28 286 Dierenwelzijn

Nr. 651 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 oktober 2013

Dierenwelzijn is belangrijk en leeft breed onder de bevolking. Aangemoedigd, geprikkeld en gesteund door maatschappelijke organisaties en overheid hebben sector, keten en markt afgelopen jaren veel verbeteringen doorgevoerd. Dierenwelzijn is een integraal onderdeel van de bedrijfsvoering in de veehouderij. Veehouders werken dagelijks en met veel aandacht gemotiveerd aan de verduurzaming van de veehouderij. Die lijn zetten we zoals beschreven in het regeerakkoord, komende jaren door.

Ik vind een respectvolle omgang met dieren belangrijk en zie dierenwelzijn als een integraal onderdeel van een duurzame (vee)houderij. Vanuit dat uitgangspunt heb ik in de eerste helft van dit jaar een aantal maatregelen in gang gezet.

In deze brief schets ik die resultaten en geef ik aan waar ik komende jaren van plan ben de focus te leggen. Daarbij heb ik gekeken naar thema’s waar energie zit van zowel sector, overheid als maatschappelijk veld. En waar we stappen vooruit kunnen zetten.

De verantwoordelijkheid voor een goed dierenwelzijn ligt primair bij de houder van het dier. Houders pakken deze verantwoordelijkheid goed op. Maar ook voor andere partijen, bijvoorbeeld in de keten, is een belangrijke rol weggelegd. Zij kunnen adviseren, ondersteunen en mogelijkheden scheppen en daarmee verbeteringen in dierenwelzijn versnellen. Ik sta voor een gezamenlijke aanpak waarin ieder zijn of haar verantwoordelijkheid neemt.

Het verbeteren van dierenwelzijn is een continu proces, beïnvloed door tijdsgeest en sterk verbonden met het doel waarvoor we de dieren houden. In deze brief maak ik daarom onderscheid tussen landbouwhuisdieren, gezelschapsdieren en vissen.

Internationaal

Europa

Op dierenwelzijnsgebied behoort Nederland tot de koplopers. Van belang is dat de hoge ambities van Nederland op het vlak van dierenwelzijn ook hun weerslag krijgen in Europese regels. Dit is niet alleen belangrijk voor eerlijke concurrentieverhoudingen binnen de EU (level playing field) maar ook voor de verbetering van het dierenwelzijn in andere EU-lidstaten.

Tijdens het werkbezoek van eurocommissaris Borg aan Nederland op 30 september jl. heb ik daar nadrukkelijk aandacht voor gevraagd. Met name heb ik daarbij gewezen op de noodzaak om bij de voorziene nieuwe kaderwet dierenwelzijn ook in EU-verband toe te werken naar het stoppen met ingrepen bij pluimvee.

Voorts heb ik wederom krachtig gepleit voor verkorting van de transportduur tot acht uur voor dieren bestemd voor de slacht.

Daarnaast levert Nederland een actieve bijdrage aan de invulling van EU-richtsnoeren. Deze zijn bedoeld als leidraad voor de controleautoriteiten, houders, voorlichters en dierenartsen en moeten de naleving van de Europese regelgeving verbeteren. Op dit moment wordt gewerkt aan een richtsnoer voor de welzijnsrichtlijn varkens en er wordt overwogen om ook richtsnoeren op te stellen voor de bescherming van dieren tijdens transport en het doden.

Mondiaal

In mondiaal verband lever ik een bijdrage aan het versterken en uitbreiden van dierenwelzijnsaanbevelingen van de werelddiergezondheidsorganisatie OIE. Er zijn op dit moment standaarden voor vleesvee, vleeskuikens, transport en doden van dieren en naar verwachting komen er ook aanbevelingen voor melkvee en varkens.

Daarnaast zet de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking via de Europese Unie in op samenwerking en afspraken over dierenwelzijn in handelsakkoorden met derde landen en het in WTO-verband volwaardig erkend krijgen van dierenwelzijn als «non trade concern». Hierbij zetten we in op een aanpassing van het WTO-verdrag op dit punt in de lopende en komende onderhandelingsrondes.

Moties en toezeggingen

Met deze brief geef ik tevens verdere invulling aan:

  • Toezegging uit het notaoverleg Wet Dieren (Kamerstuk 31 389, nr. 125) dat in deze brief wordt ingegaan over hoe om te gaan met ingrepen. Het betreft hier specifiek de ingrepen ten aanzien van de medische noodzaak van onthoornen, de neusring bij mannelijke varkens en runderen en motie over vriesbranden en pneumatisch merken.

  • Toezegging uit de begrotingsbehandeling van 24 januari jl. (Handelingen II 2012/13, nr. 44, item 4, blz. 7–28 en item 10, blz. 37–75) om in deze brief ook in te gaan op koudmerken.

  • Toezegging uit het notaoverleg Wet Dieren van 25 maart jl. (Kamerstuk 31 389, nr. 125) en het AO opvang van dieren van 20 november jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 607) om in de beleidsbrief dierenwelzijn tevens in te gaan op verkoop van dieren op internet, tentoonstellingen, beurzen, tuincentra en andere plaatsen dan gecertificeerde dierenspeciaalzaken.

  • Motie van Gerven (Kamerstuk 28 286, nr. 586) waarin de regering wordt verzocht in gesprek te gaan met Marktplaats en een plan op te stellen en naar de Kamer te sturen om in Nederland de handel in wilde dieren via internet te stoppen.

  • Motie Ouwehand/Van Dekken (Kamerstuk 28 286, nr. 606) waarin de regering wordt verzocht in gesprek te gaan met gemeenten over hun taak inzake de dierenopvangcentra.

  • Motie Thieme (Kamerstuk 33 400-XIII, nr. 105) waarin de regering wordt verzocht onderzoek te doen naar mogelijkheden om de transporten met slachtvee binnen Nederland of vanuit Nederland aan een maximum in transportduur te binden.

  • Toezegging uit de begrotingsbehandeling van 24 januari jl. om lange afstandtransporten van dieren in EU agenderen.

  • Toezegging uit het notaoverleg Wet Dieren van 25 maart jl. dat het onderzoek naar het fokken van rassen met erfelijke aandoeningen wordt uitgebreid met onder andere de Cavalier King Charles Spaniël.

  • Motie Thieme (Kamerstuk 33 400-XIII, nr. 108) over onderzoek naar het fokken van dieren met erfelijke aandoeningen.

Stappen vooruit

De eerste helft van 2013 heb ik de volgende stappen gezet.

  • De positieflijst voor zoogdieren treedt met ingang van 1 januari 2014 in werking. Eind 2014 kom ik met een voorstel voor de positieflijst vogels en reptielen.

  • De totstandkoming van de besluiten houders van dieren, gezelschapsdieren en diergeneeskundigen. Deze besluiten brengen een aantal belangrijke vernieuwingen. Zo moet iedereen die een dier houdt voldoen aan algemene huisvesting- en verzorgingsnormen; gelden voor fokkers, handelaren en asielen die gezelschapsdieren fokken en houden eisen waar minimaal aan voldaan moet worden en ontstaat de mogelijkheid om bestuurlijke boetes uit te delen bij overtreding van dierenwelzijnsregels. Ook wordt het verboden om vogels te leewieken (1 januari 2018) en bijklauwtjes bij honden te verwijderen (1 januari 2014). Over de stand van zaken met betrekking tot de Wet Dieren heb ik u geïnformeerd in mijn brief van 12 september jl. over verslag van een schriftelijk overleg over ingrepen bij pluimvee (Kamerstuk 31 389, nr. 132).

  • Voor de handhaving van o.a. de positieflijst en besluit gezelschapsdieren gaat er jaarlijks € 1,6 miljoen euro naar de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming.

  • De invoering van een verplichte Identificatie en Registratie van honden per 1 april 2013, waarmee onder andere de malafide handel in honden beter aangepakt kan worden.

  • Met ingang van 1 januari 2014 worden de toezichtsfaciliteiten die zijn verleend aan het kwaliteitsysteem QLL ingetrokken, tenzij de sector het kwaliteitssysteem en het toezicht daarop voor die tijd aantoonbaar in orde heeft.

  • Het uitfaseren van ingrepen in de pluimveesector is versneld. Hierover heb ik u op 9 juni jl een brief gestuurd (Kamerstuk 31 389, nr. 129).

  • Over het in het Regeerakkoord opgenomen verbod op wilde dieren in het circus zal ik uw Kamer nog nader informeren.

Een belangrijke stap die het afgelopen half jaar door het bedrijfsleven is gezet, vormen de afspraken over het op weg naar 2020 omhoog brengen van het basisniveau van dierenwelzijn van varkens- en pluimveevlees in de Nederlandse supermarkten. De sector en Centraal Bureau Levensmiddelen hebben dit afgesproken in de inkoopspecificaties voor varkens- en pluimveevlees. Voor varkens gaat dat naar niveau 1 van het Beter Leven Kenmerk.

Landbouwhuisdieren

Oplossingen voor het ongerief bij landbouwhuisdieren moeten in samenhang met andere ontwikkelingen in de veehouderij gevonden worden. Sector en keten werken hieraan via initiatieven zoals Het Verbond van Den Bosch, de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV), de Duurzame Zuivelketen en de Visie Samenwerkende Varkensvleesketen. Daarbij maken boeren, slachterijen, supermarkten en maatschappelijke organisaties onderling afspraken om dierenwelzijn ook via het marktspoor te verbeteren.

Ik realiseer mij dat het verder verankeren van dierenwelzijn in een duurzame veehouderij geen eenvoudige opgave is. Verbetering van het welzijn vraagt vaak om aanpassing van huisvesting en management en daarbij lijkt dierenwelzijn soms op gespannen voet te staan met andere duurzaamheidvraagstukken zoals efficiënt grondgebruik en milieu. De ontwikkeling van nieuwe veehouderijsystemen zoals de Rondeel (legkippen) en de Windstreekstal (vleeskuikens), de vrijloopstal (melkvee) en nieuwe kraamhokken voor zeugen (Prodromi) laten zien dat met goede huisvesting en management veel winst te behalen valt voor dierenwelzijn, diergezondheid, antibioticagebruik en milieu. De winst voor dierenwelzijn zit vooral in zaken als het kunnen vertonen van natuurlijk gedrag, het zoveel mogelijk beperken van ingrepen en vermindering van pootproblemen en een langer leven met minder gezondheidsproblemen. Feit is dat wijziging van (delen van) systemen tijdrovend, kostbaar en complex is. Goede vermarkting, het zoeken naar nieuwe onderscheidende marktconcepten, zoals ook aangegeven in het rapport Winstgevend welzijn van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA), en het maken van afspraken tussen boeren, ketenpartijen en retail moeten dat mogelijk maken en moeten leiden tot een goed verdienmodel.

Net als de ketenpartijen verenigd in de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij en de Visie Samenwerkende Varkensvleesketen zie ik het verminderen van ingrepen als één van de graadmeters voor een duurzame veehouderij. In systemen waar dieren voldoende afleiding en ruimte hebben en hun natuurlijk gedrag kunnen uitoefenen, is er minder noodzaak om ingrepen te verrichten.

De pluimveesector en de varkenssector zijn al actief en hebben afspraken gemaakt over vrijwel alle in die sectoren voorkomende ingrepen.

De Raad voor Dierenaangelegenheden heb ik gevraagd een afwegingskader voor ingrepen op te stellen (bijgevoegd)1. De meest voorkomende ingrepen die nog niet door de sector zijn opgepakt, heb ik aan de hand van het rapport bekeken. Met de sectoren heb ik afspraken gemaakt over het verminderen dan wel uitfaseren van deze ingrepen.

Varkens

In juni dit jaar is door de varkensketen de Verklaring van Dalfsen ondertekend met als doel het op termijn op een verantwoorde manier stoppen met couperen van biggenstaarten. Deze aanpak is vergelijkbaar met de Verklaring van Noordwijk uit 2007 die de ambitie beschrijft om in 2015 in Nederland verantwoord en volledig te stoppen met het castreren van mannelijke varkens. Dit initiatief kreeg in Europa navolging met de verklaring van Brussel die ambieert dat er in 2018 in de EU wordt gestopt met het castreren van mannelijke varkens. Via de recent vastgestelde CBL- inkoopspecificaties wordt, naast eisen aan couperen en castreren, het vijlen van hoektanden bij biggen per 1 januari 2015 uitgesloten. Ik omarm deze initiatieven en ondersteun ze onder andere door financiering van onderzoek.

Neusringen bij mannelijke fokvarkens worden verboden omdat de ingreep het welzijn en de integriteit van het dier aantast en er geen noodzaak is voor mens of dier. Ik zal hiertoe het Besluit diergeneeskundigen aanpassen.

Melkvee

Kalveren die worden ingezet ter vervanging van de melkveestapel worden onthoornd. Dat gebeurt in de gangbare veehouderij onder andere vanwege de veiligheid voor de houder en om beschadigingen aan soortgenoten te voorkomen in de stalperiode.

Met de melkveesector heb ik afgesproken dat onthoornen vanwege het veiligheidsaspect vooralsnog blijft toegestaan. Het moet dan wel zo diervriendelijk mogelijk gebeuren, wat betekent dat voorafgaand aan de ingreep en/of bij nabehandeling pijnbestrijding wordt gegeven. Dit is naast de verplichte verdoving bij het onthoornen, welke door de dierenarts wordt gegeven. De sector en de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) maken op basis van een goede analyse van kennis en mogelijkheden van pijnbestrijding bij ingrepen aan dieren hierover afspraken. Daarbij wordt bezien of het toedienen van de pijnbestrijding onder voorwaarden door de houder zelf kan worden gedaan (UDD-regelgeving). Het toedienen van pijnstilling heeft ook positieve invloed op een snel herstel en minder gebruik van antibiotica.

Tegelijkertijd zal de sector zoeken naar en inzetten op alternatieven. De sector werkt aan het versneld invoeren van hoornloze dieren (van oudsher bestaan er verschillende hoornloze rassen) en het ontwikkelen van andere houderijsystemen of vernieuwing van delen van bestaande stalsystemen waardoor onthoornen minder noodzakelijk wordt. In 2018 zal ik de afspraken evalueren.

Het koudmerken, waarbij een cijfer wordt bevroren op de huid, wordt momenteel nog door ongeveer 10% van de houders toegepast en is voor deze veehouders een managementtool om de dieren individueel te kunnen herkennen. Omdat deze ingreep niet noodzakelijk is vanuit mens of dier, wel de integriteit van het dier aantast en welzijnsvriendelijke alternatieven voorhanden zijn, vind ik een vrijstelling voor deze ingreep niet langer wenselijk. Ik zal deze daarom met ingang van 1 juni 2016 niet meer verlenen. Ik ga met de sector in gesprek over alternatieven voor het koudmerken. Ik ben dan ook bereid om in overleg met de sector hiervoor nader onderzoek te doen.

Het aanbrengen van een neusring bij stieren wordt uitgevoerd om volwassen fokstieren te kunnen hanteren in geval de veiligheid van de mens mogelijk in het geding komt. Ondanks dat de integriteit van het dier wordt aangetast blijft het daarom toegestaan. Sector en KNMvD maken, net als bij het onthoornen van melkvee, afspraken over pijnbestrijding.

Vleesvee

Bij twee vleesveerassen, Verbeterd Rood Bont en Belgisch Wit Blauw, kan 85 tot 90% van de dieren niet meer natuurlijk afkalven en is een keizersnede noodzakelijk. Door fokkerij is het bekken van de moeder verhoudingsgewijs te klein geworden voor het kalf. Bij de overige vleesveerassen (ongeveer 85% van de totale vleesveestapel) speelt dit vrijwel niet. Met een keizersnede worden geboortecomplicaties voorkomen, maar kan er sprake zijn van napijn en eventuele complicaties zoals ontstekingen, verklevingen en vergroeiingen.

Op dit moment is de ingreep vanuit het welzijn van koe en kalf noodzakelijk. Mijn standpunt is dat runderen natuurlijk moeten kunnen afkalven. Ik ben hierover in gesprek met de stamboeken van de twee betreffende vleesveerassen en LTO.

Zij begrijpen de ethische discussie over het toepassen van een routinematige keizersnede en zullen verder invulling geven aan de duurzame werkwijze van de vleesveesector (o.a. duurzame stalsystemen, weidegang en laag antibioticagebruik) door in januari 2014 te komen met een plan van aanpak om het routinematig toepassen van een keizersnede terug te dringen. Zij zoeken daarbij de samenwerking met partijen uit de keten en maatschappelijke organisaties. Indien het plan voldoende perspectiefvol is wil ik afspreken dat met deze twee rassen gefokt mag worden indien men aangesloten is bij een fokprogramma dat toewerkt naar een (snelle) toename van het aantal natuurlijke geboorten. Fokprogramma’s en aangeslotenen moeten erkend worden en daartoe zal ik het Besluit houders van dieren wijzigen. In 2018 volgt een evaluatie. Indien nodig overweeg ik bij onvoldoende voortgang alsnog over te gaan tot een fokverbod.

Geiten

Het onthoornen van geitenlammeren gebeurt in de gangbare veehouderij onder andere vanwege de veiligheid voor de houder, om huisvesting in de huidige houderijsystemen mogelijk te maken en beschadigingen aan zichzelf (bijvoorbeeld bij voerhekken) en soortgenoten te voorkomen.

Conform de situatie bij melkvee heb ik afgesproken dat het onthoornen vooralsnog blijft toegestaan. De sector maakt afspraken met de KNMvD over pijnbestrijding en zorgt voor een goede naleving en toezicht. Daarbij wordt eveneens bezien of het toedienen van de pijnbestrijding onder voorwaarden door de houder zelf kan worden gedaan (UDD-regelgeving). De sector zoekt tevens naar (huisvestings)alternatieven, onder andere in het door de sector en overheid gefinancierde RIO-project «Vooruit met de geit».

Lammeren die niet bestemd zijn voor de melkproductie mogen niet worden onthoornd. Toch gebeurt dat dikwijls op kinderboerderijen omdat dat veiliger geacht wordt voor de jonge bezoekers. In die situatie vind ik dat indien pijnbestrijding wordt toegepast acceptabel, temeer daar het gaat om kleine aantallen. Ik zal het toestaan van het onthoornen van lammeren op kinderboerderijen regelen in het Besluit Diergeneeskundigen.

Vissen

Net als bij landbouwhuisdieren is de sector eerstverantwoordelijke om het welzijn van vissen zo goed mogelijk te garanderen en te verankeren in een duurzame visserij en viskweek. De (kweek)vissector werkt aan het verbeteren van huisvesting en transport.

Een aandachtspunt is het bedwelmen en doden van vissen. Nader onderzoek is nodig voor bedwelmingmethoden voor de verschillende vissoorten. Daarom wordt in verschillende landen onderzoek gedaan, bijvoorbeeld naar bedwelmingsmethoden voor kweekvis en naar bedwelmingsmethoden aan boord van een vaartuig. Ik zal de komende periode middelen beschikbaar blijven stellen voor verder onderzoek.

Voor de meeste gekweekte vissoorten in Nederland zijn inmiddels ontwerpeisen voor bedwelmingsapparaten ontwikkeld. Vanaf 1 januari 2015 moeten, conform verzoek van uw Kamer, kweekpaling en paling gevangen in het wild worden bedwelmd voor het doden.

Het bedrijfsleven heeft samen met de Dierenbescherming, retail en WUR gewerkt aan het Beter Leven Kenmerk één ster voor de vissoorten meerval en tarbot. Naar verwachting zullen deze soorten met het keurmerk dit najaar in de schappen liggen. Dit is een belangrijk mijlpaal. Ik ben blij met dit initiatief en zal de keten verder blijven steunen om zo vis met twee en drie sterren van het Beter Leven Kenmerk mogelijk te maken. Ik wil met partijen verkennen of dit in combinatie met het ASC-keurmerk kan.

Gezelschapsdieren en hobbydieren

In Nederland worden zo’n dertig miljoen gezelschapsdieren gehouden. Naar schatting heeft 60 procent van alle huishoudens één of meer huisdieren. Fokken en verkopen gebeurt vooral door bedrijfsmatige houders, fokkers en handelaren. Een deel van de dieren wordt verkocht via internet. Jaarlijks wordt € 2,1 miljard uitgegeven aan voeding, opvang en verzorging.

Ik vind het belangrijk dat we werken aan het verbeteren van welzijn en gezondheid van gezelschapsdieren. Met aandacht voor juiste voeding en verzorging, aandacht voor het voorkómen van een teveel aan dieren (volle asielen, zwerfdieren), aandacht voor het verminderen van welzijnsaantasting door het fokken op extreme (uiterlijke) kenmerken.

De aankoop en verzorging van gezelschapsdieren; impulsaankopen

Een dier is eenvoudig aan te schaffen, er zijn veel verkooppunten. Van dierenspeciaalzaken tot internet en de buren om de hoek. Door deze laagdrempeligheid wordt de kans vergroot dat een dier gekocht wordt zonder dat goed gekeken is of het dier wel gezond is en zonder dat is nagedacht over de consequenties (kosten, verzorging) van de aankoop.

Om tot een meer zorgvuldige en bewuste aankoop te komen heb ik regels gesteld, draag ik bij aan voorlichting en worden er afspraken gemaakt door advertentiewebsites en andere relevante partijen.

In het besluit gezelschapsdieren zijn voor iedereen die dieren bedrijfsmatig verkoopt regels opgenomen die ertoe moeten leiden dat de kans dat mensen dieren in een opwelling kopen wordt verminderd en indien men toch een dier koopt voldoende geïnformeerd is. Daarbij maakt het niet uit of de verkoop gaat via de dierenspeciaalzaak, het tuincentrum, of via een tentoonstelling:

  • dieren mogen niet in een etalage van een winkelruimte geplaatst worden

  • geen verkoop aan kinderen onder de 16 jaar

  • de verkoper moet vakbekwaam zijn en bij de verkoop schriftelijke informatie verstrekken over het dier

Ik ben ervan overtuigd dat voorlichting en bewustwording een belangrijk instrument blijft in de verbetering van het welzijn van gezelschapsdieren. Ik wil mijn inzet ook in de toekomst via het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren (LICG) laten lopen. Samen met het LICG en andere betrokken partijen wil ik bezien aan welke projecten of campagnes prioriteit moet worden gegeven en wie daar welke bijdrage aan gaat leveren.

Recent heb ik een onderzoek gefinancierd naar aankoopmotieven voor gezelschapsdieren «Liefde maakt blind?» (bijgevoegd). Het LICG, sectorpartijen en maatschappelijke organisaties kunnen bij het bedenken van acties en campagnes gebruik maken van dit rapport.

Een deel van de dieren wordt verhandeld via internet, waaronder een groot aantal via advertentiesite Marktplaats. Uit een onderzoek van 2006 blijkt dat in twee weken tijd 86.000 dieren werden aangeboden via internet met een geschatte waarde van 9 miljoen euro. Voor aanbieders van dieren, online en offline, ligt er dan ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid om te zorgen dat de dieren op een verantwoorde manier verhandeld worden.

De Nederlandse grote advertentiesites pakken deze verantwoordelijkheid op en werken aan afspraken over juiste en tijdige informatievoorziening over onder andere kosten, verzorging en huisvesting en de geldende wettelijke eisen. Deze afspraken gaan over de verhandeling van dieren via internet in Nederland. De Dierenbescherming wordt bij dit proces betrokken.

Fokken van gezonde dieren

Bij het fokken van gezelschapsdieren spelen uiterlijke kenmerken een grote rol. Dat wordt een probleem als gefokt wordt op (uiterlijke) kenmerken die welzijnsaantasting met zich meebrengen zoals de ademhalingsproblemen die ontstaan bij kortschedelige honden- en kattenrassen. Deze problemen treden vooral op in de hondenfokkerij.

Om het fokken van gezonde dieren te bevorderen heb ik regels gesteld, laat ik onderzoek doen en ben ik in gesprek met sectorpartijen en maatschappelijke organisaties.

Het besluit gezelschapsdieren stelt regels aan fokkers van gezelschapsdieren. Fokkers dienen gezondheids- en welzijnsproblemen ten gevolge van fokkerij bij ouderdieren en nakomelingen te voorkomen.

In 2013 en 2014 zullen de resultaten van onderzoek naar de fokkerijproblematiek van vier rassen worden opgeleverd. Het betreft de hondenrassen Franse Bulldog, Chihuahua, de Labrador Retriever en de Perzische kat. Daarnaast zullen nog vier rassen onderzocht worden, waaronder de Cavalier King Charles Spaniël.

De onderzoeken dienen als basis voor private partijen om gezonde dieren te fokken volgens de in het besluit gezelschapsdieren gestelde regels (aanbodkant) en voor bewustwording bij een breder publiek (vraagkant).

De Raad van Beheer op Kynologisch gebied KNMvD, Faculteit Diergeneeskunde Utrecht en Wageningen Universiteit zullen in oktober a.s. een intentieverklaring ondertekenen. In de intentieverklaring staat dat in mei 2014 een breed gedragen projectplan gereed zal zijn, met concrete maatregelen die gedrag, welzijn en gezondheid van de hond in Nederland moeten gaan verbeteren. De Dierenbescherming zal als kritische participant aan dit proces deelnemen.

Ik ben blij dat de sector in samenspraak met andere partijen stappen zet om de fokkerij zelf te reguleren. Ik ondersteun de intentieverklaring en zal de uitvoering van de acties uit het plan financieel ondersteunen. Mede gelet op het initiatief van de sector overweeg ik op dit moment geen fokkerijverbod voor specifieke probleemrassen.

Routinematige keizersneden bij hondenrassen die niet natuurlijk kunnen jongen

Bij een aantal hondenrassen zoals de Engelse Bulldog kunnen de pups door het gevoerde fokbeleid vrijwel alleen nog via een keizersnede ter wereld komen. De ingreep is vanuit het welzijn van moederdier en pups dan noodzakelijk. Toch moet aan deze routinematige keizersneden een einde komen. Ik vind de onderliggende oorzaak niet aanvaardbaar en vind dat honden in staat moeten zijn op een natuurlijk manier te jongen. De sector zal daarom via een fokprogramma toe moeten werken naar dieren die natuurlijk jongen.

Opvang van dieren

Mede als gevolg van meldnummer 144 is de behoefte aan opvang van dieren gegroeid. Dit vraagt financiële middelen en vooral ook creativiteit van alle betrokken partijen om dieren zo snel mogelijk weer een goed permanent onderkomen te geven.

Met betrokken en medeverantwoordelijke partijen zal ik komende tijd verder verkennen hoe hier stappen kunnen worden gezet. Ik juich initiatieven van de Dierenbescherming toe om dieren uit de opvang een goed nieuw onderkomen te bezorgen. Dat geldt ook voor tal van initiatieven op lokaal niveau met inzet van veel vrijwilligers om een goede opvang te regelen.

Ik zal een toekomstige pilot van de Dierenbescherming en Dibevo ondersteunen waarin verkend wordt of dierenwinkels hun dieren kunnen inkopen bij de opvang in plaats van bij een groothandel. Hiermee wordt beoogd om dieren een tweede kans te gunnen en kan worden voorkomen dat dieren worden gefokt om vervolgens in overvolle asielen en opvangplaatsen terecht te komen.

In het kader van het convenant Dierenhulpverlening is afgelopen jaren veel werk verricht om de noodhulp te verbeteren en het netwerk te professionaliseren. Zo hebben de Dierenbescherming en de Federatie Dierenambulances Nederland (FDN) gewerkt aan een keurmerk voor dierenambulances. Om de effectiviteit van het netwerk te verhogen en te komen tot een landelijk dekkend netwerk werk ik met betrokken partijen aan heldere afspraken. Met de gemeenten zal ik ook praten over de financiering van de opvang van gevonden dieren. Hierbij betrek ik de Dierenbescherming.

De gezelschapsdierensector is in 2011 voor het laatst in kaart gebracht 2.

Ter uitvoering van de motie Ouwehand en Van Dekken (28 286 nr. 601) zal ik dit onderzoek periodiek herhalen en eind 2014 een nieuw onderzoek laten uitvoeren.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Feiten & cijfers in de gezelschapsdierensector 2011, HAS Kennistransfer, Hogeschool HAS Den Bosch.

Naar boven