Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 februari 2024
Op 6 februari jl. heeft uw Kamer twee moties aangenomen, te weten de motie van het
lid Tjeerd de Groot over de bioindustrie uitfaseren en overgaan tot een dierwaardige
veehouderij met als basis het familiebedrijf1, en de motie van de leden Tjeerd de Groot en Grinwis over koersen op de omvang en
de belangen van de Nederlandse melkveehouderij bij de inrichting van de kalverhouderij2. Tevens heeft uw Kamer verzocht om binnen twee weken een brief te ontvangen over
hoe deze moties worden uitgevoerd. Met deze brief geef ik gehoor aan dit verzoek.
Ten eerste de motie van het lid Tjeerd de Groot3: ik deel de wens om over te gaan tot een dierwaardige veehouderij. Zoals u weet is
het mijn inzet om de dierwaardigheid in de veehouderij verbeteren en uiteindelijk
toe te werken naar het volledig gebruik van diergericht ontworpen houderijsystemen
in de veehouderij. Voor mijn aanpak daaromtrent verwijs ik naar de Kamerbrieven van
november 20224, juni 20235 en december 20236. Ik zal deze motie uiteraard betrekken in mijn verdere aanpak dierwaardige veehouderij.
Ik deel ten aanzien van de tweede motie van de leden Tjeerd de Groot en Grinwis het
uitgangspunt dat de inrichting van de kalverhouderij moet passen bij de omvang en
de belangen van de Nederlandse melkveehouderij. Ik zal uitwerken welke mogelijkheden
er zijn om daar meer op te sturen en uitwerken wat van deze opties de voor- en nadelen
en juridische kaders zijn.
Gelet op de toezegging (TZ202402-109) gedaan in het commissiedebat Landbouw, klimaat
en voedsel van 15 februari jl. zal ik de Kamer voor de zomer van 2024 verder informeren
over deze twee aangenomen moties.
Ik zie het aannemen van de genoemde moties als een bestendiging van de lijn van de
Kamer om toe willen naar een dierwaardige veehouderij. Hoewel het uitfaseren van bepaalde
vormen van veehouderij en/of het omvormen van sectoren zeer complexe opgaven zijn
die niet zonder meer door één kabinet, laat staan een demissionair kabinet, kunnen
worden geregeld, geeft de Kamer hier een belangrijk signaal mee af. Ik zal de geuitte
wens zo goed als mogelijk inpassen in mijn beleid, maar zie het signaal ook als waardevol
voor een nieuw te vormen coalitie en de afspraken die daar zullen worden gemaakt.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema