28 259
Goedkeuring van het op 5 juni 2001 te Luxemburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol I en II en briefwisseling (Trb. 2001, 136)

nr. 14
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID DE NERÉE TOT BABBERICH C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 13

Ontvangen 26 september 2002

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2

1. In afwijking van de de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet inkomstenbelasting 2001 bedraagt de in Nederland verschuldigde loonbelasting en inkomstenbelasting over inkomstenbestanddelen als bedoeld in het tweede lid, die worden genoten door een natuurlijke persoon die sinds 5 juni 2001 onafgebroken inwoner van België is, vanaf het derde kalenderjaar tot en met het zevende kalenderjaar na de inwerkingtreding van het verdrag, bedoeld in artikel 1, ten hoogste 25% van het bedrag van die inkomstenbestanddelen.

2. Het eerste lid is slechts van toepassing op inkomstenbestanddelen:

a. die een periodiek karakter dragen;

b. waarop op 5 juni 2001 reeds aanspraak bestond, en

c. waarop artikel 18, paragraaf 2, van het verdrag, bedoeld in artikel 1, van toepassing is.

3. Voor de toepassing van het eerste lid worden de aldaar bedoelde inkomstenbestanddelen geacht zoveel mogelijk te zijn belast tegen de hoogste tariefschijf die toepassing heeft gevonden.

Toelichting

Op grond van dit amendement wordt een overgangsregeling voorgesteld voor inkomstenbestanddelen die op grond van artikel 18, paragraaf 2, van het Verdrag 2001 voortaan ter heffing aan Nederland in plaats van België zijn toegewezen. Met het amendement wordt bereikt dat in Nederland vanaf het derde tot en met zevende kalenderjaar na de inwerkingtreding van het verdrag maximaal 25% belasting verschuldigd is over deze inkomsten. Voorwaarde is dat deze inkomsten worden genoten door een natuurlijke persoon die sinds 5 juni 2001 onafgebroken inwoneris van België. Voorts geldt als voorwaarde dat het inkomstenbestanddeel een periodiek karakter draagt en dus geen sprake is van een afkoopsom. Daarnaast dient op 5 juni 2001 al aanspraak te bestaan op de inkomsten. Dit betekent dat bijvoorbeeld bij een lijfrentecontract de premie of koopsom vóór die datum moet zijn voldaan. Indien ok na die datum ter zake van dezelfde polis nog premies zijn voldaan, dient de uitkering te worden gesplitst in een deel dat staat tegenover de premies die zijn voldaan vóór 6 juni 2001 en het deel dat staat tegenover de premies van na 5 juni 2001.

Het is mogelijk dat er naast de inkomstenbestanddelen waarop artikel 18, paragraaf 2, van het verdrag van toepassing is, ook andere in Nederland belaste inkomstenbestanddelen zijn. Zonder nadere regeling zou in die situatie onduidelijkheid kunnen bestaan of er bij de belastingvermindering van moet worden uitgegaan dat de inkomstenbestanddelen waarop dat verdragsartikel van toepassing is, tegen het marginale tarief, het gemiddelde tarief of «aan de voet» zijn belast. In dit verband bepaalt het derde lid dat (zoveel mogelijk) het marginale tarief uitgangspunt is.

De Nerée tot Babberich

Van As

Hofstra

Naar boven