28 277
Wet op het Centraal bureau voor de statistiek

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 10 oktober 2002

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor Economische Zaken over het wetsvoorstel. Uit de reacties van de leden blijkt tot mijn genoegen dat zij het belang onderschrijven van een ook beheersmatig onafhankelijk instituut voor de verzameling en verspreiding van statistische gegevens alsmede de toegang tot registraties, waardoor de administratieve lasten kunnen worden verlaagd. In de hierna volgende reactie op dit verslag zal worden ingegaan op de door de fracties gestelde vragen. De beantwoording volgt zo nauwkeurig mogelijk de volgorde van het verslag van de Tweede Kamer.

I. ALGEMEEN

1.1 Inleiding

Het hoofdargument voor verzelfstandiging van het CBS bestaat eruit dat de belangen van statistiek en wetenschap op geen enkele wijze mogen worden doorkruist door politieke belangen. De leden van de CDA-fractie vroegen of er in de huidige situatie sprake is van een dergelijke doorkruising. In de huidige situatie is er sprake van een hybride situatie. Het CBS is een dienstonderdeel van het ministerie, terwijl de professionele onafhankelijkheid van het CBS wordt geborgd door de CBS/CCS-wet van 1996. Bovendien vormt de CCS al een ZBO. Er bestaat daardoor bij voorbeeld een potentiële spanning tussen de professionele onafhankelijkheid van het CBS en de verantwoordelijkheid van de minister voor het bij het CBS werkzame personeel. De minister zou formeel gezien onbelemmerd het personeelsbeleid kunnen beïnvloeden. In het verleden heeft zich op dit punt geen probleem voorgedaan, maar gelet op de bestaande en voorgestelde verantwoordelijkheden van de DG CBS voor de strategische aansturing van het CBS is het wenselijk hieromtrent een wettelijke regeling te treffen. Bij de behandeling van de CBS/CCS-wet van 1996 is de wenselijkheid van een beheersmatige verzelfstandiging in aansluiting op de toen in de wet vastgelegde inhoudelijke zelfstandigheid van het CBS reeds aangegeven.

De leden van de CDA-fractie hadden behoefte aan een nadere toelichting op de considerans waarin wordt overwogen dat het wenselijk is over te gaan tot externe verzelfstandiging van het departementsonderdeel CBS door instelling van een nieuw ZBO. Zij tekenden daarbij aan dat uit het wetsvoorstel blijkt dat niet het CBS zelf een ZBO wordt, maar de twee bestuursorganen daarvan, namelijk de DG CBS en de CCS. Zij vroegen waarom ervoor was gekozen om via een omweg tot verzelfstandiging over te gaan en waarom dat niet uitdrukkelijk wordt vermeld in de considerans en de inleidende paragraaf van de memorie van toelichting. Zoals ook in het nader rapport naar aanleiding van een vraag van de Raad van State is opgemerkt, ziet de considerans in de eerste plaats op de instelling van de DG CBS als nieuw ZBO. Daarin hebben de leden van de CDA-fractie gelijk; niet het CBS als organisatie, maar de bestuursorganen daarvan worden ZBO. Daarbij moet echter voor een goed begrip direct worden aangetekend dat een departementsonderdeel als het CBS niet als ZBO kan worden ingesteld. Bij ZBO's gaat het immers om bestuursorganen. Het belangrijkste kenmerk van een ZBO is dat het niet, zoals een departementsonderdeel, hiërarchisch ondergeschikt is aan een minister. Toegegeven moet worden dat dit onderscheid in het spraakgebruik niet altijd wordt gemaakt. Zo wordt veelal gesproken over bij voorbeeld de Dienst voor het kadaster en de openbare registers als ZBO, terwijl feitelijk en juridisch de bestuursorganen daarvan een ZBO vormen. Ook in het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het IBO-rapport over de bedrijfsvoering van het CBS wordt wel aangesloten bij dit dagelijkse spraakgebruik, dat organisatie en bestuursorganen wat betreft de aanduiding van ZBO verwisselt.

Verder hoeft er wat betreft het CBS maar één nieuw ZBO te worden ingesteld omdat de CCS op grond van de huidige CBS/CCS-wet van 1996 al een ZBO is. Met de instelling van de DG CBS als nieuw ZBO is tegelijkertijd tevens sprake van externe verzelfstandiging van het CBS als organisatie. Immers, het personeel van het CBS dat werkzaam is ten behoeve van de DG CBS komt daarmee onder het gezag van de DG CBS te staan en behoeft over de werkzaamheden uitsluitend aan hem verantwoording af te leggen. Ook door het toekennen van eigen rechtspersoonlijkheid aan het CBS wordt het CBS als organisatie extern verzelfstandigd. Het zal als publiekrechtelijke rechtspersoon daardoor geen deel meer uitmaken van de rechtspersoon Staat. Vandaar dat de considerans kan spreken over de wens tot externe verzelfstandiging van het departementsonderdeel CBS door instelling van een nieuw ZBO. Er is dus geen sprake van een keuze om via een omweg tot verzelfstandiging over te gaan. In de paragrafen 2.1 en 3 van de memorie van toelichting wordt elk mogelijk misverstand dat het CBS een ZBO wordt op voorhand weggenomen.

1.3 Uitgangspunten van het wetsontwerp

Met de leden van de CDA-fractie ben ik van mening dat externe verzelfstandiging van het CBS en de instellingsprocedure voor baten/lastendiensten parallel dienen te lopen. Ook deel ik hun mening dat niet eerder tot externe verzelfstandiging van het CBS moet worden overgegaan dan nadat aan de daaraan door het kabinet en de Tweede Kamer gestelde eisen wordt voldaan. De ZBO-vorming vormt echter een sterke impuls voor het op orde brengen en houden van het financieel beheer. In formele zin is het verbeteren van het financieel beheer een belangrijk element in het verzelfstandigingsproces. Het toetsingskader zoals dat wordt gehanteerd door de Minister van Financiën en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (het zgn. BiFi-team), vereist de opstelling van een «verbeterplan financieel beheer» waarmee de directie FEZ en de Auditdienst (voorheen: Accountantsdienst) expliciet moeten instemmen. In het proces naar verzelfstandiging zullen de directie FEZ en de Auditdienst de voortgang van de uitvoering daarvan monitoren. Ook de Algemene Rekenkamer en de Directie Accountancy Rijksoverheid (DAR) van het Ministerie van Financiën worden daarin betrokken.

Ook de leden van de VVD-fractie en de fractie van de Partij van de Arbeid hadden naar aanleiding van de rapportages van de Algemene Rekenkamer over de bedrijfsvoering van het CBS ter zake vragen.

De vergroting van beheersmatige vrijheid van het CBS zoals die met de externe verzelfstandiging wordt beoogd, stelt strenge eisen aan de kwaliteit van het financieel beheer. Het is dan ook terecht dat de Algemene Rekenkamer daar aandacht voor heeft gevraagd. Ook wat mij betreft kan van verzelfstandiging geen sprake zijn zonder dat het financieel beheer op orde is. Daarbij wil ik wel benadrukken dat het CBS ook in het afgelopen jaar een goedkeurende accountantsverklaring heeft gekregen. Ten slotte wijs ik erop dat de Algemene Rekenkamer ook in de verzelfstandigde situatie blijft controleren of het financieel beheer voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Artikel 83 van het wetsvoorstel maakt het mogelijk de externe verzelfstandiging en de invoering van het baten/lastenstelsel pas door te voeren als de organisatie van het CBS daar rijp voor is. De bij het financieel beheer geplaatste kritische kanttekeningen van de Algemene Rekenkamer vormen daarbij een belangrijk aandachtspunt. Juist het feit dat op het terrein van het financieel beheer op onderdelen verdere verbetering noodzakelijk is, is voor mij reden geweest de geplande verzelfstandigingsdatum van 1 januari 2003 uit te stellen. Aan de in genoemd «verbeterplan financieel beheer» voorziene verbeteringen werd en wordt nu hard gewerkt, en, zoals gezegd, wordt de voortgang nauwlettend gevolgd. De instellingsprocedure voorziet vervolgens in een proefdraaiperiode met het baten/lastenstelsel. De uitkomsten daarvan worden meegewogen bij de uiteindelijke besluitvorming over de ingangsdatum. Het interne streven is nu het financieel beheer eind 2002 op orde te hebben. Zoals mijn ambtsvoorgangster ook in het Algemene Overleg over de financiële verantwoording over het jaar 2001 heeft aangegeven (Kamerstukken II 2001/02, 28 380, nr. 87), stel ik het op orde zijn van het financieel beheer als voorwaarde voor de verdere verzelfstandiging van het CBS.

Hoewel niet het primaire doel van de ZBO-vorming – dat is immers het optimaal waarborgen van een inhoudelijke en beheersmatige onafhankelijkheid – is het vergroten van de slagvaardigheid en het zakelijk functioneren van het CBS een belangrijk nevendoel. De leden van de fractie van de VVD wezen hierop. Eigen management verantwoordelijkheid voor het personeel en de invoering van het baten/lastenstelsel zijn belangrijke componenten van de beheersmatige verzelfstandiging. De combinatie daarvan met het betere inzicht in de kosten van processen en producten dat eruit voortvloeit, geeft het CBS de mogelijkheden om slagvaardig in te spelen op externe ontwikkelingen en geeft tevens meer prikkels tot doelmatigheid. Het huidige mandaat van de DG CBS en het geïntegreerde verplichtingen/kasstelsel, waarbinnen het CBS nu moet opereren, bieden daartoe minder mogelijkheden. Er is dus niet zozeer sprake van een probleem in de huidige situatie als wel van belangrijke verbeteringen die met externe verzelfstandiging mogelijk worden.

Dat in 2001 nog niet alles was opgelost, wordt mede verklaard door de ingrijpende veranderingen die in de afgelopen jaren bij het CBS plaatsgevonden hebben en nog steeds plaatsvinden, ter uitvoering van het regeerakkoord van 1998 (herinrichting van de statistische processen en de daarmee samenhangende reorganisatie annex afslanking). In april en juni 1999 heeft mijn ambtsvoorganger over de plannen hiervoor met de Tweede Kamer (Kamerstukken II 1998/99, 26 465, nrs. 2 en 6) overlegd. De Euro- en de millenniumproblematiek hebben van het ICT-intensieve CBS ook de nodige aandacht gevraagd. Eerder dan de ernst van de tekortkomingen in het beheer op zich, vormde het feit dat nog niet alle punten waren opgelost, in samenhang met de eisen die verzelfstandiging stelt aan het financieel beheer, voor de Algemene Rekenkamer de aanleiding om de onvolkomenheden over 2001 als ernstig te kwalificeren. Dat aan verzelfstandiging van een overheidsorganisatie strenge eisen worden gesteld, spreekt voor zich. Door het CBS is, in het kader van de verzelfstandiging, in samenwerking met de directie FEZ en de Auditdienst een plan van aanpak voor verbetering van het financieel beheer opgesteld. Hierin zijn naast de aanpassingen als gevolg van de eisen vanwege het baten/lastenstelsel, ook de adviezen van de Algemene Rekenkamer meegenomen. De tijdige uitvoering van dit plan heeft hoge prioriteit van de leiding van het CBS en het ministerie. Als de leden van de PvdA-fractie vragen waarom niet eerst de verbetering van de bedrijfsvoering ter hand genomen wordt, meen ik dat een bundeling van de verbetering van de bedrijfsvoering en het starten van een proces dat leidt tot externe verzelfstandiging efficiënt is. Er is een sense of urgency en de verzelfstandiging geeft nieuwe instrumenten om de bedrijfsvoering te verbeteren. In de afgelopen periode is door het CBS bovendien al veel werk verricht. Belangrijke voorbeelden daarvan zijn de verbetering van de interne planning&control-cyclus, het actualiseren en op orde brengen van de Administratieve Organisatie, de verbetering van de interne controle en de beheersing van het werken in opdracht. Deze reeds ingezette en nog in te zettten acties geven mij voldoende vertrouwen dat het financieel beheer bij het CBS tijdig zal voldoen aan de daaraan te stellen eisen.

2.4 De Centrale commissie voor de statistiek

De leden van de PvdA-fractie vroegen om nadere informatie over de rol van de CCS bij het vermijden van mededinging van het CBS met private aanbieders van vergelijkbare diensten. In 1998 heeft de CCS op verzoek van mijn ambtsvoorganger in het kader van Markt & Overheid de exploitatie onderzocht van de software die het CBS ontwikkelt. De CCS heeft toen uit haar onderzoek geconcludeerd dat deze exploitatie onlosmakelijk verbonden is met de communicatie van het CBS met zusterinstellingen over de grens. Marktpartijen worden er niet door geschaad. Ik stel mij voor dat de CCS langs vergelijkbare lijnen toeziet op mogelijk onwenselijke verstoringen. Zo nodig kan ik op grond van artikel 5 van het wetsvoorstel nadere regels stellen. Daarbij teken ik aan dat het overgrote deel van de huidige ontvangsten van het CBS uit werken voor derden voortvloeit uit ontwikkelwerkzaamheden voor Eurostat en uit additionele werkzaamheden ten behoeve van de ministeries, die intrinsiek verbonden zijn met de kerntaak van het CBS. Het beleid van de leiding van het CBS is er bovendien op gericht de ontwikkeling van het aandeel van deze ontvangsten strak in de hand te houden, onder meer om allerlei ongewenste afhankelijkheden te voorkomen. Ik ga er dan ook voorshands van uit dat het CBS geen concrete activiteiten zal hoeven te beëindigen ter vermijding van ongewenste mededinging met private aanbieders van vergelijkbare diensten.

De leden van de PvdA-fractie vroegen voorts of met name de beleidsbepalende en toezichthoudende taken van de CCS elkaar niet in de weg staan, en waarin de toezichthoudende rol van de minister zich onderscheidt van die van de CCS.

De belangrijkste taak van de CCS betreft het vaststellen van het statistisch programma. Echter, door de aard van het werk van het CBS is hier nauwelijks sprake van een beleidsbepalende taak, omdat het CBS overwegend feitelijke (onderzoeks)handelingen verricht, waaraan voor burgers en bedrijven geen directe financiële en rechtsgevolgen verbonden zijn. Het wetsontwerp beoogt door een grotere betrokkenheid van de CCS bij de bedrijfsvoering van het CBS een optimale allocatie van de middelen ten behoeve van het statistisch programma te bevorderen. Met het oog daarop zal de DG CBS de begroting en de jaarrekening in overeenstemming met de CCS vaststellen. Wat het toezicht betreft ligt juist voor deze stukken de definitieve goedkeuring bij de minister, met het oog op zijn politieke verantwoordelijkheid voor de rechtmatige en doelmatige besteding van de middelen door het verzelfstandigde CBS.

Bedoelde taken staan specifieke toezichthoudende taken van de CCS niet in de weg. De toezichthoudende taken van de CCS worden in artikel 25, onder d, e en f, van het wetsvoorstel limitatief opgesomd. Met deze toezichthoudende taken richt de CCS zich inderdaad op de inhoud en vormgeving van de statistische informatievoorziening van overheidswege. De minister is anderzijds eindverantwoordelijk voor het stelsel van de statistische informatievoorziening van overheidswege, dat wil zeggen verantwoordelijk voor het instandhouden van de voorwaarden voor een onafhankelijke en publieke productie van kwalitatief goede en betrouwbare statistieken en voor de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de publieke gelden die daarmee zijn gemoeid. Daarmee is direct het onderscheid in de toezichthoudende rol van de minister en die van de CCS geduid.

De leden van de PvdA-fractie vroegen ten slotte om uitleg ter zake van de budgettaire implicaties van het meerjarenprogramma van het CBS. Overeenkomstig artikel 3 van het wetsvoorstel verricht het CBS statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap. Door de aard van de statistiek, die vergelijking door de tijd en met andere landen immers mede mogelijk moet maken, zit er een grote mate van continuïteit in het statistisch programma. Tegelijkertijd ontstaan er door maatschappelijke veranderingen voortdurend nieuwe behoeften aan statistiek. Het meerjarenprogramma legt vanuit een inventarisatie, beoordeling en weging van zulke behoeften, maar ook bij voorbeeld de maatschappelijke methodologische en technische mogelijkheden, volgens artikel 14 van het wetsvoorstel op hoofdlijnen vast welke werkzaamheden het CBS de komende jaren zal gaan uitvoeren. Om de uitvoering daarvan mogelijk te maken zal in bepaalde financiële en organisatorische voorwaarden voorzien moeten worden. Een standpunt daarover bepaalt de Minister van Economische Zaken in overleg met het kabinet overeenkomstig artikel 17 van het wetsvoorstel. Dit standpunt is vervolgens for better and worse richtinggevend voor de ontwikkeling van de CBS-begroting, en daarmee voor de mogelijkheden om het meerjarenprogramma uit te voeren.

2.7 De gebruikers van de statistiek

De leden van de VVD-fractie vroegen welke formele invloed een op te richten gebruikersraad zal hebben. Deze gebruikersraad zal nieuwe behoeften aan officiële statistiek inventariseren, statistiekproductie buiten het CBS onder de ogen van de CCS helpen brengen en concrete gebruikerservaringen via de CCS onder de aandacht van het CBS brengen. Hij zal ressorteren onder de CCS die daartoe een voorstel zal uitwerken ten behoeve van een door mij goed te keuren bestuursreglement. Over de inhoud daarvan kan ik derhalve nu nog geen verdere mededeling doen. Overigens is er al regelmatig bestuurlijk overleg met de planbureaus, ministeries, De Nederlandsche Bank, de georganiseerde wetenschap en dergelijke. In aanvulling daarop overlegt het CBS regelmatig met gebruikers zoals die zijn verzameld in een twintigtal onderwerp-specifieke Commissies van Advies.

2.8 Werk voor derden

De leden van de VVD-fractie vroegen om nadere informatie omtrent werken voor derden door het CBS. In de onlangs bij het CBS ingevoerde projectenadministratie zijn extern gefinancierde projecten afzonderlijk herkenbaar. Kosten worden op integrale basis gecalculeerd om kruissubsidiëring te voorkomen. De besluitvormings- en beheersprocedures ter zake zijn vastgelegd in het Handboek Administratieve Organisatie. Het beleid van het CBS is erop gericht werk voor derden alleen aan te nemen als het behoort tot de kerntaak van het Bureau of direct in het verlengde ervan valt, de te verrichten werkzaamheden niet ten koste gaan van de uitvoering van het reguliere programma en de uitkomsten beantwoorden aan de kwaliteits- en onafhankelijkheidsnormen die het CBS standaard hanteert. De statistische resultaten van het werk voor derden worden niet exclusief aan de financiers geleverd, maar worden gepubliceerd. Verder verwijs ik naar de eerste alinea onder 2.4.

4.1 Internationale aspecten

De leden van de CDA-fractie vroegen om informatie over de waarborgen voor de onafhankelijkheid van de statistiek buiten Nederland. Nagenoeg alle lidstaten van de Europese Unie kennen wettelijke regelingen die de onafhankelijkheid van de statistiekbureaus waarborgen. Ook van verschillende kandidaat-lidstaten van de Europese Unie is bekend dat zij de wetgeving inzake de statistiek hebben aangepast aan binnen de Unie geldende maatstaven. Zoals in Nederland richt deze wetgeving zich op de onafhankelijkheid van de statistiek waar het gaat om de onderzoeksmethoden en de verspreiding van de resultaten, de beveiliging van de individuele gegevens en dergelijke. Op Europees niveau is de professionele onafhankelijkheid van de statistiek gewaarborgd in onder meer de Verordening inzake de Communautaire Statistiek (no. 322/97) en artikel 285 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

5.5 Kosteloze verstrekking aan het CBS

De leden van de CDA-fractie vroegen naar een tegenprestatie door het CBS voor het aanleveren van gegevens door bedrijven. Het wetsvoorstel en het beleid van het CBS gaan ervan uit dat tegenover kosteloze aanlevering van gegevens aan het CBS kosteloze verspreiding van informatie door het CBS staat. De door de leden van de CDA-fractie voorgestane wederkerigheid wordt met de StatLine database van het CBS op het Internet dan ook al in de praktijk gebracht. Deze informatie wordt voortdurend gebruikt door bedrijven en hun organisaties voor allocatiebeslissingen, marketing doeleinden en dergelijke. De maatschappelijke kosten van de gegevensverstrekkingen aan het CBS maakt het CBS inzichtelijk met behulp van een sinds 1994 gehanteerde enquêtedrukmeter. De uitkomsten daarvan worden onder meer gepubliceerd in de voortgangsrapportages van het kabinet en het EIM met betrekking tot de vermindering van de administratieve lasten in Nederland. Het overgrote deel van deze kosten vloeit rechtstreeks voort uit communautaire statistische verplichtingen. De gegevenslevering door bedrijven aan het CBS is verplicht om de kwaliteit van de statistieken te waarborgen. Deze verplichting bestaat in Nederland sinds 1917. Bij een verplichte levering van gegevens past geen betaling voor die gegevens. Bij andere verplichte leveringen van gegevens van bedrijven of personen aan overheidsinstellingen komt het evenmin voor dat de overheidsinstelling voor die informatie betaalt. Er is overigens vrijwel geen land ter wereld waar bedrijven recht hebben op een vergoeding voor de gegevens die zij verstrekken ten behoeve van de opstelling van voor het beleid noodzakelijke statistieken.

De leden van de CDA-fractie vroegen zich ook af waarom nog een aparte algemene maatregel van bestuur nodig is waarin wordt vastgelegd welke registraties het CBS kan gebruiken. In de opzet van artikel 33 van het wetsvoorstel is in het eerste lid allereerst vastgelegd dat het CBS zonder nadere regelgeving bevoegd is gebruik te maken van registraties bij onder meer het Rijk, provincies, gemeenten en zelfstandige bestuursorganen. Het overgrote deel van de registraties die het CBS nu en in de toekomst gebruikt, is hiermee voor het CBS adequaat toegankelijk. In het tweede lid is vervolgens geregeld op welke wijze het CBS toegang kan krijgen tot eventuele registraties bij instellingen die niet onder het eerste lid vallen. Hiervoor is het instrument van een algemene maatregel van bestuur gekozen, zodat nog eens expliciet wordt afgewogen of de betrokken instelling deze verplichting moet worden opgelegd.

De leden van de CDA-fractie informeerden ten slotte naar de verhouding van het stelsel van bestuurlijke boetes tot de zelfstandige positie van het CBS. Ook veronderstelden zij dat een tegenprestatie voor het aanleveren van gegevens de bestuurlijke boetes overbodig zou maken. Naar mijn mening sluit het voorgestelde stelsel van bestuurlijke boetes goed aan bij een zelfstandige positie van het CBS. Ook sluit het aan bij het in de memorie van toelichting genoemde kabinetsstandpunt van 1994 om voor minder ernstige inbreuken op de regels niet het strafrecht in te zetten, maar handhaving door het bestuur zèlf te versterken. Op de in paragraaf 5.3 van de memorie van toelichting genoemde terreinen waarop bestuurlijke sancties worden toegepast, zijn steeds min of meer verzelfstandigde bestuursorganen actief. Door het publiceren en ontsluiten van statistische informatie levert het CBS in principe een tegenprestatie aan bedrijven. Dat neemt niet weg dat (de dreiging met) een sanctie een onmisbaar instrument is voor het handhaven van een wettelijke verplichting. De kwaliteit en de bruikbaarheid van de statistiek zouden onaanvaardbare schade oplopen indien de gegevensverzameling door gebrek aan medewerking van het bedrijfsleven niet meer voldoende representatief zou zijn. Het CBS heeft een goede track record in de publicatie en ontsluiting van statistische informatie en in de vermindering van de administratieve lastendruk. Het wetsvoorstel geeft extra mogelijkheden en extra druk voor het CBS om de enquêtedruk verder te reduceren. Een resterende wettelijke verplichting om het CBS van gegevens te voorzien, moet echter wel effectief gehandhaafd kunnen worden. Zoals op tal van beleidsterreinen is er in laatste instantie een stok achter de deur nodig, ook al bestaan er andere voorzieningen om bepaald gedrag van burgers en bedrijven te bevorderen of juist af te remmen. Met een verplichting die niet gehandhaafd wordt of kan worden, verliest de overheid op den duur haar effectiviteit en haar gezag.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 5

De leden van de CDA-fractie vroegen of de spelregels die de minister opstelt omtrent de door het CBS voor derden te verrichten werkzaamheden, aan de Tweede Kamer kunnen worden voorgelegd. In antwoord op dit verzoek merk ik op dat het hier gaat om een bevoegdheid tot het stellen van nadere regels en dat ik niet voornemens ben om direct met de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel bedoelde spelregels vast te stellen. Ik verwijs hier ook naar de eerste alinea onder 2.4. Indien deze regels in de toekomst zouden worden vastgesteld, kunnen deze uiteraard aan de Tweede Kamer worden voorgelegd.

Artikel 8

De leden van de CDA-fractie vroegen waarom is gekozen voor de term «directeur-generaal». Waar het CBS sinds jaar en dag, en in elk geval sinds 1996 ook wettelijk, een professionele onafhankelijkheid geniet, heb ik geen noodzaak gezien om bij gelegenheid van de verdere beheersmatige verzelfstandiging van het CBS een andere term te introduceren. De titel directeur-generaal is overigens de meest voorkomende bij de nationale instituten voor de statistiek. Eén van de statistische bijeenkomsten in EU-verband is er dan ook naar vernoemd, DGINS (Directeurs-Généraux des Instituts Nationaux de Statistique). En ook in grote Nederlandse organisaties buiten de overheid wordt de functiebenaming directeur-generaal regelmatig gebruikt.

Artikel 10

De leden van de CDA-fractie vroegen waarom er wat betreft de DG CBS is gekozen voor een zittingsduur van maar liefst zeven jaar. Deze termijn komt overeen met die van de directeuren van De Nederlandsche Bank NV volgens de Bankwet. In de toelichting op artikel 10 van het wetsvoorstel is het ook voor DNB toepasselijke argument van de onafhankelijkheid al genoemd. Daarbij moet voorts bedacht worden dat de positie van de DG CBS bij uitstek (schaarse) inhoudelijke deskundigheid vergt. Door de externe verzelfstandiging is de positie ten slotte niet automatisch opgenomen in het huidige stelsel van roulatie van topambtenaren.

Artikel 30

De leden van de CDA-fractie vroegen wat wordt bedoeld met spoedeisende gevallen waarin de voorzitter van de CCS zelf een wijziging van het werkprogramma kan goedkeuren. Hoewel het specifieke karakter van spoedeisende gevallen niet generiek valt te definiëren, kunnen twee niet geheel fictieve voorbeelden wellicht illustratief zijn. Sporadisch ontstaat door praktische omstandigheden, bij voorbeeld tegenslag in het veldwerk, er een capacitair probleem. Er moeten dan snel en adhoc keuzes gemaakt en bevestigd kunnen worden, die niet tot een volgende vergadering op zich kunnen laten wachten. Incidenteel is er ook communautaire regelgeving die een snelle bekrachtiging vergt van de nationale autoriteit die voor het statistisch programma verantwoordelijk is. In Nederland is dat de CCS. In het door mij goedgekeurde, onder de CBS/CCS-wet van 1996 geldende reglement van orde van de CCS is overigens bepaald dat in zulke spoedeisende gevallen de voorzitter de leden schriftelijk raadpleegt.

Artikel 67

De leden van de CDA-fractie vroegen hoe de verplichting voor de DG CBS tot het aanhouden van een rekening-courant bij de Minister van Financiën zich verhoudt tot zijn verzelfstandigde positie. Deze verplichting sluit aan bij artikel 24, zesde lid, van de per 1 september 2002 in werking getreden Comptabiliteitswet 2001. Genoemd artikellid maakt het mogelijk dat instellingen die collectieve middelen beheren met het oog op een doelmatig en risicoarm kasbeheer een rekening-courant aanhouden bij het Ministerie van Financiën. Deze verplichting bevat overigens in materiële zin geen beperking van de zelfstandigheid van de DG CBS. Immers, in artikel 67, tweede lid, van het wetsvoorstel is uitdrukkelijk bepaald dat de DG CBS voor de uitoefening van de taken ter uitvoering van de CBS-wet kan beschikken over de financiële middelen die hij in rekening-courant aanhoudt bij de Minister van Financiën. De externe verzelfstandiging van het CBS beoogt overigens, van mijn kant noch van de zijde van het CBS, het verschaffen van meer vrijheid ten aanzien van het risico-profiel van de financiering.

Artikel 83

De leden van de CDA-fractie waren van mening dat het wetsvoorstel niet in werking zou kunnen treden zolang niet voldaan is aan de voorwaarden voor instelling van een ZBO.

Deze leden verzochten de minister het inwerkingtredingartikel in deze zin aan te passen.

Mocht deze vraag aansluiten bij een eerdere vraag van de leden van de CDA-fractie over de voorwaarden voor instelling van een baten/lastendienst, dan kan ik antwoorden dat externe verzelfstandiging van het CBS inderdaad pas zal plaatsvinden wanneer aan de voorwaarden voor een baten/lastendienst wordt voldaan. Mochten deze leden tevens doelen op voorwaarden voor instelling van een ZBO zoals die zijn opgenomen in de Aanwijzingen voor de regelgeving en het bij de Eerste Kamer aanhangige voorstel voor een Kaderwet ZBO's, dan kan ik antwoorden dat het voorliggende wetsvoorstel daarmee in overeenstemming is. Immers, bij het opstellen van dit wetvoorstel is uitgegaan van de Aanwijzingen voor de regelgeving en het destijds bij de Tweede Kamer aanhangige voorstel voor een Kaderwet ZBO's. Ik zie derhalve geen noodzaak tot aanpassing van het inwerkingtredingartikel.

De Minister van Economische Zaken,

H. Ph. J. B. Heinsbroek

Naar boven