28 323
Interpellatie inzake goedkeuring privatisering energiedistributiebedrijven

nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 15 april 2002

Op 9 april 2002 is door de leden Crone, Van den Akker, Van Walsem en Vendrik een motie ingediend inzake goedkeuring privatisering energiedistributiebedrijven (Kamerstukken II 2001/2002, 28 323, nr. 1). Deze motie is op 11 april jl. aangenomen. Bij de stemming over deze motie heeft u mij verzocht de kabinetsreactie op bovengenoemde motie uiterlijk 15 april 2002 te geven.

Het is mij niet mogelijk om op deze korte termijn een kabinetsreactie op bovengenoemde motie te sturen, gelet op de mogelijk grote gevolgen die aan uitvoering van de motie verbonden zijn. Ik vind het van belang mij gedegen en uitvoerig te laten adviseren omtrent in het bijzonder de juridische consequenties van het uitvoeren van de motie. Ik zal daartoe bevorderen dat de Raad van State nog deze week op dit punt om advies wordt gevraagd. Het resultaat daarvan en het eindoordeel over de motie zal ik in het kabinet bespreken. Daarna zal ik u mijn reactie op de motie sturen. Belanghebbende partijen, waaronder IPO en VNG, zal ik bij mijn oordeelsvorming betrekken.

Tot die tijd is wat mij betreft het nemen van besluiten inzake de nu voorliggende en na heden mogelijk nog door mij te ontvangen verzoeken nog niet aan de orde, mede gelet op het feit dat ik hierover nog intern en extern technisch advies zal ontvangen. Het kabinet steunt mij in deze aanpak.

Voor de volledigheid meld ik u dat ik inmiddels een instemmingsverzoek inzake de verkoop van Intergas (5 april 2002) en een hernieuwd instemmingsverzoek inzake de verkoop van REMU (12 april 2002) heb ontvangen. De technische advisering over deze verzoeken zal evenwel doorgang vinden.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven