nr. 28
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 mei 2006
Tijdens de begrotingsbehandeling 2004 heb ik u toegezegd onderzoek uit
te laten voeren naar de aanwezigheid van honden- en kattenbont op de Nederlandse
markt. Het onderzoek is in twee delen uitgevoerd door de Voedsel en Waren
Autoriteit (VWA). Over de onderzoeksresultaten van het eerste deel (speelgoed,
prullaria en huisdierspeeltjes) heb ik u in mijn brief van 14 oktober
(Kamerstuk 2005–2006, 28 286, nr. 25) geïnformeerd.
In deze brief informeer ik u over het tweede deel van het onderzoek en
de vervolgstappen. Voor een uitgebreidere beschrijving van het onderzoek en
de methodiek, verwijs ik u naar het bijgevoegde rapport.1
Resultaten tweede deel
Het vervolgonderzoek was gericht op bont verwerkt in kleding. Daarnaast
zijn de monsters die in het eerste en tweede onderzoek via microscopisch onderzoek
zijn geduid als hond- of katachtige, voor aanvullend onderzoek aangeboden.
Daarbij heeft de VWA op mijn verzoek zowel de DNA-methode als de zogenaamde
SIAM-methode toegepast (zie daarvoor het rapport).
Ten behoeve van het tweede onderzoek zijn 51 kledingstukken bemonsterd
waarin bont is verwerkt. Via microscopisch onderzoek bleek het in één
geval te gaan om bont afkomstig van een hondachtige en in één
geval kwam het bont van een vos of katachtige.
Samen met de twee monsters uit het eerste onderzoek (hondachtige) zijn
de monsters aangeboden voor DNA-onderzoek en onderzoek via de SIAM-methode.
Hieruit bleek dat het ging om bont afkomstig van een vos (in twee gevallen),
een wasbeerhond (één geval)en een wasbeer (één
geval). Er zijn dus geen monsters gevonden met bont afkomstig van een gedomesticeerde
hond of kat.
Wat betreft de methodiek bood de DNA-methode niet veel extra ten opzichte
van microscopisch onderzoek. In drie van de vier gevallen kon de DNA-methode
namelijk geen uitsluitsel geven. De SIAM-methode daarentegen kon alle vier
de monsters specificeren.
Conclusies
In beide onderzoeken zijn in totaal 154 monsters onderzocht waarin bont
is verwerkt. In geen van de monsters is honden- of kattenbont van gedomesticeerde
dieren aangetroffen.
Ik kan op basis van dit onderzoek niet de harde conclusie trekken dat
er helemaal geen bont van gedomesticeerde honden of katten op de Nederlandse
markt voorkomt. Wel lijkt me de conclusie gerechtvaardigd dat honden- en kattenbont
hier waarschijnlijk niet op grote schaal voorkomt.
Wat betreft de methodiek kan gesteld worden dat de gehanteerde werkwijze
goed blijkt te zijn om eerst microscopisch onderzoek te doen en daarna te
verifiëren. Voor de verificatie is de DNA-methode geen goede methode,
maar de SIAM-methode wel.
Vervolg
Zoals met de Europese Commissie is afgesproken, stuur ik haar ook de resultaten
van het tweede onderzoek toe. De Europese Commissie onderzoekt op dit moment
namelijk de juridische mogelijkheid om maatregelen te nemen tegen honden-
en kattenbont.
Naar verwachting neemt de Commissie nog deze zomer een besluit.
Omdat maatregelen op Europees niveau nog steeds mijn sterke voorkeur hebben,
wacht ik de beslissing van de Commissie af. Wanneer dat besluit genomen is,
zal ik u hierover berichten en u ook laten weten wat dat betekent voor mijn
standpunt.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. P. Veerman