28 284
Wijziging van de Wet op bijzondere medische verrichtingen betreffende invoering van een verbod op xenotransplantatie

B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 8 maart 2002 en het nader rapport d.d. 25 maart 2002, aangeboden aan de Koningin door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 2 januari 2002, no. 01.006135, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op bijzondere medische verrichtingen betreffende invoering van een verbod op xenotransplantatie.

In dit voorstel tot wetswijziging worden medische verrichtingen waarbij xenotransplantatie wordt toegepast, verboden. De Raad van State kan zich met de strekking van het wetsvoorstel verenigen, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 2 januari 2002, no. 01.006135, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 8 maart 2002, nr. W13.01.0686/III, bied ik U hierbij aan.

1. De formulering van xenotransplantatie die in artikel 1, onder b van het Besluit centrale beoordeling medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (BCB) wordt gehanteerd, luidt «onderzoek waarbij bestanddelen van een dier worden in- of aangebracht in of aan het lichaam van een mens». De Raad merkt op dat hier de volgende toevoeging ontbreekt: «dan wel een menselijk bestanddeel dat daarmee doelgericht in aanraking is gebracht». Deze omschrijving is wel toegevoegd aan de huidige omschrijving van xenotransplantatie in artikel 6a, eerste lid, van het onderhavige voorstel. Hierdoor ontstaat de situatie dat de medische verrichtingen waarbij een menselijk bestanddeel dat doelgericht in aanraking is gebracht met levende bestanddelen van een dier of van een foetus of embryo van een dier, in of aan het lichaam van een mens wordt in- of aangebracht, wel onder de voorgestelde verbodsbepaling van artikel 6a, eerste lid, WBMV vallen, maar niet onder de werking van artikel 1, onder b, BCB. De Raad adviseert om in de toelichting aandacht te besteden aan de gevolgen van deze discrepantie.

1. Het ligt in de bedoeling de formulering in artikel 1, onder b, van het Besluit centrale beoordeling medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen aan te passen aan de in dit wetsvoorstel gebezigde definitie van xenotransplantatie. In de memorie van toelichting is hieraan alsnog aandacht besteed.

2. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

2. Aan de redactionele kanttekening van de Raad is gevolg gegeven.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 8 maart 2002, no. W13.01.0686/III, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

– In artikel II de zinsnede «4 en 15, eerste lid» vervangen door: 2, 3 en 4. De zinsnede «4, 6a en 15, eerste lid» vervangen door: 2, 3, 4 en 6a.

Naar boven