Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 28286 nr. 33 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 28286 nr. 33 |
Vastgesteld 4 juli 2006
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 1 juni 2006 overleg gevoerd met minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:
– de brief van de minister van LNV van 19 mei 2006 over het doden van runderen om I&R (30 300-XIV, nr. 88);
– de brief van de minister van LNV van 19 mei 2006 met informatie over het Ingrepenbesluit (28 286/30 300-XIV, nr. 30);
– de brief van de minister van LNV van 30 maart 2006 met reactie op brief van de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV) inzake diverse regelgeving (LNV0600173).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Waalkens (PvdA) merkt op dat het Ingrepenbesluit voortvloeit uit artikel 40 van de Gezondheid- en welzijnswet voor dieren. Het dient ertoe om ingrepen van zwaarwegende aard te onderscheiden zodat daarvoor ontheffingen verleend kunnen worden. De ontwikkeling van de intensieve veehouderij in Nederland is er een waarin de dieren zich moesten aanpassen aan de huisvestingssystemen in plaats van andersom. De internationaal erkende en gewaardeerde vijf vrijheden voor dieren moeten dan ook in het oog gehouden worden in geval van ingrepen bij het dier en dus van verminkingen. Bij de veehouderij in het algemeen en de intensieve veehouderij in het bijzonder legt de schaalvergroting steeds meer druk op excellerend management in het licht van dierenwelzijn. De toon van de brief van de minister spreekt aan, de cijfermatige onderbouwing van bedrijven inzake couperen en koudmerken is echter betwistbaar. Het is een omissie dat het maatschappelijk zeer bediscussieerde onverdoofd castreren van biggen niet is opgenomen. Wat vindt de minister van deze onbetamelijke praktijk? Is de minister bereid, de initiatieven op dit vlak over te nemen en om binnen twee jaar een einde te maken aan het onverdoofd castreren?
De minister kiest bij de ingrepen bij de pluimveepopulatie terecht voor een realistische benadering, zodat de ontheffingsroute gepaard gaat met verplichte monitoring. De sector kan immers opgezadeld worden met dierwelzijnsproblemen als de ontheffingen niet gekoppeld worden aan een verplichte zoektocht naar deugdelijke alternatieven. Ook de Dierenbescherming is hier voorstander van. De verlening van de ontheffing voor dieren gehouden in kooien valt niet in goede aarde.
De heer Waalkens vindt dat het couperen van schapenstaarten moet stoppen. Een aantal probleembedrijven in overigens ook probleemgebieden kan daardoor echter geconfronteerd worden met haast onoverkoombare problemen. Wat is hierop de reactie van de minister? Wat vindt de minister van een bedrijfsontheffing op recept voor een bedrijf of een jaarlijkse ontheffing voor gebieden waar problemen dreigen?
Het koudmerken van runderen is essentieel voor het beheer van melkveestapels bij de identificatie van individuele dieren. De schaalvergroting in de melkveehouderij maakt de identificatie middels gele oorflappen niet deugdelijk voor het bedrijfsmanagement, op het traceren binnen het identificatie- en registratiesysteem (I&R) na. Op het terrein van elektronische identificatie gekoppeld aan het oormerk is geen voortgang geboekt. De overheid heeft geen deugdelijke middelen ter beschikking van de rundveehouderij gesteld. Een tijdelijke ontheffing voor koudmerken gedurende twee of drie jaar gekoppeld aan een verplichte zoektocht naar voor bedrijfsleven en overheid deugdelijke alternatieven heeft dan ook de voorkeur.
Mevrouw Van Velzen (SP) steunt de minister in het principe dat er zo min mogelijk ingrepen bij dieren moeten plaatsvinden. Bij identificatie en registratie moeten zo weinig mogelijk handelingen worden verricht, waarover ook overleg met de sector bestaat. Ook via het meldpunt is vernomen dat er jaarlijks driehonderd gezonde runderen worden afgemaakt. Deze verdwenen of niet-geïdentificeerde runderen zijn het gevolg van administratieve fouten, veroorzaakt door het systeem of te weinig inspanning van de melkveehouder in kwestie om het dier alsnog te identificeren. De boeren moeten boetes betalen en ook worden premies teruggenomen. In België worden overigens slechts de handelaren gestraft en worden de gezonde dieren niet gedood, maar wordt een quarantaine van enkele weken opgelegd, gevolgd door een nieuw oormerk. Kan dit systeem niet in Nederland ingevoerd worden?
Het koudmerken lijkt niet de meest verschrikkelijke ingreep met het oog op dierwelzijn. Nu er twee methodes van identificatie zijn toegestaan, kan het pijnlijke oormerken bovendien uitblijven. Hoe staat het met het onderzoek naar het elektronisch merken? Wat is het bezwaar tegen het in bezit hebben van reserve-oormerken? Het besluit van de minister tot een verbod van het couperen van schapenstaarten valt in goede aarde. De brief van de minister is onduidelijk over identificatie van gezelschapsdieren. Is het tatoeëren van honden en katten per 1 september niet meer toegestaan en is het onderhuids inbrengen van een transponder voor reeds getatoeëerde dieren voor de komende vijf jaar wel toegestaan? Waarom geen plicht tot het registreren en identificeren van huisdieren en het verplicht chippen van honden en katten?
Bij de eerdere discussie over snavelknippen in de jaren 2000 en 2001 gaf de Raad voor Dieraangelegenheden aan dat het knippen gestopt kan worden na introductie van de verrijkte kooi. Onderzoek na die tijd maakt echter duidelijk dat die kooi niet leidt tot verbetering op dit vlak. Dit roept de vraag op hoelang het dier zich nog moet aanpassen aan niet-diervriendelijke systemen. Ook uitstel voorkomt geen negatieve conclusie over het systeem.
Mevrouw Van Velzen onderschrijft de opmerking van de heer Waalkens over het onverdoofd castreren van biggen.
Vele miljoenen haantjes worden elk jaar versnipperd. De minister heeft eerder verwezen naar onderzoek voor selectie van de eieren op geslacht om versnipperen en vergassen van haantjes te voorkomen. Hoe ver is dit onderzoek gevorderd?
De heer Oplaat (VVD) is blij met inspanningen van de minister om Brussel te bewegen tot een meer soepele regelgeving bij het doden van niet-identificeerbare dieren. Volgens de brief van de minister is overigens alleen sprake van het doden in uitzonderlijke gevallen. Wat houden die in, aangezien veehouders meestal de kans krijgen om de identiteit alsnog te bewijzen? Was de herkomst van de eerdergenoemde driehonderd runderen niet meer te achterhalen?
Inzake het Ingrepenbesluit worden de opmerkingen van de vorige sprekers over het koudmerken onderschreven. Een periode van ontheffing is niet nodig, aangezien het om een standaardonderdeel van en hulpmiddel bij de bedrijfsvoering gaat naast de normale identificatie en registratie. Koudmerken heeft dan ook bijna geen tot geen gevolg voor het dier. Dat neemt niet weg dat het bedrijfsleven moet blijven zoeken naar nieuwe mogelijkheden.
De heer Oplaat vraagt de minister welk besluit genomen is over de identificatie van varkens. Wat zijn de resultaten van het overleg met de sector? Hoe zijn identificatie-ingrepen in andere landen geregeld? Zijn die ook beperkt, zodat er een gelijk speelveld bestaat? Er zijn berichten dat varkens die naar België of Duitsland gaan alsnog geslaghamerd worden.
Het niet-couperen van schapenstaarten heeft een veel grotere kans op myasis tot gevolg en dus op dierenleed. Volgens de minister zijn deskundigen van mening dat het achterwege kan blijven. Welke deskundigen zijn er echter geraadpleegd? Schapendierenarts Hagendijk uit Blokzijl, lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde, stelt immers dat het niet-couperen tot grote problemen leidt. De heer Oplaat is niet voor een verbod. Er moet eerst een grondig onderzoek plaatsvinden met meerdere deskundigen, zoals de schapenhouders zelf.
De heer Oplaat constateert een brede coalitie bij de ingrepen bij het pluimvee en het handhaven van het snavelbranden. Het voorstel kent een omissie waar het de verrijkte kooi betreft. De huidige vrijstellingsregel laat snavelkappen alleen toe in alternatieve huisvestingssystemen, zodat het in de kooisystemen niet is toegestaan. Dat onderscheid stamt echter uit de tijd dat verondersteld werd dat kooisystemen niet toegestaan zouden worden in Nederland. De minister moet snel wettelijk regelen dat het een toegelaten systeem is waarbij snavels gekapt mogen worden.
De heer Atsma (CDA) heeft met instemming kennisgenomen van de wijze waarop de minister het probleem van het doden van gezonde dieren aanpakt. De praktijk van alledag leert dat elke dag boeren in grote problemen raken wat betreft identificatie omdat zij de oorflappen van vee kwijt zijn. Valt het anno 2006 nog te verdedigen dat gezonde dieren worden afgemaakt? Kamer en kabinet zijn het daarover gelukkig eens. Hoe snel kan de minister zijn slag slaan in Brussel? De Europese verordening ter zake schrijft immers voor dat een rund waarvan de identiteit niet binnen twee werkdagen is vast te stellen onder toezicht van een veterinair arts moet worden vernietigd. Hierbij wordt verwezen naar de risico’s voor de volksgezondheid. Met het oog op BSE is een alternatief denkbaar door het dier na quarantaine te merken voor een BSE-test. Het geopperde DNA-onderzoek vormt nog afgezien van de kosten een probleem. De minister wordt gevraagd het onderwerp opnieuw met voorrang op de agenda in Brussel te plaatsen. Als het waar is dat vierentwintig van de vijfentwintig landen zich niet aan de verordening houden, is de oplossing een stuk simpeler alsook de gevraagde aanpassing van de verordening.
Onduidelijk is overigens wat de omvang van het probleem is. Het meldpunt krijgt veel klachten binnen. Wat is het oordeel van de minister over de proportionaliteit van de boetes? Een boer met een niet te identificeren rund krijgt te maken met een scala aan beperkingen en boetes. Koudmerken, vooral een managementinstrument dat bovendien de integriteit van het dier niet aantast, kan bij dit probleem een bijkomend hulpmiddel zijn voor het vaststellen van de identificatie. De vraag naar toelating daarvan zal met de schaalvergroting slechts toenemen. Koudmerken zou ook voor de paardensector goed te hanteren zijn, ook in het licht van het internationale speelveld.
De heer Atsma onderschrijft de vraagtekens van de heer Waalkens bij de cijfermatige onderbouwing van de minister. Gesprekken met de sector hebben een totaal ander beeld tot gevolg van het couperen van schapenstaarten. Hoe is de omvang van dit probleem vastgesteld en wie heeft onderbouwd dat het slecht is voor het schaap? De mogelijkheid van couperen moet gehandhaafd blijven in afwachting van een gedegen en breed onderzoek, naar nut en noodzaak en de alternatieven, met een belangrijke rol voor de specialisten. De Gezondheidsdienst voor dieren, een overkoepelende organisatie, biedt aan om dit uit te voeren. De minister wordt gevraag, bij dit alles de EU-context en de handhavingsproblematiek in de afwegingen te betrekken.
Er worden jaarlijks twee miljoen varkens ter slacht naar het buitenland afgevoerd. Die moeten eerst een slaghamermerk ingebracht krijgen. Voelt de minister ervoor om dit te betrekken bij het in Nederland vereist slagblik, zodat één handeling kan vervallen? De opmerking van de heer Oplaat over het snavelkappen bij kippen wordt onderschreven.
De heer Atsma vindt dat bij preventiebeleid bij dierziekten een onderscheid gemaakt moet worden tussen oorlogs- en vredestijd. De MKZ-crisis is reeds vijf jaar voorbij, maar een aantal sectoren ondervindt nog steeds problemen als gevolg van de toen aangescherpte regelgeving over verzamelslagen. Voor de schapensector is een tweede verzamelslag mogelijk, met echter veel administratieve rompslomp als gevolg. Is de minister bereid om hier met de sector naar te kijken? Ook voor de nuchtere kalveren moet een tweede verzamelslag snel mogelijk worden gemaakt.
De heer Van den Brink (LPF) vindt de inzet van de minister bij het probleem van het doden van niet-geïdentificeerde dieren prima. Is de minister bereid, totdat een en ander in Brussel is geregeld, om de betreffende dieren bij een gezondverklaring een nieuwe identiteit te geven en deze dieren pas bij afvoer van het bedrijf voor de slacht te bestemmen? Wat is de stand van zaken bij de I&R-regeling voor paarden? Moet gezien de problemen met de chipverplichting het koudmerken niet gewoon worden toegestaan?
Het Ingrepenbesluit betreft onder meer het koudmerken van rundvee. De heer Van den Brink heeft over dit onderwerp een motie aangehouden. Wie koudmerken weigert omdat als gevolg van de verplichting tot het aanbrengen van twee oornummers het maximum aantal ingrepen is bereikt, is roomser dan de paus. De eis is dat de gepleegde ingreep minder erg is dan de kwaal die volgt bij het uitblijven van een ingreep. De heer Van den Brink geeft aan dat de pijn die hij heeft geleden bij zijn ziekte hem anders heeft doen denken over pijn bij mensen en dieren.
De heer Van den Brink merkt op dat reeds twee keer een motie is ingediend voor een ontheffingsmaatregel van het coupeerverbod van schapenstaarten. De minister maakt zich echter sterk voor een verbod op het couperen. Die moet zich echter tevreden stellen met het idee om het alleen toe te staan op advies van een dierenarts om niet dieronvriendelijk bezig te zijn. Nederland voert per jaar 3000 tot 4000 gebruiksschapen uit, waarvan direct de staart gecoupeerd wordt. Op een wat oudere leeftijd is dat desastreus.
Het koudmerken moet vanuit managementoogpunt niet verboden worden. Het verbieden van oormerken is niet aan de orde. Boeren moeten op een goede manier hun werk kunnen doen. Halsbanden zijn geen optie voor wie een dode koe heeft gezien die zich aan de voerbak heeft opgehangen met zijn halsband.
De heer Van den Brink merkt op dat voor varkens het twee-ingrepenbesluit allang verleden tijd is. Bij fokvarkens vinden twee noodzakelijke ingrepen plaats. De minister wordt gevraagd in de fokzeughouderij voor deze twee ingrepen permanente ontheffing te verlenen. Te exporteren varkens moeten een slaghamermerk hebben. Voordat die in Duitsland mogen worden gelost, moet er alsnog met de slaghamer worden gewerkt.
Bij het snavelbranden moet sprake zijn van een omissie. Ieder weldenkend mens weet dat het verbieden daarvan in een verrijkte kooi onzin is. De opmerking van de heer Atsma over de verzamelregelgeving wordt onderschreven. In oorlogstijd en de periode vlak daarna is het een prima zaak, maar in de tijd daarna moet de praktische zin de boventoon voeren. In 90% van de gevallen wordt mond- en klauwzeer ongewild vanuit het buitenland geïmporteerd. Bij dreiging kan vervolgens direct een strenger regime ingevoerd worden. Handhaving daarvan zonder legalisatie van de tweede verzamelslag betekent immers dat veel boeren illegaal handelen en dat de tracering bij een dierziekte-uitbraak niet meer goed functioneert.
De heer Van den Brink merkt op dat kalveren met vrachtenvol uit het buitenland worden aangevoerd. Voordat die dieren aan de grens zijn, hebben deze nuchtere kalveren reeds zes verzamelslagen meegemaakt. Bij dreiging is het van belang, te bekijken dat deze kalveren uit bijvoorbeeld Litouwen de boel in Nederland niet verzieken.
Nederlandse boeren kopen koeien in Duitsland met gezondheidscertificaten die erop duiden dat zij leptospirosevrij zijn. De Nederlandse Gezondheidsdienst voor dieren vraagt dan echter om een nieuw onderzoek, omdat Duitsland en Nederland geen vergelijk op dit vlak kunnen treffen. Dat is toch te gek voor woorden?
De heer Van der Ham (D66) merkt op dat veel onwenselijke ingrepen, zoals het onverdoofd castreren van varkens, nog niet aan bod zijn gekomen. Wat is de laatste stand van zaken op dit vlak, bijvoorbeeld bij de immunocastratie? Wat is het draagvlak hiervoor in de Europese Unie?
Volgens de minister heeft de varkenssector nog niet voldoende energie gestoken in aanpassing van de bedrijfsvoering. De sector werkt nog vaak met vier in plaats van de maximaal toegestane twee identificatie-ingrepen. Wat gaat de minister hieraan doen?
De uitzonderingen op het Ingrepenbesluit met het oog op dierenwelzijn zijn zeer wenselijk. Er moet meer onderzoek worden gedaan naar betere huisvesting voor dieren, andere fokmethoden en omstandigheden en ook identificatiemethoden om onvermijdelijke dieronvriendelijke ingrepen terug te dringen. Hoe stimuleert en financiert de minister dit onderzoek? Hoe zorgt hij voor medewerking van het bedrijfsleven? Gebeurt dat op vrijwillige basis of met een stok achter de deur?
De heer Van der Ham steunt het voornemen van de minister om uitzonderingen op het Ingrepenbesluit voor vijf jaar vast te stellen. Wat is de praktijk in Europa? Is ook in andere landen een verscherping aanstaande?
Het inbrengen van oormerken veroorzaakt veel pijn, stress en soms verminking bij dieren. De kans op infectie, uitscheuren en verlies is bovendien groot. Onderzoek naar en ontwikkeling van diervriendelijke alternatieven is noodzakelijk. Welke ontwikkelingen zijn haalbaar en toepasbaar in de toekomst? Hoe ver staat het onderzoek naar onderhuidse chips? Wat vindt de minister van de suggestie van de Dierenbescherming om het inbrengen van oorlabels alleen toe te staan onder verantwoordelijkheid van een dierenarts of een veehouder die hiervoor een cursus heeft gevolgd?
De ultieme sanctie bij niet-geïdentificeerd rundvee is vernietiging van het betreffende rund. Dat is een zeer slechte praktijk. LTO Nederland merkt op dat andere lidstaten de regelgeving anders interpreteren en dieren vaak niet slachten. Waarom is het dan in Nederland al driehonderd keer gebeurd? Kan de minister de Nederlandse praktijk stoppen nog voor de aangepaste Europese regelgeving? Hoe pakt hij verbetering daarvan aan in Brussel? Welke medestanders heeft hij daarbij? Wat vindt de Commissie hiervan? Op welke termijn zal deze praktijk tot een einde komen?
De heer Van der Vlies (SGP) leest in de brief dat het I&R-systeem voortvloeit uit de Europese regelgeving, met als doelen volksgezondheid, dierziektebestrijding en sanctiemaatregelen. De stelling van de minister dat het doden van gezonde dieren niet kan, wordt onderschreven. Ook na eventuele versoepeling van de regelgeving uit Brussel blijft de vraag hoe om te gaan met niet te identificeren runderen en de sancties daarop. De brief van de minister is ontmoedigend als het gaat over het aantal ingrepen. Na vele debatten over de integriteit van het dier is duidelijk dat ingrepen verantwoord en noodzakelijk moeten zijn. Daarbij is de ondernemers in diverse sectoren de tijd gegeven om de bedrijfsvoering aan te passen en alternatieven te zoeken. Nu de fatale datum nadert, blijkt dat men geen werkbare oplossingen heeft gevonden of wellicht dat men onverhoopt te lang niets heeft gedaan. Als blijkt dat men in redelijkheid niet tot een andere aanpak heeft kunnen komen, moet dat consequenties hebben.
Het koudmerken is belangrijk voor grote bedrijven. Is een alternatief zoals een band om de poot een goede oplossing? Het is de vraag of het onderbrengen van kalveren in groepshuisvesting, onderzoek naar elektronisch uitmerken en het verlenen van een jaar uitstel voldoende is.
Over de identificatie-ingrepen bij varkens vindt overleg tussen minister en de sector plaats. Wat is de stand van zaken op dit vlak?
De heer Van der Vlies merkt op dat het couperen van schapenstaarten veelvuldig onderwerp van discussie is geweest. Eerdere afspraken met de sector hebben tot gevolg dat het per 1 september 2006 verboden is. Deze ingreep gaat de integriteit van het dier aan. Ook moet de bedrijfsvoering bij de afweging betrokken worden. Daarop bestaat te weinig zicht door een diversiteit aan signalen. De oplossing is wellicht een taakstellend eindpad voor een gezaghebbend onderzoek naar nut, noodzaak en alternatieven.
Over de ingrepen bij het pluimvee geeft de sector aan dat het niet toestaan van snavelkappen in het systeem van de verrijkte kooi een probleem vormt. Waarom geldt hier geen overgangstermijn van vijf jaar?
De minister vindt dat alle ingrepen bij het dier als gevolg van gemak of gewin voor de mens een buitengewoon zorgvuldige en dus geen lichtvaardige afweging noodzaakt, omdat het dier zich in een zwakke positie bevindt. Ingrepen moeten bovendien de integriteit zo min mogelijk aantasten en het dier zo min mogelijk pijn of last bezorgen. In het algemeen moet terughoudendheid betracht worden, omdat de landbouwproductie en de veehouderij in de Nederlandse samenleving van de 21ste eeuw in de etalage staan.
Het doden van gezonde runderen moet vermeden worden. Praktisch probleem is daarbij de Europese verordening en de verantwoordelijkheid in het licht van de dierziektesituatie. De minister stelt een drieledige oplossing voor. Hij zal zich in Brussel sterk maken voor verandering van de regeling. Omdat dit enige tijd vergt, wordt voorgesteld om een niet te identificeren rund na een verplichte BSE-test toch ter slacht aan te bieden. De betrokken veehouder krijgt bovendien, in afwijking van de verordening, geen twee maar veertien dagen om de identiteit alsnog vast te stellen. Het koudmerken is daarbij geen substituut voor het oormerk. Prikkel daarbij is de korting op de toeslagen in het kader van de cross compliance. De minister zegt toe het voorstel in een brief neer te leggen en daarbij in te gaan op de dertigdagentermijn en het blokkeren van het bedrijf voor veertien dagen.
De minister heeft met het oog op de administratieve rompslomp bij de schapen een tweede verzamelslag toegestaan. Als gevolg van de Europese regels heeft dat echter tot extra administratieve lasten geleid. De minister bespreekt in de maand juni zijn voorstellen met de sector. De Kamer wordt na het zomerreces op de hoogte gesteld van de voortgang. De verzamelslagen bij kalveren neemt de minister in welwillende overweging in het licht van de totale behandeling van die slagen. Getracht wordt om daarover op korte termijn duidelijkheid te verschaffen.
Het koudmerken gaat de minister, die tussen de dieren is opgegroeid, zeer aan het hart. Het vindt alleen plaats omdat het gemakkelijk is voor de bedrijfsvoering. Het is ook geen remplaçant voor de in de verordening voorgeschreven en gecertificeerde wijze van identificatie. Slechts 15% van de bedrijven, groot en klein, gebruikt het koudmerken. De minister toont zich dan ook een principiële tegenstander van het koudmerken. Voordat afschaffing op 1 juni 2008 plaatsvindt, wordt de sector een periode van twee jaar gegeven voor gedegen onderzoek naar alternatieven en praktische oplossingen.
De minister vindt het, evenals de sector, teleurstellend dat de varkenshouderij in de afgelopen drie jaar niet in staat is geweest het aantal identificatie-ingrepen bij zeugen van vier naar twee terug te brengen. In overleg heeft zowel LTO Nederland (Land- en Tuinbouworganisatie) als de Nederlandse Varkenshouders Vakbond (NVV) spijt betuigd over deze stagnatie bij een technisch lastige operatie. Gezien de druk in de samenleving over het dierenwelzijn in deze sector heeft de minister besloten om het komende half jaar een verkenning uit te voeren naar het terugbrengen van het aantal ingrepen naar twee en het tijdpad waarop dat kan. Deze verkenning, waarbij slachterijen, fokkerijen, de Gezondheidsdienst voor dieren en bedrijven met ervaring in identificatiesystemen worden betrokken, moet op 1 december 2006 resulteren in een voorstel. Op basis daarvan vindt voor het eind van 2006 definitieve besluitvorming plaats. De vrijstellingsregeling wordt tot 1 mei 2007 verlengd.
Het slaghamermerk is niet meer dan een praktisch punt. De Duitse slachterijen moeten gewoonweg het Nederlandse I&R-systeem aanvaarden. Deze plicht is neergelegd in het Europese recht. De Landbouwraad van LNV in Berlijn zal het ministerie in Duitsland en de slachterijen wijzen op het feitelijke misverstand dat zij een extra slagmerk mogen verlangen. Het mag niet als weigeringsgrond voor Nederlandse varkens gelden. De minister heeft overigens geen grip op de extra slag die vaak plaatsvindt als de dieren eenmaal in Duitsland zijn aangekomen.
De minister is erop uit, een oplossing in Europees verband te zoeken voor het castreren van biggen. Het eenzijdig stoppen met castreren is immers niet mogelijk gezien de internationale afzetmarkt, bijvoorbeeld die in Italië en Duitsland. Bij niet-castreren ontstaat echter soms berengeur, zodat het ontwikkelen van een detectiesysteem aan de slachtlijn noodzakelijk is. De minister heeft geld vrijgemaakt voor reeds lopend onderzoek. De Kamer zal nog voor het zomerreces op de hoogte worden gesteld van de stand van zaken, inclusief de mogelijkheden van immunocastratie, een techniek waarbij de ballen na een injectie met vloeistof uitdrogen. Het punt is in Brussel aangekaart met het oog op draagvlak voor een gezamenlijke oplossing. De Europese Commissie steunt deze ambitie en organiseert samen met Nederland in het najaar een breed symposium om over de castratie van biggen te spreken. Het niet gemakkelijk te behalen doel is het genereren van draagvlak voor verandering van de regelgeving.
De minister staat positief tegenover de gemaakte opmerkingen over het snavelkappen, maar wil eerst overleg voeren met de sector. Sinds 1 september 2001 bestaat reeds het probleem dat snavelbehandeling als remedie tegen kannibalisme niet meer is toegestaan als een pluimveehouder zijn kooi herbouwt tot een verrijkte. De minister zegt toe in overleg met de sector zorgvuldig te bekijken of er zwaarwegende argumenten zijn om terug te komen op het eerder genomen besluit. Dit overleg zal nog voor het zomerreces plaatsvinden.
De Kamer zal in de reeds toegezegde brief tevens op de hoogte worden gesteld van de stand van het onderzoek naar het versnipperen van haantjes en het probleem van leptospirose.
Het tatoeëren van honden en katten is inmiddels vervangen door het aanbrengen van een onderhuidse transponder. Dieren die reeds zijn getatoeëerd, mogen die transponder alsnog krijgen. In het algemeen overleg van 14 september over gezelschapsdieren zal dit punt aan de orde komen.
De minister merkt op dat ondanks het instellen van een overgangstermijn van vijf jaar in 2001, het verboden couperen van schapenstaarten helaas nog steeds veelvuldig toegepast wordt. Deskundigen zeggen dat goed management het couperen achterwege kan laten. De minister onderschrijft dit standpunt. Het door Kamerleden gevraagde onderzoek was eerder niet haalbaar toen bleek dat de sector afhaakte. LTO Nederland besloot om niet mee te betalen aan dit onderzoek. De minister stelt voor om alsnog een onderzoek in te stellen, maar dan gefinancierd door de overheid. Dat moet voor het einde van 2006 afgerond zijn. Betrokken daarbij worden de schapenhouders, de Gezondheidsdienst voor dieren en de veeartsen. Onderzoeksvraag is of het mogelijk is om met goed management schapen verantwoord te houden zonder het couperen van hun staarten. Uitkomst van het onderzoek is vervolgens leidend bij de vraag wat te doen. Als blijkt dat het zonder kan, is 2007 het laatste jaar waarin in Nederland schapenstaarten worden gecoupeerd.
– De minister zegt een brief toe over aanpassing van beleid over maatregelen bij niet-identificeerbare runderen.
– De minister zal de Kamer na overleg met de sector na het zomerreces een brief sturen over verzamelslagen bij landbouwhuisdieren.
– De minister stuurt de Kamer in december 2006 een brief met een nieuw voorstel voor ingrepen bij dieren in de varkenshouderij.
– De Kamer ontvangt nog voor het zomerreces van de minister een brief over de stand van zaken van het onderzoek naar alternatieven voor onverdoofde castratie van biggen. In deze brief wordt tevens de stand van zaken van het onderzoek naar een alternatief voor het versnipperen van haantjes vermeld en wordt ingegaan op het probleem van de leptospirose.
– Begin 2007 stuurt de minister een brief naar de Kamer met een definitief besluit over het couperen van schapenstaarten na afronding van onderzoek in december 2006.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Oplaat (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Eerdmans (LPF), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA), Lenards (VVD) en Willemse-van der Ploeg (CDA).
Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Vendrik (GroenLinks), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Krähe (PvdA), Herben (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Özütok (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van As (LPF), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA), Örgü (VVD), Jager (CDA) en Veenendaal (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28286-33.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.