28 262 (R 1715)
Verdrag tot oprichting van het Multilateraal Investeringsfonds en Verdrag inzake het beheer van het Multilateraal Investeringsfonds; Washington, 11 februari 1992

nr. 262
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 februari 2002

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 14 maart 2002.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk van Aruba te kennen worden gegeven uiterlijk op 13 april 2002.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 11 februari 1992 te Washington totstandgekomen verdrag tot oprichting van het Multilateraal Investeringsfonds en het eveneens op 11 februari 1992 te Washington totstandgekomen verdrag inzake het beheer van het Multilateraal Investeringsfonds (Trb. 2001, 144 en 145).1

Een toelichtende nota bij deze verdragen treft U eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.

Aan de Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en van Aruba is verzocht hogergenoemde stukken op 13 maart 2002 over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba.

De Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen en van Aruba zijn van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

Toelichtende Nota

1. Inleiding

Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).

Het Multilateraal Investeringsfonds (MIF) is een onderdeel van de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB) Groep. Uit dit fonds worden activiteiten gefinancierd ten behoeve van het klein- en microbedrijf in Latijns Amerika en het Caraïbisch gebied, waaronder het verstrekken van microkredieten. In 1992 is het MIF op initiatief van de VS opgericht als onderdeel van een breder actieplan ter bevordering van de economische groei in Latijns Amerika en het Caraïbisch gebied.

2. Verloop van onderhandelingen

Nederland heeft in 1991 besloten om af te zien van deelneming in het MIF. De argumenten waren dat:

a) dit nieuwe instrument overbodig was aangezien de IDB de technische assistentie en training voor haar rekening zou kunnen nemen en de Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij (IIC), de private sector poot van de IDB-Groep, de ontwikkeling van het kleinbedrijf;

b) voor ondersteuning van de particuliere sector bij voorkeur geen schenkingsmiddelen zouden moeten worden ingezet omdat die concurrentieverstorend zouden werken;

c) alle landen van de regio in aanmerking zouden kunnen komen voor MIF-middelen, ook relatief rijke landen als Mexico en Venezuela;

d) met het «human resources» element de kosten van privatisering van staatsondernemingen gedeeltelijk zouden kunnen worden afgewenteld op het MIF;

e) het MIF met het verlenen van technische assistentie zowel op macro-niveau (aan overheden) als op microniveau (bijvoorbeeld aan straat-verkopers) niet effectief zou kunnen zijn.

Naast de hierboven genoemde inhoudelijke argumenten was Nederland minder gelukkig met het feit dat het initiatief voor het MIF op grond van politieke overwegingen (meer aandacht voor Latijns Amerika en het Caraïbisch gebied na het vallen van de Muur) unilateraal door de Verenigde Staten werd genomen en vervolgens voor een niet onbelangrijk deel door kleinere lidstaten zou moeten worden gefinancierd.

Inmiddels is door het MIF een andere invulling gegeven aan de activiteiten dan op voorhand was verwacht en heeft het fonds aangetoond binnen de IDB-Groep een ontwikkelingsrelevant instrument naast en in aanvulling op de missie van de IDB en de IIC te zijn. Het levert een waardevolle additionele bijdrage aan economische ontwikkeling in de regio. De Nederlandse argumenten om niet deel te nemen aan het MIF zijn daardoor niet langer relevant en wel om de volgende redenen:

ad a) het MIF heeft geen eigen staf, maar huurt expertise in van de IDB en de IIC. Zo is de IIC, met deelnames van gemiddeld USD 5 miljoen, op grond van efficiency-overwegingen niet in staat de arbeidsintensieve kleinschalige activiteiten gericht op stimulering en ontwikkeling van het kleinbedrijf zelf te ontwikkelen. Het MIF vormt dus geen doublure met de IDB en de IIC;

ad b) de particuliere sector wordt niet gesteund met kostprijsverlagende subsidiebedragen. Het MIF richt zich doorgaans op kleinschalige activiteiten; het betreft onder meer aanpassingen van de regelgeving, verbetering van het investeringsklimaat en het verlenen van steun aan microbedrijven in de aanloopfase door risicodragend vermogen te verschaffen. Het argument van concurrentieverstoring is derhalve niet juist;

ad c) het is juist dat formeel ook de relatief rijke en grote landen in aanmerking komen voor MIF-projecten. In de praktijk blijkt echter dat MIF-activiteiten voor het overgrote deel in de armere landen plaats vinden;

ad d) uit het MIF worden geen afvloeiingsregelingen gefinancierd. Met MIF-financiering worden wel trainingsprogramma's opgezet als ondersteuning bij privatiseringen, en

ad e) de gedachte dat het MIF niet tegelijk zowel op macro- als op microniveau effectief zou kunnen werken is achterhaald omdat het MIF de benodigde expertise inhuurt bij de IDB en het IIC.

Op dit moment zijn de volgende niet-lenende IDB-leden lid van het MIF: Canada, Frankrijk, Duitsland, Italië, Japan, Portugal, Spanje en de Verenigde Staten. De Scandinavische landen en het Verenigd Koninkrijk hebben de procedure om lid te worden in gang gezet.

De activiteiten van het MIF sluiten volledig aan bij het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingbeleid (OS-beleid) dat gericht is op het versterken van de rol van de private sector bij armoedebestrijding in ontwikkelingslanden, zoals dat is uiteengezet in de notitie «Ondernemen tegen armoede» (Ministerie van Buitenlandse Zaken en Ministerie van Economische Zaken, november 2000). Kern van het multilaterale beleid terzake is het steunen van programma's van multilaterale ontwikkelingsbanken, die via kennisopbouw en directe investeringen bijdragen aan capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden. Toetreding van het Koninkrijk tot het MIF voegt een extra multilateraal kanaal voor ontwikkelingssamenwerking toe aan het bestaande instrumentarium en past goed in het Nederlandse OS-beleid dat erop gericht is het multilaterale aandeel in de besteding van het OS-budget geleidelijk te vergroten.

Het MIF staat open voor alle landen van de Latijns Amerikaanse en Caraïbische regio, maar het merendeel van de projecten vindt plaats in de armere landen. Het lidmaatschap van het MIF biedt, wat Nederland betreft, mogelijkheden voor de Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) en voor andere instellingen die actief zijn op het terrein van microkredietverlening in de regio zoals Novib, Bilance en de Triodos Bank. Deze instellingen zullen op grond van het Nederlandse lidmaatschap kunnen profiteren van additionele middelen uit het MIF. Het oormerken van bestedingen uit de Nederlandse bijdrage aan het MIF ten gunste van Bolivia en Nicaragua (de Latijns Amerikaanse 17+4 landen) is echter niet mogelijk.

Voorgesteld wordt tot het MIF toe te treden, hetgeen kan geschieden door toetreding tot het verdrag tot oprichting van het Multilateraal Investe-ringsfonds (het «Fondsverdrag») en het verdrag inzake het beheer van het Multilateraal Investeringsfonds (het «Beheersverdrag»). Het eerstgenoemde verdrag betreft de organisatorische structuur en de werkzaamheden van het MIF (het «Fonds»). Het tweede verdrag gaat over het beheer van het Fonds, de bevoegdheden van de IDB (de «Bank»), en de administratieve verantwoording en rapportage. Tevens bevat het een bijlage met de arbitrageprocedure.

3. Artikelsgewijze toelichting

Verdrag tot oprichting van het Multilateraal Investeringsfonds

Artikel I: Algemene doelen

Het aanmoedigen van ontwikkeling en uitvoering van meer particuliere investeringen; het aanmoedigen van ontwikkelingsstrategieën die meer particuliere investeringen en een groeiende particuliere sector bevorderen; het stimuleren van micro-ondernemingen, kleine bedrijven en andere ondernemersactiviteiten; het verschaffen van financiering om voornoemde te bewerkstelligen en tot slot, het bevorderen van een milieuvriendelijke en duurzame economische ontwikkeling in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied.

Artikel II: Bijdragen aan het Fonds

Elke donor heeft bij oprichting zijn bijdrage in gelijke termijnen over vijf jaar betaald. Toetreders na oprichting betalen onder de voorwaarden zoals door het Donorencomité (artikel IV) vastgesteld. Deze betalingen geschieden in vrij convertibele valuta. Nederland zal in euro betalen. Voor de toetreding van het Koninkrijk zijn geen voorwaarden gesteld die afwijken van de voorwaarden zoals indertijd gesteld aan de oprichtende landen.

Artikel III: Werkzaamheden van het Fonds

De werkzaamheden van het Fonds verlopen via drie Faciliteiten:

i) de Faciliteit Technische Samenwerking, een programma voor technische assistentie ter verbetering van het investeringsklimaat;

ii) de Faciliteit Arbeidspotentieel, een programma voor training en opleiding van werknemers in bedrijven;

iii) de Faciliteit Ontwikkeling Kleine Ondernemingen, een programma ten behoeve van de ontwikkeling van het kleinbedrijf, met als doel een verruiming van de deelname van kleine en microbedrijven in de regionale economie.

Voor deze laatste Faciliteit is een apart Investeringsfonds voor Kleine Ondernemingen opgericht. Via dit Investeringsfonds wordt deelneming in risicodragend kapitaal gestimuleerd en wordt de oprichting bevorderd van kleine banken die zich geheel richten op het verschaffen van microkrediet.

In beginsel komen alle lidstaten van de Bank die ontwikkelingslanden zijn in aanmerking als ontvanger. Financiering uit het Fonds wordt alleen verstrekt als is vastgesteld dat de steun een katalyserend effect op investeringsstromen zal hebben. Voorwaarde is wel dat in het ontvangende land een gedegen macro-economisch beleid gevoerd wordt en dat belemmeringen die investeringsstromen hinderen weggenomen zijn. Bijzondere aandacht gaat uit naar armoedebestrijding en investeringshervorming.

Artikel IV: Donorencomité

Elke donor kan een vertegenwoordiger aanwijzen bij de vergaderingen van het Donorencomité. Dit comité is verantwoordelijk voor de goed-keuring van alle voorstellen voor subsidies uit de drie Faciliteiten en voor voorstellen voor financieringen uit het Investeringsfonds voor Kleine Ondernemingen. Niet meer dan 40 procent van de totale middelen van het Fonds kan worden toegewezen aan één Faciliteit. Het comité neemt besluiten bij drievierde meerderheid van het totale aantal stemmen. Er is geen systeem van kiesgroepen, zoals bij de IDB en de IIC. Elke donor verkrijgt per elke USD 100 000 bijdrage één stem in het Donorencomité. Daarnaast wordt 20% van de stemmen gelijkelijk verdeeld over de deelnemende landen.

Artikel V: Duur van het verdrag

Het verdrag blijft van kracht gedurende tien jaar na de datum van inwerkingtreding en kan worden verlengd voor vijf jaar. Het wordt beëindigd wanneer de Bank haar eigen werkzaamheden opschort of beëindigt. Bij voortijdige beëindiging geschiedt verdeling van overblijvende activa evenredig met de door de donoren verleende bijdragen.

Artikel VI: Algemene bepalingen

Elk niet in Schema A van het Fondsverdrag vermeld lid van de Bank kan tot dit Verdrag toetreden door nederlegging van een akte van aanvaarding en een akte van bijdrage tot een bedrag. De toetreding moet worden goedgekeurd door het Donorencomité. Het verdrag kan via stemming, waarbij ten minste tweederde van de donoren die niet minder dan drievierde van het totale aantal stemmen van de donoren vertegenwoordigen voor stemmen, worden gewijzigd door het Donorencomité. Wijzigingen die verhoging van bestaande verplichtingen inhouden of nieuwe verplichtingen, treden voor Donoren pas in werking na aanvaar-ding ervan. Voor het Koninkrijk betekent dit dat dergelijke wijzigingen parlementaire goedkeuring zullen behoeven, alvorens te kunnen worden aanvaard. Wijzigingen die niet dergelijke hogere of nieuwe verplichtingen inhouden, worden vastgesteld en treden in werking bij besluit van het Donorencomité conform onderdeel b van afdeling 2 van artikel VI. Deze laatste besluiten vormen wat het Koninkrijk betreft besluiten in de zin van artikel 92 van de Grondwet.

Een donor kan dit verdrag opzeggen door aan het hoofdkantoor van de Bank een schriftelijke kennisgeving te zenden van zijn voornemen daartoe. De opzegtermijn is minimaal zes maanden en de donor blijft aansprakelijk voor zijn verplichtingen.

Verdrag inzake het beheer van het Multilateraal Investeringsfonds

Artikel I: Algemeen

De Bank beheert het Fonds in overeenstemming met het Fondsverdrag en verleent diensten als depositaris en andere met dat verdrag verband houdende diensten.

Artikel II: Beheer van het Fonds

De Bank heeft onder andere de volgende taken: het ontwikkelen, voorbe-reiden en voorstellen van werkzaamheden; het uitvoeren of regelen van de uitvoering van alle door het Donorencomité goedgekeurde werkzaamheden; en het beheren van de rekeningen van het Fonds. De Bank kan de IIC verzoeken werkzaamheden of individuele programma's te beheren of uit te voeren. De Secretaris van de Bank is secretaris van het Donorencomité en verleent secretariaatsdiensten, faciliteiten en andere ondersteunende diensten.

Artikel III: Taken als depositaris

De Bank is depositaris voor het Beheersverdrag, het Fondsverdrag, akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring en akten van gekwalificeerde of ongekwalificeerde bijdragen. De Bank beheert de rekeningen van het Fonds in overeenstemming met het Beheersverdrag.

Artikel IV: Bevoegdheden van de Bank en andere aangelegenheden

De Bank is bevoegd tot uitvoering van de bepalingen van het Beheersverdrag en de ondernomen activiteiten dragen bij aan het vervullen van de doelstellingen van de Bank. De Bank ontvangt vergoeding van kosten gemaakt voor de activiteiten met betrekking tot het Fonds en die van de Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij. Bij het beheren van het Fonds kan de Bank overleggen en samenwerken met publieke en private nationale en internationale organisaties die werkzaam zijn op het gebied van sociale en economische ontwikkeling. Op gezette tijden evalueert de Bank de werkzaamheden.

Artikel V: Administratieve verantwoording en rapportage

De Bank houdt een afzonderlijke administratie voor het Fonds. De boeken van het Fonds worden bijgehouden in Amerikaanse dollars. Jaarlijks verstrekt het Fonds informatie aan het Donorencomité omtrent de activa en passiva van het Fonds, de cumulatieve ontvangsten en uitgaven voor het Fonds en over de voortgang en resultaten van projecten, programma's en andere werkzaamheden. Dit wordt gepresenteerd tezamen met een verklaring afgegeven door een onafhankelijke openbare accountantsfirma. De Bank stelt een jaarverslag en kwartaalverslagen op.

Artikel VI: Duur van het verdrag

De bepalingen met betrekking tot de duur van het Beheersverdrag zijn van gelijke strekking als die van het Fondsverdrag.

Artikel VII: Algemene bepalingen

De inkomsten en winsten die voortvloeien uit financieringen, investeringen en andere met de middelen van het Fonds uitgevoerde werkzaamheden komen in geen geval ten goede aan de Bank. Ook ontstaan uit gedane activiteiten voor en van het Fonds geen verplichtingen van de Bank jegens donoren. Een toekomstige donor kan toetreden tot het Beheersverdrag door het te ondertekenen. Het Beheersverdrag kan slechts worden gewijzigd bij overeenkomst tussen de Bank en het Donorencomité na een positieve stemming door ten minste tweederde van de donoren die ten minste drievierde van het totale aantal stemmen van de donoren vertegenwoordigen. Dit komt erop neer dat het verdrag wordt gewijzigd bij een gezamenlijk besluit van de Bank en het Donorencomité, dat wat het Koninkrijk betreft een besluit in de zin van artikel 92 van de Grondwet vormt. Geschillen tussen de Bank en het Donorencomité, die niet door overleg worden opgelost, worden geregeld door arbitrage uit hoofde van Bijlage A van het Beheersverdrag.

Bijlage A: Arbitrageprocedure

Het scheidsgerecht is samengesteld uit drie leden die op de volgende wijze worden benoemd: één door de Bank, één ander door het Donorencomité en een derde, de Voorzitter, bij rechtstreekse overeenkomst tussen de partijen of, bij gebrek aan overeenkomst, benoemd door de Secretaris-Generaal van de Organisatie van Amerikaanse Staten. Het scheidsgerecht is slechts bevoegd kennis te nemen van hetgeen betwist wordt. Het neemt zijn eigen procedureregels aan en kan op eigen initiatief deskundigen aanwijzen. Een uitspraak wordt gedaan binnen ongeveer zestig dagen na de datum waarop de Voorzitter is benoemd.

De bijlage vormt een integrerend onderdeel van het verdrag en is aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de bijlage behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goed-keuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.

4. Aandeel van Nederland en financiële consequenties

Het Koninkrijk kan voor een betrekkelijk gering bedrag toetreden tot het MIF. In beginsel kan Nederland zelf bepalen hoe groot de bijdrage zal zijn. Omdat het MIF nog geen behoefte heeft aan extra middelen heeft de Minister van Financiën op 21 juli 2000, in overleg met de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, het MIF medegedeeld dat Nederland bereid is om deel te nemen in het MIF voor een bedrag van USD 2,0 miljoen, onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring.

In overleg met het MIF is bepaald dat het Koninkrijk zich formeel zal committeren in Nederlandse guldens. Deze verplichting, alsmede de betalingen uit dien hoofde, worden verantwoord op begrotingshoofdstuk IX B van het Ministerie van Financiën. De committering wordt van Amerikaanse dollars naar Nederlandse guldens omgerekend tegen de dagkoers van de datum dat het Donorencomité de Nederlandse deelname accepteert. De betaling zal in euro geschieden.

De Nederlandse bijdrage aan het MIF is op 1 november 2000 formeel goedgekeurd door het Donorencomité van het MIF. De door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) geregistreerde dagkoers op die datum bedroeg USD 1 = NLG 2,5761. De Nederlandse verplichting jegens het MIF zal derhalve NLG 5 152 200 (EUR 2 337 966,43) bedragen. De budgettaire consequenties zijn in de ontwerpbegroting 2002 en in de 1e suppletoire begroting 2001 (verplichting en uitgave) opgenomen. Naar huidig inzicht zal de betaling niet in 2001 plaatsvinden; de mutatie voor 2001 zal in de 2e suppletoire begroting 2001 verwerkt worden.

Zoals hierboven uiteengezet verkrijgt een donor voor elke USD 100 000 bijdrage1 één stem in het Donorencomité. Daarnaast wordt 20% van de stemmen gelijkelijk verdeeld over de deelnemende landen. Bij een deelneming van NLG 5,15 miljoen (EUR 2,34 miljoen) krijgt Nederland zodoende op basis van de huidige kapitaalverhouding 0,91% van de stemmen.2

Het totaal door Nederland bij te dragen bedrag kan door Nederland aangemerkt worden als officiële ontwikkelingshulp conform de definitie van de OESO («ODA»). Het zal ten laste worden gebracht van de uitgaven voor Ontwikkelingssamenwerking die deel uit maken van de homogene groep Internationale Samenwerking. Toetreding tot het MIF vereist geen extra menskracht bij het Ministerie van Financiën, noch bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

5. Koninkrijkspositie

De regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba beraden zich nog over de vraag of medegelding voor hun land van de beide verdragen wenselijk is. Teneinde het mogelijk te maken dat, wanneer de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba die medegelding wenselijk zullen achten, die gelding direct tot stand kan worden gebracht, wordt de goed-keuring voor het gehele Koninkrijk gevraagd.

6. Conclusie

De regering hecht groot belang aan de ondersteuning van de ontwikkeling van het klein- en microbedrijf in Latijns Amerika en het Caraïbisch gebied als instrument om de armoede aldaar te bestrijden en menen dat het MIF hiertoe een essentiële bijdrage kan leveren. Ondergetekenden zijn derhalve van mening dat goedkeuring van het onderhavige Verdrag met daaraan gekoppeld een Nederlandse bijdrage aan het MIF voor een bedrag van NLG 5,15 miljoen (EUR 2,34 miljoen) Nederland tot deze ondersteuning in staat stelt.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

E. L. Herfkens


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter bepaling van de stemrechten herberekent het MIF onze bijdrage van NLG 5,15 miljoen (EUR 2,34 miljoen) naar een boekwaarde in USD tegen een historische koers van f 1,940 717 per USD, zijnde de dollarkoers van het moment van oprichting van het MIF in 1991. Onze bijdrage van NLG 5,15 miljoen (EUR 2,34 miljoen) gaat derhalve de boeken in met een tegenwaarde van USD 2,66 miljoen.

XNoot
2

Ter vergelijking: in de IDB heeft Nederland 0,34% van de stemmen; in de IIC 1,52%.

Naar boven