28 250
Landelijke en bovenregionale recherche

nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 juni 2002

In antwoord op uw verzoek omtrent de uitvoering van de Nota Landelijke en bovenregionale recherche berichten wij u het volgende. Sinds de toezending van de Nota landelijke en bovenregionale recherche aan de Tweede Kamer op 26 februari jl. (Kamerstukken II, 2001–2002, 28 250, nr. 1), is een projectorganisatie bezig met het voorbereiden van de implementatie van de voorstellen uit deze nota.

De beweging die met het project is ingezet vindt brede steun binnen de organisaties van politie en justitie. Het temporiseren van deze beweging zou verlies van draagvlak kunnen betekenen en kan van negatieve invloed zijn, ook op de implementatie van eventueel verdergaande organisatorische voorstellen van het nieuwe kabinet.

Gegeven het belang en de noodzaak van de stappen die momenteel worden genomen in de richting van verhoging van de kwaliteit van de opsporing, zou het zeer te betreuren zijn om de activiteiten in het kader van het project Landelijke en bovenregionale recherche stop te zetten. In geen geval worden bij de uitvoering van dit project onomkeerbare beslissingen genomen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven