28 286 Dierenwelzijn

Nr. 546 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 februari 2012

Naar aanleiding van mijn eerdere toezeggingen op het gebied van welzijn kleine sectoren (waterbuffels, herten en struisvolgels) en van welzijnsindicatoren dierentuindieren informeer ik u hieromtrent als volgt.

Welzijn kleine sectoren

Tijdens het Algemeen Overleg Dierhouderij op 2 februari 2011 heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over het al dan niet instellen van algemene voorschriften voor de kleine sectoren (waterbuffels, herten, struisvogels).

In mijn brief van 1 februari 2011 (TK 28 286, nr. 468) had ik al aangegeven dat ik voor herten en struisvogels op dat moment geen aanleiding zag om aanvullende regels te stellen naast de algemeen geldende welzijnswetgeving. Daarin is geen verandering gekomen.

Voor wat betreft de waterbuffels is het in de brief genoemde onderzoek inmiddels afgerond. Het door Wageningen Universiteit en Researchcentre opgestelde rapport «(Koel)water voor waterbuffels; noodzaak onder NL-omstandigheiden?» treft u bijgevoegd aan.1 Uit dat onderzoek, waar bijna alle buffelhouders constructief aan hebben meegewerkt, blijkt dat in het Nederlandse klimaat geen noodzaak is tot water ter verkoeling van de dieren. Voor wat betreft de mogelijke sociale functie van toegang tot water is het aan de houders zelf om daaraan op hun bedrijf tegemoet te komen.

Ik zie daarom voor de buffelsector, net zoals voor de andere twee genoemde kleine sectoren, geen aanleiding om aanvullende voorschriften te stellen.

Welzijnsindicatoren dierentuindieren

Op 15 februari 2011 heb ik tijdens het VAO Dierhouderij toegezegd om een onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden om welzijnsindicatoren te ontwikkelen voor dieren in dierentuinen en daarbij de kosten van de welzijnsindicatoren en het nut af te wegen.

Bijgevoegd is het door Wageningen Universiteit en Researchcentre opgestelde onderzoekrapport «Welzijnsindicatoren voor dierentuindieren; mogelijkheden voor ontwikkeling van indicatoren».1

Het onderzoek is breed ingezet om de diverse mogelijkheden te inventariseren om welzijnsindicatoren te ontwikkelen. De onderzoeker heeft daarbij samengewerkt met een klankbordgroep bestaande uitdierentuindeskundigen. Uit het rapport blijkt dat er veel onderzoek wordt gedaan naar welzijnsindicatoren van dierentuindieren. Geconcludeerd wordt dat het niet onmogelijk is om welzijnsindicatoren en welzijnsindexen voor dierentuindieren te ontwikkelen. Om welzijn van dierentuindieren in te kunnen schatten, moeten welzijnsindicatoren verder ontwikkeld worden. Een combinatie van enkele welzijnsindicatoren of welzijnsindexen geven het meest betrouwbare resultaat. Door de veelheid aan soorten en verschillen tussen verblijven is de ontwikkeling mogelijk een tijdrovende en kostbare onderneming.

Het onderzoeksrapport geeft tien onderzoekscenario’s. Vier scenario’s en een combinatie van scenario’s zijn opgenomen in het advies en de aanbevelingen voor verder onderzoek. Als eerste prioriteit voor vervolgonderzoek wordt het onderzoek naar stereotypieën van dierentuindieren aanbevolen. Voor enkele grote zoogdieren, vooral de olifant, is al veel op dit gebied uitgezocht, maar voor veel diersoorten zijn de stereotypieën onduidelijk. Registratie en validatie van stereotypieën kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het welzijn van dierentuindieren. De indicator kan worden gebruikt door het dagelijkse management in dierentuinen. Het onderzoek naar stereotypieën heeft hoge prioriteit bij de onderzoeker en de dierentuindeskundigen. Er is behoefte aan deze informatie. Dat is belangrijk voor het gebruik van de indicatoren straks. De kosten kunnen in de hand gehouden worden door het onderzoek te starten met een aantal diersoorten. Dit scenario acht ik dan ook het meest perspectiefvol.

De andere voorstellen voor vervolgonderzoek hebben niet mijn eerste voorkeur. Het voorstel over gedrags- en welzijnsprofielen is waarschijnlijk het meest complete scenario, maar is ook een zeer kostbare aangelegenheid. Bij het olifantenonderzoek in Noord-Amerika en het combinatiescenario wordt het onderzoek aan slechts één diersoort gedaan. Het ontwikkelen van een dierenwelzijnsindex plus is een interessant voorstel, omdat het aansluit bij het Dierentuinenbesluit. Dit onderzoek heeft echter in mindere mate de voorkeur van de klankbordgroep van dierentuindeskundigen.

Ik zal een onderzoek laten uitvoeren naar stereotypieën bij een beperkt aantal diersoorten in dierentuinen.

De resultaten van het onderzoek zal ik u omstreeks januari 2013 doen toekomen. Daarna zal ik beslissen of ik vervolgonderzoek zal laten doen bij andere diersoorten.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven