nr. 289
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 april 2009
In het beleidsprogramma van het kabinet en in de Nota dierenwelzijn is
als ambitie opgenomen dat in 2011 5% van de stallen in de veehouderij
integraal duurzaam zijn uitgevoerd, met een duidelijk perspectief op grootschalige
toepassing in de jaren daarna. In het werkprogramma van de Nota dierenwelzijn
heb ik aangekondigd dat ik een monitor zal opstellen waarmee jaarlijks de
voortgang van de realisatie van integraal duurzame stallen kan worden gevolgd.
De monitor is opgezet door Wageningen UR – Animal Sciences Group in
samenwerking met het LEI en Stichting Milieukeur. Hierbij bied ik u deze monitor
aan met de resultaten op peildatum 1 januari 2009.1
De monitor is gebaseerd op stallen waarbij de integrale duurzaamheid is
geborgd met een certificaat of een afgegeven subsidiebeschikking. De volgende
categorieën integraal duurzame stallen worden onderscheiden in de monitor:
• Stallen op biologische veebedrijven;
• Stallen die voldoen aan de Maatlat duurzame veehouderij;
• Stallen die voldoen aan het Milieukeur-certificaat;
• Stallen die voldoen aan de voorwaarden van de Investeringsregeling
integraal duurzame stallen.
De duurzaamheidskenmerken van integraal duurzame stallen zijn bovenwettelijk,
ontwikkelingsgericht en dynamisch. Voortschrijdend onderzoek en innovatie
zullen ertoe leiden dat de integraal duurzame stal van 2010 of 2015 een
andere stal is dan die van vandaag. De duurzaamheidslat zal geleidelijk steeds
hoger worden gelegd.
In de LNV-begroting 2009 zijn de volgende tussendoelstellingen opgenomen:
eind 2009 moet minimaal 1,2% van alle stallen integraal duurzaam zijn,
eind 2010 2,8% en eind 2011 minimaal 5%. Het gaat hierbij om
percentages van het totaal in dat jaar in gebruik zijnde stallen.
De resultaten van de monitor laten zien dat er op 1 januari 2009
bijna 100 000 stallen zijn met rundvee, varkens en kippen. Het aandeel
gerealiseerde integraal duurzame stallen bedraagt in totaal 2,2%.
Dit percentage loopt uiteen van 1,7% in de melkveehouderij tot
3,3% in de varkenshouderij. Met name de biologische veehouderijstallen
dragen in belangrijke mate bij. De doelstelling voor 2009 wordt hiermee gerealiseerd.
Het aantal in voorbereiding zijnde integraal duurzame stallen bedraagt
op dit moment circa 0,6% van het totaal aantal stallen. Wanneer deze
stallen allemaal worden gerealiseerd in 2009/2010, zal het aandeel integraal
duurzame stallen 2,8% bedragen. Dit komt overeen met de doelstelling
voor 2010.
Omdat nieuwbouw van en renovatie tot integraal duurzame stallen voornamelijk
plaatsvinden op toekomstgerichte bedrijven, is naar verwachting het aantal
dierplaatsen in dergelijke stallen relatief groter dan in gangbare stallen.
Vanaf 2010 zal de monitor om die reden worden aangevuld met het aantal
dierplaatsen.
Ik concludeer dat de eerste stap is gezet richting integraal duurzame
stallen, maar dat forse inspanningen nodig blijven om het vliegwiel op voldoende
snelheid te houden. De huidige economische situatie brengt enige onzekerheid
met zich mee. Een aantal bedrijven heeft mogelijk minder financiële ruimte
om op korte termijn te investeren in innovatieve, duurzame stallen. Tegelijkertijd
is de verwachting dat in de varkens- en pluimveehouderij de komende jaren
de investeringen zullen toenemen vanwege het aflopen van de wettelijke overgangstermijnen
in de milieu- en welzijnsregelgeving (Besluit huisvesting ammoniak, het Varkensbesluit
en het Legkippenbesluit). Mede gelet op deze situatie heeft het kabinet in
het kader van het Aanvullend beleidsakkoord recent extra middelen gereserveerd
voor een duurzame agrarische sector in 2009 en 2010. Over de nadere uitwerking
hiervan zal ik uw Kamer binnenkort informeren.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg