijzing 190). Teneinde zekerheid te verkrijgen over deze verwijzingsmogelijkheid is het daarom aangewezen om hoger beroep in te stellen. Het vonnis zal door het hoger beroep (vooralsnog) geen kracht van gewijsde krijgen. Het vonnis geldt overigens alleen tussen de Staat en de partij die de procedure heeft aangespannen. Omdat verwijzing naar private normen ook elders in de wetgeving niet onbekend is, zal in de tussentijd een inventarisatie plaatsvinden, op basis waarvan bekeken kan worden of aanvullende maatregelen nodig zijn. In interdepartementaal verband zal tevens nader bestudeerd worden wat de precieze gevolgen van het vonnis onder andere voor de bouwregelgeving zijn. Over de uitkomsten hiervan wordt u nader geïnformeerd.

Een gelijkluidende brief zend ik aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. E. van der Laan


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven