28 286 Dierenwelzijn

Nr. 1287 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 januari 2023

Met deze brief informeer ik de Tweede Kamer over de voortgang van een aantal dierenwelzijnsonderwerpen, moties en toezeggingen. De volgende onderwerpen komen in de brief aan bod:

Gezelschapsdieren

Moties

  • Motie van de leden Tjeerd de Groot en Moorlag over een positieflijst voor amfibieën, vogels en reptielen (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 41)

  • Gewijzigde motie van de leden Van der Plas en Van Campen over de dromedaris voor inwerkingtreding van de huis- en hobbydierenlijst laten herbeoordelen, en indien deze als gedomesticeerd wordt beschouwd, aan de lijst toevoegen (Kamerstuk 28 286, nr. 1282)

  • Motie van het lid Wassenberg over onderzoek naar een verplichte bedenktijd voor de aanschaf van huisdieren om het aantal impulsaankopen terug te dringen (Kamerstuk 28 286, nr. 1009)

  • Motie van het lid Graus over betere voorlichting over de aanschaf en het houden van hobby- en gezelschapsdieren (Kamerstuk 28 286, nr. 1149)

  • Motie van het lid Graus inzake dieronvriendelijke hulp- en trainingsmiddelen (Kamerstuk 28 286, nr. 1151)

Toezeggingen

  • Toezegging verkenning landelijke chiplicht en het zwerfkattenprobleem (Kamerstuk 28 286, nr. 1256)

  • Toezegging aan het lid Wassenberg over het afsprakenkader Dolfinarium (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 337)

  • Toezegging open norm drinkwater gezelschapsdieren (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 11)

Voortgang op:

  • De pilot landelijke expertisecentrum complexe honden (Kamerstuk 28 286, nr. 1012)

  • De huis- en hobbydierenlijst

  • De tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19 (Kamerstuk 28 286, nr. 1255)

  • Appreciatie RDA zienswijze «Dieren in het huis van Thorbecke»

  • De rol van gemeentelijke boa’s ten aanzien van dierenwelzijn (Kamerstuk 28 286, nr. 1155)

  • Dierondersteunde interventies (Kamerstuk 28 286, nr. 1126)

  • Ontwikkelingen voluntary initiative group health & welfare of pets in trade (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 359)

Landbouwhuisdieren

Moties

  • Motie van de leden Vestering en Van Campen over spoedige implementatie van een verbod op stroomstootapparatuur (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 62)

  • Motie van het lid Van der Plas over eenduidige regels voor dierenwelzijn en geen import van producten van buiten de EU die niet aan deze regels voldoen (Kamerstuk 28 286, nr. 1281)

Toezeggingen

  • Toezegging aan het lid Tjeerd de Groot over de voorhang AMvB Wet dieren vanwege gedragsbehoeften en ingrepen dieren in de veehouderij (Kamerstuk 28 286, nr. 1283)

  • Toezegging aan het lid Van der Plas over nadere informatie over consequenties van diverse scenario’s voor de kalverhouderij en de pilots die gaan lopen (Kamerstuk 28 286, nr. 1283)

Gezelschapsdieren

Honden en katten

Toezegging verkenning landelijke chiplicht en het zwerfkattenprobleem (Kamerstuk 28 286, nr. 1256)

In het commissiedebat Dierenwelzijn van 20 april 2022 (Kamerstuk 28 286, nr. 1256) heeft mijn voorganger toegezegd de problematiek en mogelijke oplossingsrichtingen, inclusief chipplicht, rondom loslopende huis- en zwerfkatten te verkennen.

Naar aanleiding hiervan heb ik met meer dan 30 belanghebbende partijen, waaronder provincies, gemeenten, onderzoekers, natuurorganisaties, dierenwelzijn-, en zwerfkattenorganisaties en faunabeheerders, een verkenning uitgevoerd. Bijgevoegd vindt u de verkenning, waarin de uitkomsten over huiskatten mét eigenaar en over zwerfkatten zonder eigenaar afzonderlijk zijn uitgewerkt. De verkenning toont dat loslopende huiskatten en zwerfkatten problemen met zich meebrengen zoals overlast, predatie, zoönose-risico’s (zoals toxoplasma), en dat het niveau van welzijn van deze katten minder is ten opzichte van gehouden katten. Huiskatten kunnen daarnaast kwijtraken en verwilderen, hetgeen leidt tot welzijnsrisico’s, opvangkosten voor gemeenten en opvangorganisaties en aanwas van nieuwe zwerfkatten. De mogelijke oplossingsrichtingen, zoals beschreven in de verkenning, richten zich onder andere op vrijwillige maatregelen zoals het stimuleren van verantwoord houderschap, TNRC (Trap, Neuter, Return, Care) en een landelijke chipplicht. Per oplossingsrichting is beschreven hoe deze bijdraagt aan de gestelde problematiek en wordt in grote lijnen een toelichting gegeven op de belangrijkste uitvoeringsaspecten, zoals handhaving en financiering. Ik dank alle betrokken partijen voor hun bijdrage aan het rapport. Hiermee heb ik uitvoering gegeven aan de toezegging.

Ik heb de problematiek en de verschillende oplossingsrichtingen zoals beschreven in de verkenning tegen elkaar afgewogen. Daarbij kom ik tot de conclusie dat ik een landelijke chip- en registratieplicht wil invoeren. Een chipplicht zorgt ervoor dat katten vaker en sneller herenigd worden met hun eigenaar. Een gechipte kat predeert ook, maar een chipplicht zorgt ervoor dat alle eigenaren aangesproken kunnen worden op hun verantwoordelijkheid bij predatieoverlast (in natuurgebieden) en hun zorgplicht bij opvangkosten in relatie tot hun kwijtgeraakte kat. In combinatie met een kortere opvangperiode kan dit gemeenten, asielen en zwerfkattenorganisaties veel geld besparen. Daarnaast ondersteunt een chipplicht de aanpak van zwerfkatten, omdat men na het vangen duidelijker onderscheid kan maken tussen huiskatten, vermiste katten met eigenaar en zwerfkatten.

Er zijn een aantal onzekerheden ten aanzien van de uitvoering van deze chipplicht die ik verder moet onderzoeken. Zo zijn er uitdagingen met betrekking tot de financiering voor het opzetten en het onderhouden van het registratiesysteem. Ik wil met gemeenten in overleg om te komen tot invoering chipplicht. Hierbij zal ik ook over de kosten van zo een systeem willen praten. Daarnaast is de inzage in de registratiedata door onder andere terreinbeheerders en asielen van belang voor het behalen van de volledige potentieel. Het is nog onbekend in hoeverre inzage toegestaan en gewenst is. Daarnaast moet ik de handhaafbaarheid, het voorkomen van dumpen van katten en de uitwerking van een eenvoudig registratiesysteem onderzoeken. Op basis van de uitkomsten van deze onderzoeken zal ik een besluit nemen over het ingang zetten van een procedure tot invoering van de chip- en registratieplicht voor katten en de Kamer daar voor de zomer over informeren.

Voortgang van de pilot landelijke expertisecentrum complexe honden

De Hogere Agrarische School Den Bosch (HAS) heeft op verzoek van LNV als uitvoering van de motie van de leden Tjeerd de Groot en Von Martels van 5 december 2018 (Kamerstuk 28 286, nr. 1012), onderzocht of en op welke wijze een multidisciplinair landelijk expertisecentrum kan bijdragen aan de opvang en training van complexe honden. Dit onderzoek is in 2020 afgerond en aan de Kamer gestuurd (Kamerstuk 28 286, nr. 1126). In vervolg op dit onderzoek heb ik de Hondencampus gevraagd om de resultaten van het HAS-onderzoek in de praktijk te testen. In een pilot die in augustus 2022 is gestart, wordt voor in totaal 10–15 honden die in beslag zijn genomen naar aanleiding van een bijtincident een huisvestings- en behandelingsprotocol opgesteld. Met behulp van deze protocollen kunnen de honden op de juiste wijze gehuisvest, behandeld en herplaatst worden. Na afloop van de pilot, in het derde kwartaal van 2023, zal geëvalueerd worden of en, zo ja, hoe een vervolg gegeven kan worden aan de pilot.

Huis- en hobbydierenlijst

Stand van zaken huis- en hobbydierenlijst

Op 6 juli 2022 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voorgenomen huis- en hobbydierenlijst (Kamerstuk 28 286, nr. 1260). Deze lijst is gebaseerd op het advies van het Adviescollege huis- en hobbydierenlijst. Dit college heeft ruim 300 zoogdiersoorten beoordeeld op risicofactoren voor het welzijn van het dier en de veiligheid van de mens. De lijst bevat 30 zoogdiersoorten die gehouden kunnen worden. De lijst heeft tot doel om dierenwelzijn en de veiligheid van de mens te beschermen door expliciet te maken welke dieren wel gehouden kunnen worden. Daarnaast is het een verplichting die volgt uit de Wet dieren.

De gevolgen voor mensen die dieren houden van soorten die niet op de lijst staan, kunnen groot zijn. Dit geldt in het bijzonder voor de ondernemers die herten houden als productiedier en voor een ondernemer die dromedarissen houdt als productiedier. Ik sta met deze ondernemers in contact om te zorgen voor een goede overgang naar de nieuwe situatie. Zij hebben vaak grote investeringen gedaan in hun bedrijf, waarop langdurige afschrijftermijnen van toepassing zijn. Om hieraan recht te doen en hen niet onevenredig te benadelen hoeven deze bedrijven niet direct na 1 januari 2024 te stoppen. Wel is het zo dat het houden van deze dieren eindig is, ze staan immers niet op de huis- en hobbydierenlijst, vanwege risico’s voor het dierenwelzijn en de veiligheid van de mens. Bedrijven die herten houden als productiedier en het bedrijf dat dromedarissen houdt als productiedier, krijgen de gelegenheid om deze dieren te blijven houden totdat het bedrijf ophoudt te bestaan. Daarbij geldt dat het bedrijf wel mag worden overdragen. Dat zal ik regelen via een vrijstelling voor deze bedrijven. Er mogen geen nieuwe bedrijven met herten of dromedarissen meer worden opgestart.

Het ministerie spreekt momenteel met andere belanghebbenden om de implementatie van de lijst op een zorgvuldige manier vorm te geven. Met de handhavende organisaties wordt de uitvoering verder uitgewerkt. De geplande inwerkingtreding van de lijst is 1 januari 2024.

Motie van de leden Tjeerd de Groot en Moorlag over een positieflijst voor amfibieën, vogels en reptielen (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 41)

In een motie van de leden Tjeerd de Groot en Moorlag wordt gevraagd om de realisatie van een positieflijst voor amfibieën, vogels en reptielen (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 41). Ik zal deze motie uitvoeren, maar wil eerst zorgen voor een zorgvuldige implementatie van de lijst voor zoogdieren, voordat ik lijsten invoer voor amfibieën, vogels en reptielen.

Gewijzigde motie van de leden Van der Plas en Van Campen over de dromedaris voor inwerkingtreding van de huis- en hobbydierenlijst laten herbeoordelen, en indien deze als gedomesticeerd wordt beschouwd, aan de lijst toevoegen (Kamerstuk 28 286, nr. 1282)

De motie verzoekt om, op het moment dat de huis- en hobbydierenlijst in wet- en regelgeving is verankerd, maar voor het in werking treden van deze lijst, een objectieve toets van de dromedaris te laten uitvoeren door het Adviescollege huis- en hobbydierenlijst, waarbij ook de door de dromedarishouder aangedragen wetenschappers op het gebied van domesticatie van de dromedaris worden geraadpleegd. Ook wordt verzocht om, in het geval dat de dromedaris toch als gedomesticeerd wordt beoordeeld, deze voor het in werking treden van de lijst aan de lijst toe te voegen. Naar aanleiding van het verzoek van het lid Van der Plas van 13 december 2022 (Handelingen II 2022/23, nr. 34, Stemmingen) om een brief over de uitvoering licht ik hierbij toe hoe deze motie wordt uitgevoerd.

Om uitvoering te geven aan deze motie, zal ik de dromedarishouder vragen welke wetenschappers hij aandraagt op het gebied van domesticatie van de dromedaris. Ik zal het adviescollege verzoeken om het onderdeel van de beoordeling dat over domesticatie gaat te toetsen en daarbij de aangedragen wetenschappers te raadplegen. Dit alles zal plaatsvinden, zoals de motie verzoekt, op het moment dat de huis- en hobbydierenlijst in wet- en regelgeving is verankerd. Naar verwachting is dit halverwege 2023. Ik zal u informeren over de uitkomsten van de toets.

Dierentuinen

Stand van zaken tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19 (Kamerstuk 28 286, nr. 1255)

Tijdens de coronapandemie is meerdere keren gekozen voor een lockdown om de verspreiding van het coronavirus zoveel mogelijk te beperken. De sluiting van de dierentuinen heeft een enorme impact op dierentuinen, omdat ze geen bezoekers konden ontvangen en daardoor nauwelijks inkomsten konden genereren. De hoge vaste kosten voor dierverzorging en noodzakelijk onderhoud liepen wel gewoon door. Dit levert een reëel risico op voor het dierenwelzijn.

Dierentuinen hebben met een eerste en tweede openstelling (Kamerstuk 35 420, nr. 229 en Kamerstuk 35 420, nr. 459) al subsidie aangevraagd en ontvangen ter compensatie van lockdowns in 2020 en de eerste helft van 2021. Ik heb de Kamer op 16 december 2022 geïnformeerd (Kamerstuk 35 420, nr. 516) over een derde en laatste openstelling van deze regeling. Sinds 19 december 2022 en tot en met 23 januari 2023 kunnen dierentuinen subsidie aanvragen voor de lockdown van 19 december 2021 tot en met 25 januari 2022. Voor deze derde openstelling is een bedrag van 13 miljoen gereserveerd inclusief uitvoeringskosten en zijn geen inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de reeds afgeronde tweede openstelling.

Toezegging aan het lid Wassenberg over het afsprakenkader Dolfinarium (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 337)

Hierbij informeer ik u over de ontwikkelingen ten aanzien van het Dolfinarium zoals toegezegd aan de heer Wassenberg in reactie op schriftelijke vragen (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 337).

Mijn voorganger is een verbetertraject gestart met het Dolfinarium waarin gedetailleerde afspraken zijn gemaakt over de dierpresentaties en educatie, publieksinteracties en verblijven. De Kamer is in augustus 2021 geïnformeerd over deze aanpassingen die gefaseerd worden uitgevoerd tot 2029 (Kamerstuk 28 286, nr. 1212). Met het oog op educatie is onder meer afgesproken dat er in het Dolfinarium geen onnatuurlijke gedragingen meer worden uitgevoerd binnen de dierpresentaties. De gemaakte afspraken zijn omgezet naar vergunningsvoorschriften die door RVO in het najaar van 2022 na consultatie zijn opgenomen in de dierentuinvergunning van het Dolfinarium. Hierdoor zijn de gemaakte afspraken nu handhaafbaar. Het Dolfinarium heeft zich gehouden aan de gestelde deadlines en een deel van de afspraken reeds geïmplementeerd, door bijvoorbeeld de dierpresentaties aan te passen en verrijking in de verblijven aan te brengen.

Gemeentes en provincies

Appreciatie RDA zienswijze «Dieren in het huis van Thorbecke»

De Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) geeft in de zienswijze Dieren in het huis van Thorbecke1 gevraagd en ongevraagd antwoord op een aantal vragen over de (on)mogelijkheden voor medeoverheden om beleid te ontwikkelen op het gebied van dierenwelzijn.

Uit de zienswijze blijkt dat steeds meer gemeenten een portefeuillehouder dierenwelzijn hebben aangesteld of een dierenwelzijnsnota hebben opgesteld. Ook ontvangen gemeenten steeds meer vragen van inwoners over het onderwerp dierenwelzijn. De zienswijze beschrijft dat bij medeoverheden onduidelijkheid bestaat over rollen, verantwoordelijkheden en financiering bij de uitvoering van het dierenwelzijnsbeleid. Het Rijk kan hierbij volgens de RDA meer faciliteren en/of steviger de regie nemen. Bij voorkeur in samenwerking met de koepels (VNG/IPO). De RDA signaleert verder een tekort aan handhavingscapaciteit bij de betrokken diensten zoals de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) en dat er soms onduidelijkheid is in landelijke regelgeving en/of sprake is van een gebrek aan afstemming.

De RDA ziet echter geen acute problemen die aanleiding geven voor herziening van de bevoegdheden en decentralisatie ligt niet voor de hand.

Ik bedank de RDA voor de zienswijze en de conclusies en aanbevelingen. Een aantal aanbevelingen wordt al opgepakt in lopende trajecten zoals het invullen van open normen in de Wet Dieren en de versterking van de capaciteit van de NVWA. In dat kader wordt ook bekeken hoe de signaleringsrol van boa’s kan worden versterkt. De RDA adviseert daarnaast een landelijk kennis- en informatieplatform op te richten waar provincies en gemeenten terecht kunnen voor onderlinge uitwisseling en vragen. Ik ben in gesprek met het platform DierVizier2 over hoe de rol en betrokkenheid van het ministerie bij dit kennis- en informatieplatform eruit kan zien, inclusief een eventueel vervolg op de eerder verstrekte subsidie aan Diervizier.

Voortgang rol van gemeentelijke boa’s t.a.v. dierenwelzijn (Kamerstuk 28 286, nr. 1155)

Mede naar aanleiding van de motie van het lid Futselaar (Kamerstuk 28 286, nr. 1155) waarin de Kamer de regering verzoekt om met een plan van aanpak te komen voor versterking van de rol van gemeentelijke boa’s in de handhaving van dierenwelzijn, heeft de RDA zich in de zienswijze «Dieren in het huis van Thorbecke» op het verzoek van mijn voorganger uitgesproken over dit onderwerp. De RDA raadt af om bevoegdheden over te hevelen naar boa’s, maar om de signaleringsrol van deze boa’s te ondersteunen met een landelijke handreiking dierenmishandeling/dierenwelzijn. Ik neem deze aanbeveling over en zal dit, zoals de motie ook vraagt, uitwerken in een plan van aanpak. In dit plan van aanpak, dat ik u dit voorjaar zal sturen, worden stappen opgenomen om de signaleerrol van gemeentelijke boa’s te versterken. De uitvoering doe ik in samenspraak met de VNG en/of vertegenwoordigers van enkele actieve gemeenten.

Verantwoord houderschap

Motie van het lid Wassenberg over onderzoek naar een verplichte bedenktijd voor de aanschaf van huisdieren om het aantal impulsaankopen terug te dringen (Kamerstuk 28 286, nr. 1009) en motie van het lid Graus over betere voorlichting over de aanschaf en het houden van hobby- en gezelschapsdieren (Kamerstuk 28 286, nr. 1149)

In de verzamelbrief dierenwelzijn van 14 april 2022 (Kamerstuk 28 286, nr. 1255) heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd dat er de komende jaren aandacht zal zijn voor het gedrag van de diereigenaar om daarmee het dierenwelzijn van gezelschapsdieren beter te waarborgen. Door te achterhalen welke keuze mensen maken bij de aanschaf van hun huisdier, kan ik gerichter kiezen welke instrumenten ik in moet zetten. Zeker als het gaat om de aanschaf van dieren met ernstige afwijkingen en/of ziektes. Daar heeft de Kamer ook om gevraagd (Kamerstuk 28 286, nr. 11493 en Kamerstuk 28 286, nr. 10094). Ik wil me eerst focussen op dieren met schadelijke uiterlijke kenmerken, want net als de Kamer vind ik dat dieren niet moeten lijden onder hun uiterlijk. Ik start daarom een onderzoek met als doel inzicht te krijgen in het gedrag van mensen bij de aanschaf en het houden van kortsnuitige honden. Ik wil weten welke keuzes en overwegingen er spelen bij de aanschaf van een kortsnuitige hond, om daarmee te kijken of ik mensen een bewustere en betere keuze kan laten maken. In het onderzoek wordt specifiek gekeken naar impulsaankopen en de informatie die is ingewonnen tijdens de aanschaf van het dier. Ik verwacht dat dit onderzoek na de zomer is afgerond, waarna ik de Kamer zal informeren. Daarnaast wil ik me inzetten op een houd- en vertoningsverbod voor dieren met schadelijke uiterlijke kenmerken. Hierover informeer ik de Kamer in een separate brief over Huisdieren met schadelijke uiterlijke kenmerken.

Overig

Dierondersteunde interventies (Kamerstuk 28 286, nr. 1126)

Dieren worden de laatste jaren steeds vaker ingezet ten behoeve van hulp aan mensen. Zo worden dieren bijvoorbeeld ingezet tijdens coaching, therapie of training. Door de groeiende markt is het van belang dat dieren op een professionele en zorgvuldige wijze worden ingezet, waarbij het welzijn van het dier is gewaarborgd. Dit is in 2019 ook in de zienswijze «Dierbare hulpverleners: welzijn voor mens en dier» van de RDA aanbevolen. Op het verzoek van mijn voorganger heeft de RDA eind november 2019 een gesprekstafel georganiseerd. Uit deze gesprekstafels heeft zich de Werkgroep Dierenwelzijn in dierondersteunde interventies gevormd. Deze werkgroep heeft veel werk verzet en er voor gezorgd dat de branchevereniging «Aanbieders Dier en Zorg» dit najaar is opgericht. De branchevereniging maakt zich hard voor de professionalisering van de branche en de borging van het dierenwelzijn. Ze hebben een gedragscode opgesteld en ontwikkelen welzijnsprotocollen. Ik heb deze opstart ondersteund met een subsidie.

Motie van het lid Graus inzake dieronvriendelijke hulp- en trainingsmiddelen (Kamerstuk 28 286, nr. 1151)

In de verzamelbrief Dierenwelzijn van 14 april 2022 (Kamerstuk 28 286, nr. 1255) en de antwoorden op Kamervragen gesteld door het lid Haverkort naar aanleiding van de campagne «Drafsport? Onsportief!» (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 670) is aangegeven dat het lectoraat Human-Animal Interactions van Aeres Hogeschool is gestart met een onderzoek naar dieronvriendelijke hulp- en trainingsmiddelen. Dit onderzoek vindt plaats naar aanleiding van de motie van het lid Graus waarin wordt verzocht om alle dieronvriendelijke hulp- en trainingsmiddelen in kaart te laten brengen door (veterinair) ter zake deskundigen en deze uit te faseren. Deze motie en het onderzoek sluiten aan bij de brede maatschappelijke zorg met betrekking tot het gebruik van bepaalde hulp- en trainingsmiddelen tijdens uitoefening van sport met dieren. Ik vind dat dieronvriendelijke middelen niet gebruikt zouden moeten worden, helaas ontbreekt in veel gevallen informatie over het risico op welzijnsaantasting bij gebruik van het middel. Daarnaast bepaalt de manier waarop een hulp- en trainingsmiddel wordt gebruikt veelal of het welzijn van een dier wordt aangetast. Het onderzoek van het lectoraat richt zich daarom niet alleen op het samen met het werkveld inventariseren van de gebruikte hulp- en trainingsmiddelen bij paarden en honden, maar ook op de kennis over en het gebruik van leertheorieën en het adequaat reageren op gedragssignalen door trainers. Tenslotte zal er een inschatting gemaakt worden door deskundigen in welke mate deze hulp- en trainingsmiddelen een welzijnsaantasting kunnen veroorzaken. De resultaten van dit onderzoek worden in de tweede helft van 2023 verwacht. Op basis van deze resultaten kan ik bepalen of er hulp- en trainingsmiddelen worden gebruikt die, net als de e-collar en pinnenhalsband, een onaanvaardbaar dierenwelzijnsrisico met zich meebrengen (terwijl er een diervriendelijker alternatief beschikbaar is) en daarom uitgefaseerd moeten worden. Ik zal de Kamer, naar verwachting rond de zomer 2023, informeren over de resultaten van het onderzoek en mijn appreciatie daarvan.

Ontwikkelingen voluntary initiative group health & welfare of pets in trade (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 359)

Zoals aangegeven in de beantwoording op 17 oktober 2022 van Kamervragen van de leden Wassenberg en Haverkort (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 359), informeer ik de Kamer over de voortgang van de voluntary initiative group health & welfare of pets in trade onder het EU-platform dierenwelzijn. De groep ondersteunt de Europese Commissie (Commissie) sinds mei 2022 door het verkennen van opties voor EU-dierenwelzijnswetgeving voor honden en katten die worden gehouden/verhandeld met commercieel oogmerk.

De groep heeft als eerste aanbevelingen met betrekking tot EU-transportvoorschriften voor honden en katten ontworpen. De aanbevelingen betreffen onder meer criteria inzake geschiktheid voor vervoer, vereiste lichaamsconditiescores voor vervoer en een minimumleeftijd voor vervoer over lange afstanden. De groep heeft ook aanbevelingen ontworpen met betrekking tot vereiste drenk- en voerintervallen tijdens transport en reis- en rusttijden. Verder zijn er aanbevelingen geformuleerd met betrekking tot de vereiste beschikbare ruimte tijdens transport en adequate ventilatie en klimaatbeheersing in de transportruimte.

Daarna is gewerkt aan het ontwerpen van aanbevelingen voor EU-regels voor fokkers van honden en katten. Algemene aanbevelingen betreffen onder meer minimumleeftijden voor fokdieren, een maximumleeftijd waarboven alleen gefokt mag worden na dierenartscontrole, en een minimum interval tussen nestjes. Aanbevelingen betreffen verder voeding, goede huisvesting en goede gezondheid. Er zou ook gezorgd moeten worden voor voorzieningen ter ondersteuning van passend gedrag: de dieren moeten worden voorzien van een stimulerende omgeving, mogelijkheden voor positieve mens-dier interacties en passend gezelschap van hun soortgenoten. De groep heeft ook aanbevelingen geformuleerd met betrekking tot maatregelen tegen extreem selectief fokken, waaronder het niet mogen fokken met dieren met erfelijke schadelijke kenmerken of bekende genetische defecten. Daarnaast is aangegeven dat dieren met bepaalde schadelijke kenmerken niet zouden mogen worden verkocht of geïmporteerd in de EU. Verder is als aanbeveling geformuleerd dat verboden moet worden om met honden en katten die een operatie hebben ondergaan om fokafwijkingen te verhelpen, deel te nemen aan tentoonstellingen en wedstrijden.

Oogmerk van de Europese Commissie is om de complete set aan aanbevelingen van de groep eerste helft 2023 aan het plenaire EU-platform voor dierenwelzijn voor te laten leggen. Hierna worden ze ook openbaar beschikbaar. De Commissie zal vragen of het platform de aanbevelingen onderschrijft. Hierbij zal de Commissie bezien welke aanbevelingen zij kan benutten in haar EU-regelgevingsvoorstellen.

Toezegging open norm drinkwater gezelschapsdieren (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 11)

Zoals aangegeven in de Kamerbrief over de evaluatie van de Wet dieren op 18 november 2020 hebben LNV en NVWA, in samenwerking met de andere toezichthouders een proces ontwikkeld om open normen in de Wet dieren nader in te vullen (Kamerstuk 28 286, nr. 1139). Artikel 1.7f uit het Besluit houders van dieren schrijft voor dat een houder er zorg voor draagt dat een dier toegang heeft tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit. De LID ondervond moeilijkheden bij het handhaven op deze norm bij houders van gezelschapsdieren. Binnen het open normen traject is daarom in samenwerking met LID, RVO en de NVWA gewerkt aan de invulling van deze open norm. Dit heeft geleid tot een werkinstructie die handhavers van de LID helpt om te handhaven op artikel 1.7f bij houders van gezelschapsdieren.

Landbouwhuisdieren

Toezegging aan het lid Tjeerd de Groot over de voorhang AMvB Wet dieren vanwege gedragsbehoeften en ingrepen dieren in de veehouderij (Kamerstuk 28 286, nr. 1283)

In het commissiedebat Dieren in de Veehouderij van 10 november 2022 heeft de Tweede Kamer gevraagd naar het type voorhangprocedure dat van toepassing zal zijn op de algemene maatregel van bestuur over gedragsbehoeften van en ingrepen bij dieren in de veehouderij5. Op die AMvB zal de voorhangprocedure van toepassing zijn waarin de Wet dieren voorziet (artikel 10.10, eerste lid, van de Wet dieren). Dat betekent dat de Tweede Kamer en de Eerste Kamer het ontwerp van die AMvB ontvangen en vier weken de gelegenheid krijgen daarover vragen te stellen en opmerkingen te maken, voordat de AMvB ter advisering aan de Afdeling advisering van de Raad van State wordt voorgelegd. De voorhangprocedure is ook van toepassing op latere wijzigingen die over deze onderwerpen bij AMvB worden doorgevoerd.

Toezegging aan het lid Van der Plas over nadere informatie over consequenties van diverse scenario’s voor de kalverhouderij en de pilots die gaan lopen (Kamerstuk 28 286, nr. 1283)

In het commissiedebat Dieren in de veehouderij van 10 november 2022 heb ik mevrouw van der Plas toegezegd terug te komen op de regeling Pilots gezonde kalverketen. Te veel vleeskalveren krijgen diarree, een long- of borstvliesontsteking of een maagzweer. Het antibioticumgebruik in de kalverhouderij is hoog, evenals het aantal kalveren dat drager is van een ESBL6. Het verplaatsen van kalveren op een kwetsbare leeftijd draagt waarschijnlijk bij aan deze problemen. De regeling Pilots gezonde kalverketen is bedoeld om systeeminnovatie in de melkvee- en kalverhouderij te stimuleren en te onderzoeken in welke mate een systeemverandering kan bijdragen aan een integrale oplossing van diergezondheids- en welzijnsproblemen. Als dergelijke aanpassingen effectief, haalbaar, betaalbaar en schaalbaar zijn, kunnen deze mogelijk een aanvulling vormen op andere (management-)maatregelen in de keten (Kamerstuk 28 286, nr. 1236).

Dertien subsidieaanvragen voldeden aan de voorwaarden van de regeling. Aanvragers konden kiezen om een van de drie thema’s uit de scenariostudie kalverketen (Bijlage bij Kamerstukken 28 973 en 29 683, nr. 242) te volgen of een eigen voorstel voor een systeemverandering te testen. De verdeling over de vier verschillende thema’s is als volgt:

  • 1. Vier pilots starten binnen het thema «loyaal aan lokaal». Hierbij levert een melkveehouder zijn kalveren rechtstreeks, zonder tussenkomst van een verzamelcentrum, aan een kalverhouder en wordt een gezamenlijk gezondheidsplan van de melkvee- en kalverhouder geschreven.

  • 2. Een pilot start binnen het thema «maximaal integraal» waarbij kalveren tot de leeftijd van 3 maanden oud bij de melkveehouder blijven alvorens te worden verplaatst naar een kalverhouder.

  • 3. Vier pilots starten binnen het thema «thuis en tevreden» waarbij de kalveren bij de melkveehouder blijven tot ze geslacht worden.

  • 4. Vier pilots starten binnen het thema « gezonde kalverketen overig» waarbij de aanvrager onderbouwt welke verandering in de keten op welke wijze zal leiden tot een verbetering van de gezondheid en het welzijn van kalveren.

Een proefproject moet binnen twee jaar na de datum van subsidieverlening zijn afgerond, dat is voor eind 2024. Veehouders hebben bij hun aanvraag aangegeven hoe de opgedane kennis zal worden verspreid. De monitoring van het welzijn en de gezondheid van de kalveren zal door mijn ministerie worden georganiseerd, zodat de resultaten van de verschillende pilots onderling en met historische data kunnen worden vergeleken. Na afloop van de pilots en verwerken van de resultaten zal ik de Kamer informeren over de uitkomsten van dit onderzoek.

Motie van de leden Vestering en Van Campen over spoedige implementatie van een verbod op stroomstootapparatuur (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 62)

Tijdens het begrotingsdebat van 7 december 2022 heb ik, naar aanleiding van afschuwelijke undercoverbeelden van actiegroep Varkens in Nood, gezegd dat ik stappen wil zetten om het gebruik van stroomstootmiddelen tijdens (varkens)transporten zo snel mogelijk te verbieden. Na het begrotingsdebat is een motie aangenomen van de leden Vestering en Van Campen die oproept tot spoedige implementatie van een verbod op het gebruik van stroomstootapparatuur (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 62). Op 8 juli 2021 is, in de context van een discussie over slachthuizen, een motie aangenomen van de leden Vestering en Beckerman die opriep tot een verbod op het gebruik van drijfmiddelen die pijn of veel stress kunnen veroorzaken bij dieren (Kamerstuk 28 286, nr. 1202). Destijds is overeengekomen dat de motie zo mocht worden uitgelegd, dat er een dringend en dwingend gesprek met de slachthuizen zou worden aangegaan over het gebruik van drijfmiddelen. Over de gevoerde gesprekken en de stappen die de betrokken ketenpartijen sindsdien hebben gezet, heeft mijn voorganger de Kamer bij brief van 22 april 2022 (Kamerstuk 28 286, nr. 1237) geïnformeerd.

Gelet op deze moties en recente ontwikkelingen, waarbij stroomstootmiddelen in bepaalde slachthuizen en bij bepaalde dierenwelzijnsconcepten al zijn uitgebannen, ben ik momenteel een zo breed mogelijk verbod aan het uitwerken op het gebruik van elektrische veedrijvers (de zogeheten prikker) bij dieren in de veehouderij. Uit de praktijk blijkt dat het toepassen van alternatieve, minder aversieve drijfmethoden kunnen leiden tot even goede resultaten. Daarbij zal uiteraard moeten worden bezien of een dergelijk verbod ook handhaafbaar en uitvoerbaar is en rekening moeten worden gehouden met de Europeesrechtelijke kaders. Naar verwachting zal een concept van het verbod voor de zomer in consultatie gaan.

Motie van het lid Van der Plas over eenduidige regels voor dierenwelzijn en geen import van producten van buiten de EU die niet aan deze regels voldoen (Kamerstuk 28 286, nr. 1281)

De motie verzoekt de regering te streven naar eenduidige regels voor dierenwelzijn en ervoor te pleiten dat er geen producten worden geïmporteerd van buiten de EU die niet aan deze regels voldoen. Naar aanleiding van het verzoek van het lid Van der Plas van 13 december 2022 (Handelingen II 2022/23, nr. 34, Stemmingen) om een brief over de uitvoering licht ik hierbij toe hoe deze motie wordt uitgevoerd.

Met betrekking tot eenduidige regels voor dierenwelzijn in de EU voert de Europese Commissie op dit moment een herziening van het huidige EU-wetgevingskader uit, waarvan de resultaten naar verwachting in september 2023 gepresenteerd worden7. Door geharmoniseerde verbeteringen in dierenwelzijnsregelgeving door te voeren op EU-niveau wordt bijgedragen aan een gelijker speelveld in de EU.

Er bestaan internationale standaarden voor dierenwelzijn, onder andere die van de World Organisation for Animal Health (WOAH). De WOAH-standaarden voor dierenwelzijn zijn echter niet bindend. Omdat er geen mondiaal geldende regelgeving is, zet het kabinet onder andere in op het verbeteren en verhogen van internationale standaarden op het gebied van dierenwelzijn. Zo zet Nederland zich in voor verdere ontwikkeling en verbetering van dierenwelzijnsstandaarden van de WOAH; streven daarbij is om de WOAH-dierenwelzijnsstandaarden zo goed als mogelijk te krijgen en zoveel mogelijk op het niveau van de EU-regelgeving. Daarnaast zet de EU in bilaterale handelsakkoorden in op samenwerking om gezamenlijk met derde landen de standaarden voor dierenwelzijn te verhogen.

De import van producten van buiten de EU en de EU-dierenwelzijnsregels maken deel uit van het impactassessment die Commissie nu uitvoert in het kader van de lopende herziening van de dierenwelzijnswetgeving.8 De Commissie heeft in juni 2022 aangegeven dat als het gaat om de toepassing van regelgeving over productiestandaarden op geïmporteerde producten, dat moet gebeuren met volledige inachtneming van de WTO-regels. Dat houdt o.a. in dat een maatregel in beginsel niet discriminerend mag zijn. WTO-leden dienen gelijke binnenlandse en buitenlandse producten op gelijke wijze te behandelen. Wel kan een maatregel o.m. onder de algemene uitzonderingen op de regels vallen van de General Agreement on Tariffs and Trade (GATT, art. XX). Voor Nederland is van belang dat onnodige verstoring van handel en arbitrair gebruik van handelsmaatregelen voorkomen wordt. Regelgevingsvoorstellen moeten zo per geval beoordeeld worden op dergelijke WTO-conformiteit9. Bij de Landbouw- en Visserijraad van december 2022 heb ik naar voren gebracht dat ik het voornemen van de Europese Commissie onderschrijf om te onderzoeken of dierenwelzijnsregels voor producten uit derde landen kunnen worden opgesteld die ten minste gelijkwaardig zijn aan die van de EU, met inachtneming van de WTO-regels. Ik kijk daarom uit naar het impact assessment en zal in het kader van de herziening van de EU-wetgeving aandacht blijven vragen voor dit onderwerp.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

RDA – www.rda.nl (Zienswijze Dieren in het huis van Thorbecke).

X Noot
2

DierVizier – www.diervizier.nl.

X Noot
3

Deze motie verzoekt de regering om betere voorlichting ten behoeve van de aanschaf en het waardig houden van hobby- en/of gezelschapsdieren.

X Noot
4

Deze motie verzoekt de regering om te onderzoeken of en hoe een verplichte bedenktijd voor de aanschaf van huisdieren bij kan dragen aan het terugdringen van het aantal impulsaankopen van dieren.

X Noot
5

Het gaat hier om een algemene maatregel van bestuur die zal kunnen worden vastgesteld op grond van de artikelen 2.2 en 2.8 van de Wet dieren. Artikel 2.2. zal daartoe worden gewijzigd bij het wetvoorstel tot wijziging van de Wet dieren in verband met actualisering van de diergezondheidsregels en enkele technische aanpassingen (35 746), eenmaal wet. Een ontwerp van een nota van wijziging van dit wetsvoorstel dat hierin voorziet, is op dit moment aanhangig voor advies bij de Afdeling advisering van de Raad van State. Eerst als het advies is ontvangen, zal indiening van de nota van wijziging bij de Tweede Kamer aan de orde zijn, en maakt de voorgestelde wijziging van artikel 2.2 van de Wet dieren onderdeel uit van het wetsvoorstel (35 746) dat door de kamer wordt behandeld.

X Noot
6

Een ESBL is een overdraagbare vorm van antibioticaresistentie die bij verschillende soorten bacteriën voorkomt.

X Noot
7

Europese Commissie website – www.ec.europa.eu (Dierenwelzijn – herziening EU-wetgeving).

X Noot
8

Europese Commissie website – www.ec.europe.eu (Dierenwelzijn – herziening EU-wetgeving – Inception Impact Assessment).

X Noot
9

Verslag van de Commissie aan het EP en de Raad, Toepassing van de gezondheids- en milieunormen van de EU op ingevoerde landbouw- en agrovoedingsproducten, COM/2022/226 final.

Naar boven