28 286 Dierenwelzijn

25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 1124 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 augustus 2020

Zoals aangekondigd in onze brief van 20 juli jl. informeren wij uw Kamer over de stand van zaken wat betreft SARS-CoV-2 bij nertsen, lichten wij de conclusies en adviezen van het Outbreak Management Team Zoönosen (OMT-Z) en het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg Zoönosen (BAO-Z) toe en geven aan hoe wij in ons beleid gevolg geven aan deze advisering. Tenslotte geven wij een samenvatting van de recente bevindingen van de Welzijnscommissie dierziekten over het verloop van de ruimingen en de resultaten van verschillende onderzoeken.

1. Stand van zaken besmettingen bij nertsenbedrijven

Er zijn nu op 42 nertsenbedrijven infecties met SARS-CoV-2 aangetoond. De laatste besmetting vond plaats op 27 augustus in Ottersum (gemeente Gennep) op een bedrijf met ongeveer 400 moederdieren. Deze besmetting is aan het licht gekomen door melding van ziekteverschijnselen bij de nertsen. Alle besmette bedrijven zijn geruimd. Het gaat om nu om 31 besmette bedrijven in Noord Brabant, tien in Limburg en een in Gelderland. De meldplicht heeft vijftien besmettingen aan het licht gebracht en via de early warning (EW), waarvoor wekelijks monsters van recent gestorven nertsen worden onderzocht, zijn 27 besmettingen gevonden. Tot dusver heeft het traceringsonderzoek geen concrete aanwijzing opgeleverd waar de besmettingen op de bedrijven vandaan zijn gekomen met uitzondering van de twee bedrijven in het begin van de uitbraak waar besmette medewerkers het virus vermoedelijk hebben binnengebracht. Het onderzoek naar verspreidingsroutes wordt de komende weken voortgezet.

2. OMT-Z advies dd. 24 augustus 2020

Terugblik

Op 17 juli jl. heeft het OMT-Z de situatie beoordeeld en een advies opgesteld. Wij hebben uw Kamer daarover op 20 juli jl. geïnformeerd (Kamerstuk 28 286, nr. 1122). Het OMT-Z adviseerde op 17 juli dat wanneer er na half augustus nog nieuwe besmettingen zijn, om bij een gelijk gebleven epidemiologische humane situatie nertsenbedrijven preventief te ruimen. Ook gaf het OMT-Z aan dat als de humane epidemiologie in Nederland verandert, dit opnieuw moest worden afgewogen. Wij hebben dat advies als uitgangspunt genomen en besloten het OMT-Z na medio augustus in een vervolgadvies te vragen nader in te gaan op de risicobeoordeling en geëigende effectieve maatregelen in het licht van de volksgezondheid. Het advies is op 24 augustus jl. opgesteld en vindt u als bijlage bij deze brief1.

Duiding uitbraken

Het OMT-Z verwachtte op 17 juli dat er gedurende 3–4 weken nog een aantal (naar grove schatting 6–12) besmette bedrijven bij zouden komen. Sindsdien zijn er zeventien nieuwe besmettingen vastgesteld. Het onderzoek naar de transmissieroute van SARS-CoV-2 onder nertsenbedrijven is volop gaande. Het OMT-Z stelt dat er geen aanwijzingen zijn voor een besmettingsroute via voer, voertuigen, huisdieren, wild, op bedrijven gebruikte materialen of via de lucht. Daarmee blijft de mens waarschijnlijk de belangrijkste verspreidingsbron tussen de bedrijven. Het OMT-Z constateert dat het lastig is om de contacten tussen de bedrijven goed in kaart te brengen door een onvolledige registratie van personen die op de bedrijven zijn geweest, het moeilijk bereiken van tijdelijke medewerkers en het vanwege privacyregels niet kunnen uitwisselen van persoonsgegevens. De continuering van nieuwe besmettingen op nertsenbedrijven, ook na medio augustus, geeft aan dat de maatregelen onvoldoende zijn om besmettingen te voorkomen en de infectieketens op en tussen nertsenbedrijven te doorbreken en daarmee reservoirvorming te voorkomen.

Volksgezondheid

Personen in contact met besmette nertsen op nertsenbedrijven lopen een risico om besmet te worden met SARS-CoV-2. Het risico om op een besmet nertsenbedrijf geïnfecteerd te raken is, volgens het OMT-Z, zelfs hoger dan bij een besmetting in de gezinssituatie. Het OMT-Z constateert dat het risico voor omwonenden verwaarloosbaar is, zoals is gebleken uit de negatieve luchtmonsters buiten de stal en de recente epidemiologische gegevens van COVID-19 patiënten in de regio’s met de besmette nertsenbedrijven.

Het OMT-Z concludeert dat de kans op infectie vanuit nertsen voor mensen woonachtig buiten de nertsenbedrijven momenteel verwaarloosbaar is ten opzichte van de kans op infectie van mens-op-mens in de bevolking. Het OMT-Z vindt het evenwel zorgelijk dat het niet lukt om greep te krijgen op de verspreiding van het virus in de nertsenhouderij. De aanhoudende verspreiding van het virus naar en van mensen is vooral een risico voor medewerkers van de bedrijven. Hoewel er nu geen aanwijzingen zijn voor secundaire transmissie op grote schaal, kan dit naar het oordeel van het OMT-Z op individueel niveau wel plaatsvinden voor de contacten van de medewerkers.

Ondanks het vooralsnog beperkte risico voor de volksgezondheid, blijft het volgens het OMT-Z gewenst om verspreiding van het virus binnen de nertsenhouderij te stoppen, ook omdat er veel onzekerheid blijft over de transmissieroute en het onwenselijk is dat het virus blijft circuleren onder nertsenbedrijven (reservoirvorming), waarbij op langere termijn het risico bestaat dat er secundaire transmissie via medewerkers van nertsenbedrijven naar de algemene populatie kan optreden.

Het OMT-Z bekrachtigt zijn eerdere advies dat als de infectiedruk in de bevolking op termijn verder afneemt en mens-op-mens-transmissie relatief minder vaak optreedt, het belang van het voorkómen van nerts-op-mens-besmetting toeneemt. Aangezien de preventiemaatregelen om verspreiding naar nertsenbedrijven te couperen niet het gewenste resultaat opleveren, is het OMT-Z van mening dat het eerder gegeven advies dat de nertsenhouderij in Nederland dan zou moeten worden beëindigd, gehandhaafd blijft.

Het OMT-Z heeft in het vorige advies van 20 juli jl. preventieve ruiming als mogelijke aanpak geopperd. Het OMT-Z concludeert dat dit niet de meest effectieve wijze is om de reservoirvorming in de nertsenhouderij te stoppen waarbij zij rekening hebben gehouden met de ruimingscapaciteit. Het heeft daarom de voorkeur van het OMT-Z om:

  • besmette nertsbedrijven te ruimen;

  • in te zetten op een versterkte screening van bedrijven in combinatie met beter management personeel (koppeling medewerkers aan bedrijven, registratie persoonsgegevens en testen na blootstelling en bij klachten);

  • een verplichte stopregeling voor de nertsenhouderij in Nederland na de pelsperiode in november van dit jaar op te leggen.

Het OMT-Z vindt dit de beste optie, omdat het volksgezondheidsrisico op de korte termijn voor omwonenden en de rest van de humane populatie zeer klein is en het volksgezondheidsrisico op de langere termijn (reservoirvorming en daaruit volgende infecties) zo het snelst kan worden gecoupeerd. Met deze strategie kan het risico op lange termijn teniet worden gedaan en is deze strategie ook de aanpak die dit het snelst realiseert.

3. BAO-Z advies

Aan het BAO-Z nemen zowel vertegenwoordigers van de nertsensector (Nederlandse Federatie van Edelpelsdierenhouders en LTO) deel als een aantal andere belangenorganisaties (de Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde, het Collectief Praktiserende Dierenartsen en de Dierenbescherming), en diverse bestuurlijke partners (de Veiligheidsregio, Vereniging Nederlandse Gemeenten, GGD en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd). Zij hebben ons op 24 augustus jl. op basis van het advies van het OMT-Z geadviseerd.

De vertegenwoordigers uit de sector kunnen zich vinden in het OMT-Z advies van 24 augustus jl. Zij zouden graag beter inzicht willen in de besmettingsroutes en zij hebben behoefte aan een snelle en zorgvuldige besluitvorming met betrekking tot de stoppersregeling, zodat op korte termijn duidelijkheid ontstaat voor alle betrokkenen. De bestuurlijke partners kunnen zich vinden in het advies om de nertsenhouderij na de pelsperiode voor het eind van dit jaar te stoppen. Zij spreken hun zorg uit over het onvoldoende meewerken aan registratie van medewerkers op bedrijven met oog op het sluitend krijgen van het bron- en contactonderzoek. Zij adviseren om de registratie van medewerkers/bezoekers op de nertsenbedrijven aan te scherpen en uitwisseling van medewerkers naar andere bedrijven te voorkomen conform het OMT-Z advies. Ook bevelen zij aan om de rol van arbeidsmigranten in de verspreiding van het virus tussen de nertsenbedrijven en naar andere sectoren in een breder kader te plaatsen.

Tenslotte adviseren zij goede communicatie en om een zorgvuldige regeling te treffen met de nertsensector t.b.v. het stoppen per 1 januari 2021. Zij geven desgevraagd aan dat ook bij het uitblijven van een stoppersregeling hun advies is om de nertsenhouderij te stoppen.

4. Voorgenomen beleid

Wij hebben kennis genomen van de analyse en de adviezen van het OMT-Z en het BAO-Z. Wij geven op onderstaande wijze invulling aan de adviezen van het OMT-Z en het BAO-Z.

Versnelde beëindiging van de pelsdierhouderij

Het kabinet acht het van belang om verspreiding van het virus binnen de nertsenhouderij te stoppen, ook omdat de humane COVID-19-situatie ongewis is en dat te allen tijde moet worden voorkomen dat er een reservoir ontstaat dat mogelijk volgend voorjaar een groter risico voor de volksgezondheid vormt. Het kabinet heeft daarom besloten om aan het OMT-Z advies uitvoering te geven en zal wetgeving voorbereiden op basis waarvan het houden van nertsen op korte termijn moet worden beëindigd. Daarbij acht het kabinet van belang dat de afgelopen maanden de maatschappelijke onrust over de besmettingen op de nertsenbedrijven verder is toegenomen.

Dit betekent dat wordt afgezien van een vrijwillige regeling. In dit kader acht het kabinet het van belang dat een vrijwillige regeling niet garandeert dat er na het huidige pelsseizoen geen nertsenbedrijven meer zullen zijn. Een vrijwillige regeling komt daarmee mogelijk niet tegemoet aan het advies van het OMT-Z. Ook heeft het kabinet meegewogen dat er nog steeds nieuwe besmettingen bij nertsenbedrijven bijkomen en dat de verwachte afvlakking uitblijft.

Het kabinet realiseert zich dat deze maatregel ingrijpende gevolgen heeft voor de nertsenhouders en dat er onder hen vragen zullen zijn over wat dit voor hen betekent. Daarom zal de Minister in overleg met de sector (digitale) informatiebijeenkomsten organiseren om nertsenhouders te informeren.

Het voorbereiden van wetgeving zal met spoed plaatsvinden2. Streven is dat de wet, uiteraard na instemming van beide Kamers der Staten-Generaal, in elk geval voor het nieuwe fokseizoen (dat normaliter in maart begint) in werking kan treden. Het ligt voor de hand dat pelsdierhouders de huidige productiecyclus, die omstreeks 1 december aanstaande eindigt, zullen afmaken. De facto zal de voorgenomen wetswijziging de huidige uit de Wet verbod pelsdierhouderij voortvloeiende overgangstermijn (tot 1 januari 2024) met drie productieseizoenen verkorten. Bij de vormgeving van het wetsvoorstel zal dit aspect worden betrokken, waaronder de mogelijke nadelige gevolgen die de verkorting van de overgangstermijn voor de pelsdierhouders heeft en tot welke compenserende maatregelen dit leidt. Tegelijk met het wetsvoorstel zal daarom een nadeelcompensatieregeling uitgewerkt worden met inachtneming van de juridische kaders die daarvoor gelden. Voor deze regeling reserveert het kabinet een bedrag van maximaal € 150 miljoen (inclusief uitvoeringskosten).

Daarnaast is reeds € 32 miljoen gereserveerd voor onder andere sloop- en ombouwkosten in het kader van de Wet verbod pelsdierhouderij. Er wordt bezien wat de mogelijkheden zijn om deze reservering te betrekken bij de nadere uitwerking van de stoppersregeling.

Hiermee geeft het kabinet tevens invulling aan de aangenomen motie van de leden Geurts (CDA) en Bromet (GL) van 10 juni 2020, waarin de regering wordt verzocht te komen met een fatsoenlijke stoppersregeling voor de nertsenhouderij en een voorstel ter financiële dekking (Kamerstuk 28 286, nr. 1112).

Ruimingsbeleid

Het OMT-Z constateert dat het risico voor omwonenden beperkt is. Dat neemt niet weg dat de besmettingen bij de nertsenbedrijven onverminderd tegengegaan moeten worden. Dit betekent dat de huidige maatregelen voor nertsenbedrijven onverkort van kracht blijven en betere naleving behoeven dan tot nog toe. Wij zetten het ruimingsbeleid van besmette bedrijven voort.

Het OMT-Z heeft niet geadviseerd om bedrijven die niet besmet zijn voortijdig te ruimen. Het risico voor de volksgezondheid wordt vooralsnog beperkt geschat. Dit sluit aan bij het beleid om niet onnodig gezonde dieren te ruimen. Er zijn momenteel geen alternatieven voor de huidige dodingswijze die het ruimen kunnen versnellen en tegelijkertijd voldoen aan de eisen ten aanzien van het dierenwelzijn (zie hiervoor ook een toelichting bij de rapportage van de Welzijnscommissie dierziekten verderop in deze brief). De capaciteit om bedrijven te ruimen is momenteel net voldoende voor het ruimen van de besmette bedrijven. Het preventief ruimen van niet-besmette bedrijven zou geruime tijd in beslag nemen.

Aanvullende maatregelen

Wij treffen de volgende aanvullende maatregelen.

We intensiveren de monitoring. Nertsenhouders worden verplicht wekelijks alle kadavers van natuurlijk gestorven nertsen op te sturen aan de Gezondheidsdienst voor Dieren in plaats van het huidige regime van maximaal vijf.

Om een vaste relatie tussen nertsenbedrijf en werknemer te bewerkstelligen is het wisselen van werknemers tussen bedrijven voortaan slechts mogelijk wanneer een wachtperiode van 10 dagen wordt nageleefd (tussen het werken op het ene en het andere nertsenbedrijf). De RIVM-adviezen ten aanzien van thuisquarantaine bij COVID-19-achtige klachten bij huisgenoten dienen te worden nageleefd en dan is werken op een nertsenbedrijf in die periode niet mogelijk. Medewerkers op een met SARS-CoV-2 besmet bedrijf wordt geadviseerd zich, conform de RIVM-handreiking nertsenbedrijven, op de derde en tiende dag te laten testen.

Om de naleving en handhaving van bovenstaande maatregelen voor personen te verbeteren worden houders van nertsenbedrijven verplicht vooraf aan de NVWA te melden wie er wanneer op de bedrijven in de stallen werkt. Op deze manier kan de NVWA ter plaatse controleren of de plicht wordt nageleefd. Ook maakt deze registratie het mogelijk te controleren of de wachtperiodes en geadviseerde tests worden nageleefd.

Intensivering van de handhaving

De NVWA controleert of de maatregelen worden nageleefd. Hiervoor zijn momenteel vier tot zes mensen per dag ca. 100 uur per week in touw. De NVWA ziet toe op het naleven van het door de NVWA-goedgekeurde hygiëneprotocol van de sector. De NVWA controleert daarnaast de nertsenbedrijven onder andere op het bezoekersregister en het transportverbod van nertsen en mest. Er is één proces verbaal opgemaakt vanwege transport van mest. Bij fysieke controles van wat over de weg rijdt zijn tot nu toe geen overtredingen vastgesteld. We hebben op dit moment geen concrete aanwijzingen voor opzettelijke besmetting, de inlichtingen- en opsporingsdienst (IOD) doet daar de komende tijd extra onderzoek naar. De NVWA onderzoekt momenteel hoe zij meer en effectiever kan inzetten op handhaving en toezicht. De NVWA zal intensiever toezien op het bijhouden van het register van bezoekers die om noodzakelijke redenen het bedrijf moet betreden. Dit geldt ook voor het toezien op de maatregelen met betrekking tot de vaste relatie tussen bedrijf en werknemer en het testregime van medewerkers. Wanneer de NVWA overtredingen constateert, wordt sanctionerend opgetreden.

5. Tegemoetkoming in de schade bij ruimingen

In het debat van 10 juni jl. hebben we uw Kamer toegezegd om nadere informatie te sturen over de tegemoetkoming die nertsenhouders ontvangen voor de dieren die worden geruimd.

De tegemoetkoming in de schade bij ruiming heeft tot doel te zorgen dat houders op voorhand alle medewerking verlenen aan de dierziektebestrijding. Het is van groot belang dat een houder al bij een eerste vermoeden van besmetting daarvan aan de overheid melding maakt. Een houder die weet dat hij een tegemoetkoming krijgt voor geruimde dieren zal eerder overgaan tot het melden van een vermoeden van besmetting. Daarom is dit essentiële onderdeel van de dierziektebestrijding opgenomen in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd). De houder van wie de dieren in het kader van bestrijding van een aangifteplichtige ziekte worden gedood, ontvangt een tegemoetkoming in de schade voor die dieren. Daarbij is bepaald dat de houder voor verdachte dieren de waarde van de dieren in gezonde toestand krijgt. Om te voldoen aan de staatssteunregels is het van belang dat de marktwaarde van de te ruimen dieren wordt vastgesteld. Dit regime is voor alle dieren die geruimd worden als gevolg van een besmetting met een aangifteplichtige ziekten gelijk. Verder is in de wet bepaald dat de waarde van de dieren vastgesteld moet worden voordat de dieren gedood worden en dat de waardevaststelling gedaan moet worden door een daarvoor aangewezen onafhankelijke deskundige (taxateur). De waardevaststelling door de taxateur is geen besluit, maar een feitelijke vaststelling. In de Gwwd is ook vastgelegd dat de tegemoetkoming uit het Diergezondheidsfonds aan de houder wordt betaald.

Om taxateurs te ondersteunen in hun werk en te zorgen voor uniformiteit in de waardevaststelling zijn zogenoemde waardetabellen voor verschillende diersoorten ontwikkeld. De waardetabellen worden in het kader van de Wettelijke onderzoekstaak (WOT) door Wageningen Economic Research (WEcR) onderdeel van Wageningen UR opgesteld en wanneer noodzakelijk worden de cijfers geactualiseerd, bijvoorbeeld bij nieuwe uitbraken. Jaarlijks vindt overleg plaats met belanghebbenden (overheid, sector en taxateurs) over de onderliggende uitgangspunten en waarderingssystematiek. In een waardetabel zijn waarden voor verschillende leeftijden en categorieën dieren opgenomen die de marktwaarde zo goed mogelijk weerspiegelen. WEcR doet dit voor de verschillende diersoorten met een vergelijkbare methodiek. WEcR maakt hierbij gebruik van herleidbare beschikbare marktinformatie en nadere actuele informatie die onder andere de sector aanlevert. WEcR beoordeelt en weegt de sectorinformatie vanuit hun onafhankelijke rol.

De waardetabel zelf heeft geen formele status, het is een hulpmiddel voor de uitvoering van de waardevaststelling door de taxateur. Er kunnen dan ook geen rechten ontleend worden aan de waardetabel. De taxateur kan altijd gemotiveerd en onderbouwd afwijken van de waardetabel, het blijft maatwerk per geval. Zoals toegezegd is de waardetabel voor nertsen, die de taxateurs gebruiken bij de taxatie van te ruimen nertsenhouderijen, bij deze brief bijgesloten (zie bijlage)3.

De ruimingsvergoeding voor de ruiming van 42 bedrijven tot nu toe bedraagt circa € 38 miljoen euro. Via de incidentele suppletoire begroting die volgt, is hiervoor een bedrag opgenomen van € 40 miljoen. Dit bedrag staat los van de hierboven genoemde stoppersregeling.

6. Rapportage Welzijnscommissie dierziekten over het verloop van de ruimingen

De Welzijnscommissie Dierziekten heeft tot 23 augustus 2020 zeventien nertsenfokkerijen bezocht die werden geruimd. De resultaten van de Welzijnscommissie over de eerste zeven ruimingen heb ik uw Kamer doen toekomen in de Kamerbrief van 20 juli jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 1122). In de periode van 9 juli tot en met 23 augustus zijn nog tien nertsenfokkerijen bezocht die werden geruimd. De Welzijnscommissie heeft tijdens haar observaties bij het legen van de gasboxen gecontroleerd of er nog dieren tekenen van leven vertonen. Dit is twee keer voorgekomen, waarna dieren onmiddellijk werden teruggeplaatst in een andere reeds met koolmonoxide gevulde gasbox. De Welzijnscommissie constateerde dat er aandacht moet blijven voor het hanteren van de nertsen. De NVWA is hier tijdens ruimingen extra oplettend op. Tijdens de ruimingen zijn geen andere onvolkomenheden of vermijdbaar ongerief vastgesteld door de Welzijnscommissie.

In overleg met de Welzijnscommissie is bekeken of alternatieve ruimingsmethoden passender zouden kunnen zijn zonder afbreuk te doen aan dierenwelzijn. Navraag bij Wageningen UR en aan andere landen met nertsenhouderijen zoals Canada en Denemarken heeft geen betere alternatieven opgeleverd voor de gebruikte dodingsmethode. De Welzijnscommissie zal ook toezicht houden bij toekomstige ruimingen en hierover rapporteren aan het Ministerie van LNV.

7. Onderzoek naar SARS-CoV-2 bij dieren

Nertsen

Op 31 juli jl. is de eindrapportage «SARS-CoV-2 bij besmette nertsenbedrijven» aangeboden. Doel van het onderzoek was om inzicht te krijgen in de verspreiding van het virus van mens op dier, tussen dieren, tussen bedrijven, van dier op mens, de pathologie bij nertsen en de verspreiding in het milieu. Het onderzoek is uitgevoerd op de eerste vijf besmette bedrijven. Over de belangrijkste resultaten hebben wij uw Kamer eerder geïnformeerd. Bij metingen op de eerste drie bedrijven werd geen virus aangetoond buiten de stal. Bij metingen op bedrijf vijf werd virus-RNA buiten maar dicht bij de stal op het erf aangetroffen, maar werd geen levend virus aangetoond. Virus-RNA buiten het erf is niet vastgesteld. Op twee bedrijven zijn ook katten besmet (geweest) met SARS-CoV-2. Dit is eerder vermeld in de brief aan uw Kamer van 19 mei jl. In de databank van virus-genomen van COVID-19 patiënten in Nederland zijn geen sequenties aanwezig die ontstaan kunnen zijn uit het virus dat bij de nertsen op deze vijf bedrijven circuleert (met uitzondering van de twee personen die door een nerts besmet zijn geraakt). Het rapport is bijgevoegd (zie bijlage)4.

Katten en honden

Recent is binnen het onderzoek naar SARS-CoV-2 in honden en katten een eerste studie afgerond. In deze studie is gekeken naar het aantal dieren met antilichamen tegen het virus als aanwijzing voor een doorgemaakte infectie. In totaal zijn 1000 bloedmonsters onderzocht; 500 van honden en 500 van katten. Het betreft monsters die door dierenartsen naar de diagnostische laboratoria van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht zijn gestuurd voor reguliere diagnostiek en dus niet in verband met COVID-19 verdenking of contact met COVID-19 patiënten. Bij twee van de 500 katten (0,4%) en één van de 500 honden (0,2%) zijn antilichamen aangetoond tegen SARS-CoV-2. De prevalentie binnen deze geteste populatie is laag wat aangeeft dat infecties bij kat en hond incidenteel voorkomen waarschijnlijk als gevolg van verspreiding door de mens. Op de eerste vijf positieve nertsenbedrijven zijn katten onderzocht, en bij tien zijn antistoffen aangetoond.

Onderzoek naar het vóórkomen van infecties binnen andere populaties honden en katten, waaronder katten in asielen en honden en katten met bekend contact met een COVID- positieve eigenaar, loopt nog.

Konijnen

De serologische screening op de resterende konijnenbedrijven is afgerond. Alle bloedmonsters zijn negatief getest. Dat betekent dat op geen van de konijnenbedrijven in Nederland SARS-CoV-2 heeft gecirculeerd. Internationaal zijn er ook geen aanwijzingen die duiden op mogelijke besmettingen met SARS-CoV-2 bij konijnen, noch bij bedrijfsmatig gehouden konijnen noch bij konijnen die als huisdier gehouden worden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

In het kader van de Rijksbrede Operatie Inzicht in Kwaliteit vindt tot het einde van 2020 een pilot plaats waarbij Kamerbrieven die ingaan op een nieuw beleidsvoorstel worden voorzien van een aparte bijlage die puntsgewijs ingaat op de vereisten van Artikel 3.1. van de Comptabiliteitswet. Vanwege de nadere uitwerking van de regeling en in afwachting van Europese goedkeuring met betrekking tot eventuele staatssteun zullen wij deze bijlage in een later stadium bij een volgende kamerbrief toevoegen.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven