28 263
Uitvoering van de verordening (EG) Nr. 44/2001 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEG L 12) (Uitvoeringswet EG-executieverordening)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 25 april 2002

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

ALGEMEEN

De leden van de fractie van de PvdA zijn in hoofdlijnen akkoord met het wetsvoorstel. De uniformering van de regels voor de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken zullen inderdaad een stimulans vormen voor het vrije verkeer van beslissingen binnen de EG. Deze leden hebben nog wel enige vragen en opmerkingen.

Deze leden vragen waarom Denemarken opteert voor het van toepassing blijven van het EEX-verdrag, mede nu het in de bedoeling ligt ten behoeve van Denemarken en de gebieden over zee van de lidstaten van de EU, de tekst van het EEX-verdrag inhoudelijk te wijzigen zodat het gelijkluidend wordt aan die van de verordening. Waarin ligt dan nog het verschil?

Dat het exequatur nu nagenoeg automatisch wordt verleend, kan worden beschouwd als een teken van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten in elkaars rechterlijke instanties. Op grond hiervan dient de procedure om een in een lidstaat gegeven beslissing in een andere lidstaat uitvoerbaar te verklaren, doeltreffend en snel te zijn. Aangezien deze verordening ook voor alle nieuwe lidstaten rechtstreeks zal gelden, vragen deze leden of bij de toelating van nieuwe lidstaten in het bijzonder wordt gelet op de doeltreffendheid en snelheid waarmee de rechterlijke instanties van die staten werken.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot uitvoering van de verordening van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

Deze leden onderschrijven de strekking van het voorstel dat uitvoering geeft aan een aantal artikelen van de betrokken verordening, maar hebben nog enkele vragen.

In de ogen van de VVD-fractie introduceert de verordening in artikel 43 een nieuw rechtsmiddel dat niet gelijkgesteld kan worden aan verzet of hoger beroep naar Nederlands recht. Zien zij het goed dat daarom de jurisprudentie zoals NJ 1998,935 (Rb Amsterdam 10 juni 1987 bij artikel 36 oud EEX) haar werking behoudt en dat dus artikel 143Rv voor het gaan lopen van de termijn voor de geëxecuteerde geen werking heeft: het is immers geen verzet? Mag er van worden uitgegaan dat de ATW op de termijn niet van toepassing is of mag de lijn van NJ 2002,140 worden doorgetrokken naar het EEX?

Is op een dagvaarding als bedoeld in artikel 43 van de Vo artikel 56 lid 3 BRv van toepassing in dier voege dat de termijn enkel wordt «gered» als ook verzending van de dagvaarding binnen de termijn plaatsvindt?

Het aanvragen van een uitvoerbaarverklaring kan blijkens 2 lid 4 van het Ontwerp ongeacht het bedrag – gedaan worden door een deurwaarder of procureur. Bedoelt de regering hier de gerechtsdeurwaarder of alle deurwaarders zoals in het recentelijk gewijzigde Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Komt het de regering niet gewenst voor dat de «volledige» bevoegdheid (dus boven € 5000) bij uitsluiting aan de gerechtsdeurwaarder toekomt omdat enkel deze functionaris met de uitvoering zal worden belast en is het ook niet gewenst de uitvoeringswet bij het oude EEX-Verdrag (Stb 1972, 240) aan te passen zodat de gerechtsdeurwaarder ook voor titels waarop die wet van toepassing is dezelfde bevoegdheden krijgt als procureurs?

Met betrekking tot artikel 3 van de uitvoeringswet vragen de leden van de VVD-fractie of onder de kosten ook (de kosten van) de vertaling van de veroordeling valt omdat in de verordening enkel sprake is van (de kosten van) vertaling van de documenten (artikel 55).

Ten aanzien van de certificaten bij de Verordening (bijlagen V en VI) vragen de leden van de VVD-fractie of voor Nederland nog geregeld moet worden wie bevoegd is deze certificaten af te geven. Is er overigens al duidelijkheid wanneer de in de memorie van toelichting aangekondigde wijzigingen van de bijlagen II en III plaats zal vinden. Zal een wijziging te zijnertijd door de regering zo spoedig mogelijk ter kennis van betrokken instanties/organisaties worden gebracht? Komt het de regering niet wenselijk voor dat ook de bijlage I wordt gewijzigd omdat die verwijst naar twee vervallen artikelen (artikel 127Rv is al per 1 januari 1992 vervallen).

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel, dat tot doel heeft de regels voor de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken binnen de Europese Gemeenschap te uniformeren. Het voorstel kan een stimulans vormen voor het vrije verkeer van beslissingen in burgerlijke en handelszaken binnen de EG. Deze leden hebben bij het voorstel nog enige vragen en kanttekeningen.

Aan het voorstel ligt het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten in elkaars rechterlijke instanties ten grondslag. Is de regering van mening dat de rechterlijke instanties binnen de EG, en de rechterlijke uitspraken die zij doen, alle reeds hetzelfde kwaliteitsniveau hebben bereikt? Op welke punten bestaan nog kwaliteitsverschillen? Waarom bestaat, gezien mogelijke kwaliteitsverschillen, toch voldoende grondslag voor dit wetsvoorstel, zo vragen de leden van de fractie van D66.

Omdat de verordening tot het «aquis communautaire» behoort, zal zij ook voor alle nieuwe lidstaten rechtstreeks gelden. Welke harde eisen zijn geformuleerd om de kwaliteit van de rechterlijke instanties in de toetredingslanden te garanderen voordat zij tot de EG kunnen toetreden? Welke eisen zijn er geformuleerd ten aanzien van de onafhankelijkheid van rechterlijke instanties in deze landen voordat zij tot de EU kunnen toetreden? Acht de regering deze eisen afdoende en, zo ja, waarom?

Een in een lidstaat gegeven beslissing die daar uitvoerbaar is, kan in een andere lidstaat ten uitvoer worden gelegd, nadat zij daar ten verzoeke van iedere belanghebbende partij uitvoerbaar is verklaard. Is het denkbaar dat een beslissing wel ten verzoeke van de éne belanghebbende partij, maar niet ten verzoeke van de andere uitvoerbaar is verklaard, bijvoorbeeld omdat de éne partij dit wél uitvoerbaarverklaring wil en de andere niet? Hoe dient in dergelijke gevallen gehandeld te worden?

Indien een verzoeker in de lidstaat waar de beslissing is gegeven in aanmerking komt voor rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt hij in deze procedure in principe in aanmerking voor de meest gunstige vorm van rechtsbijstand of vrijstelling die in het recht van de aangezochte lidstaat is vastgesteld. Welke verschillen bestaan er tussen de systemen van rechtsbijstand in verschillende EU landen en tussen de EU landen en de toetredingslanden? Wat zullen de mogelijke positieve en negatieve gevolgen zijn van dit voorstel voor Nederlandse ingezetenen, op het gebied van rechtsbijstand en vrijstelling? Zal men niet vaak geconfronteerd worden met systemen van rechtsbijstand en vrijstelling die minder gunstig zijn dan die in Nederland, zo vragen de leden van de fractie van D66.

De voorzitter van de commissie,

Swildens-Rozendaal

De griffier voor dit verslag,

Bregman


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Swildens-Rozendaal (PvdA), voorzitter, Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), Dittrich (D66), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Van Oven (PvdA), Kamp (VVD), Rouvoet (ChristenUnie), O. P. G. Vos (VVD), Passtoors (VVD), Van Wijmen (CDA), De Wit (SP), Ross-van Dorp (CDA), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GroenLinks), Weekers (VVD), Van der Staaij (SGP), Wijn (CDA), Vacature (PvdA).

Plv. leden: Wagenaar (PvdA), Balkenende (CDA), C. Cörüz (CDA), Van Vliet (D66), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth (PvdA), Hoekema (D66), Karimi (GroenLinks), Santi (PvdA), Luchtenveld (VVD), Slob (ChristenUnie), Van den Doel (VVD), Rijpstra (VVD), Rietkerk (CDA), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Van Baalen (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Vacature (GroenLinks), De Vries (VVD), Van Walsem (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Arib (PvdA).

Naar boven