Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 28248 nr. 89 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 28248 nr. 89 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 augustus 2006
Op 1 juni 2006 heb ik u per brief op de hoogte gebracht van de uitkomsten van het onderzoek van de auditdienst van OCW bij 34 vo-scholen naar samenwerkingsverbanden tussen deze vo-scholen en bve-instellingen (Kamerstukken II 2005/06, 28 248, nr. 88) en de besluiten die ik naar aanleiding daarvan heb genomen. De Vaste commissie voor OCW heeft op 11 juli 2006 verzocht tijdens het zomerreces nadere informatie te ontvangen betreffende eventuele bezwaren die scholen voor voortgezet onderwijs hebben gemaakt tegen deze besluiten (kenmerk 06-OCW-B-039). Met deze brief informeer ik u, mede namens staatssecretaris Bruins, over de stand van zaken met betrekking tot de ingediende bezwaren.
Het genoemde onderzoek bij de 34 vo-scholen heeft plaatsgevonden in de periode van september 2005 tot en met 15 januari 2006. Op 8 maart 2006 heb ik de vo-scholen die betrokken waren in het onderzoek een brief met een voorgenomen besluit gestuurd waarin ik heb uiteengezet welke terugvorderingsconsequenties ik van plan was te verbinden aan de uitkomsten van het onderzoek. De scholen hebben vervolgens drie weken de gelegenheid gekregen te reageren op dit voorgenomen besluit door middel van een schriftelijke reactie en/of een mondelinge toelichting op hun zienswijze. Ik heb de reacties van de scholen meegewogen in mijn definitieve besluitvorming en de vo-scholen op 24 mei 2006 mijn definitieve besluit gestuurd.
Met mijn brief van 1 juni 2006 heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn besluit om, in lijn met mijn eerdere besluit in de zomer van 2005 ten aanzien van drie andere vo-scholen (zie Kamerstukken II 2004/05, 28 248, nr. 83) het deel van het door de vo-scholen onrechtmatig ontvangen bekostigingsbedrag dat zij naar de bve-instelling hebben overgeheveld niet terug te vorderen. Voorts heb ik, naar aanleiding van de reacties van de vo-scholen op mijn voorgenomen besluit, besloten om mijn discretionaire bevoegdheid aldus aan te wenden dat, naast het niet terugvorderen van het wel overgehevelde bedrag, eveneens 5% van de voor deze leerlingen ontvangen bekostiging niet wordt teruggevorderd. Het overige deel van de bekostiging dat de scholen niet hebben overgeheveld naar de bve-instelling, vorder ik wel terug.
Voor de 34 vo-scholen betekent dit dat ik van het door hen voor de schooljaren 2001/2002 tot en met 2005/2006 (periode augustus tot en met december) voor de betreffende leerlingen onrechtmatig ontvangen bekostigingsbedrag van € 36,4 miljoen in totaal € 4,8 miljoen terugvorder. De wijze waarop ik mijn discretionaire bevoegdheid ten aanzien van deze 34 scholen heb aangewend om 5% van het bekostigingsbedrag niet terug te vorderen heb ik ook alsnog toegepast op het besluit dat ik in de zomer 2005 heb genomen aangaande de drie vo-scholen die al in de zomer van 2005 een besluit hadden ontvangen.
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunnen de vo-scholen binnen een termijn van zes weken na bekendmaking van mijn besluit bezwaar aantekenen tegen dit besluit. Dit bezwaar wordt voor advies voorgelegd aan de onafhankelijke bezwaarschriftencommissie van OCW. De bezwaarschriftencommissie van OCW hoort de school, beoordeelt vervolgens het bezwaar en brengt een advies aan mij uit of zij het bezwaar gegrond of ongegrond acht. Ik besluit vervolgens, mede op basis van dit advies, of ik mijn besluit handhaaf of wijzig in mijn beslissing op bezwaar.
De vo-scholen hebben, indien ik mijn besluit in de beslissing op bezwaar handhaaf, de mogelijkheid om beroep aan te tekenen bij de sector bestuursrecht van de rechtbank. Ook hiervoor geldt weer dat een dergelijk beroep binnen de wettelijke termijn van zes weken ingediend moet worden bij de rechtbank. Afhankelijk van de rechtbank waar het beroep wordt ingediend, leert de ervaring dat de behandeling van een dergelijk beroep doorgaans een half jaar tot een jaar vergt. Tegen een uitspraak van de rechtbank kan men in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Voor indiening van het hoger beroep geldt een wettelijke termijn van zes weken.
Van de drie scholen die in de zomer van 2005 mijn besluit hebben ontvangen hebben twee scholen, beide vallend onder hetzelfde bevoegd gezag, bezwaar aangetekend bij de bezwaarschriftencommissie van OCW. De commissie heeft een hoorzitting gehouden en op 19 april 2006 geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren. Op basis van dit advies heb ik mijn besluit ten aanzien van deze twee scholen gehandhaafd. In onderstaande geanonimiseerde tabel treft u een overzicht van de onrechtmatig ontvangen bekostigingsbedragen en het terugvorderingsbedrag bij deze twee scholen.
| school | gecorrigeerde bekostiging | teruggevorderde bedrag |
|---|---|---|
| i. | € 4 848 904 | € 672 959 |
| ii. | € 11 586 946 | € 1 953 193 |
| totaal | € 16 435 850 | € 2 626 152 |
De overige 34 vo-scholen konden tot en met 5 juli 2006 bezwaar aantekenen tegen mijn besluit van 24 mei 2006. In totaal hebben 15 van de 34 vo-scholen, vallend onder 13 bevoegde gezagen, binnen deze wettelijke termijn bezwaar aangetekend tegen dit besluit. Het behandelen van deze bezwaren, het opstellen van het advies door de bezwaarschriftencommissie en het opstellen van de beslissing op bezwaar door mijn departement zal in de tweede helft van 2006 plaatsvinden.
| school | te corrigeren bekostiging | terug te vorderen bedrag | rijksbijdrage 2006(* mln) |
|---|---|---|---|
| 1. | € 2 496 721 | € 375 993 | € 9,3 |
| 2. | € 453 434 | € 155 753 | € 11,3 |
| 3. | € 1 441 268 | € 437 471 | € 13,6 |
| 4. | € 1 152 049 | € 27 345 | € 9,0 |
| 5. | € 1 495 856 | € 262 863 | € 11,4 |
| 6. | € 1 999 364 | € 206 136 | € 14,4 |
| 7. | € 7 433 990 | € 591 050 | € 18,6 |
| 8. | € 1 332 965 | € 386 383 | € 10,3 |
| 9. | € 4 644 259 | € 303 967 | € 28,9 |
| 10. | € 2 361 007 | € 6 584 | € 7,8 |
| 11. | € 1 679 190 | € 578 750 | € 13,8 |
| 12. | € 1 244 553 | € 307 182 | € 15,7 |
| 13. | € 862 091 | € 131 954 | € 25,4 |
| 14. | € 450 948 | € 55 300 | € 9,6 |
| 15. | € 1 111 872 | € 470 565 | € 24,7 |
| totaal | € 30 159 567 | € 4 357 296 |
In bovenstaande geanonimiseerde tabel treft u een overzicht van de onrechtmatig ontvangen bekostigingsbedragen en het terugvorderingsbedrag bij deze 15 scholen. Om inzicht te verschaffen in de omvang van het terug te vorderen bedrag in relatie tot de rijksbijdrage, is in de derde kollom van de bovenstaande tabel per school de rijksbijdrage 2006 weergegeven. De scholen is medegedeeld dat het terug te vorderen bedrag in januari 2007 zal worden verrekend met de bevoorschotting van de rijksbijdrage voor de school van die maand.
Scholen die door de terugvordering in continuïteitsproblemen dreigen te komen, kunnen een verzoek indienen om tot een gefaseerde verrekening van het terugvorderingsbedrag te komen.
Op 30 juni 2005 heb ik u per brief (Kamerstukken II 2004/05, 28 248, nr. 83) op de hoogte gebracht van de uitkomsten van de eerste fase van het onderzoek naar samenwerkingsverbanden vo-bve. Bij deze brief heb ik als bijlage een brief aan de vo-scholen gevoegd waarin ik de scholen expliciet heb aangegeven welke samenwerkingsmogelijkheden er op dat moment onder de vigerende wet- en regelgeving mogelijk waren en dat ik, uitsluitend voor het cohort 2005–2006 en vooruitlopend op de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving met betrekking tot samenwerking vo-bve per 1-1-2006, geen bekostigingsgevolgen zal verbinden aan handelwijzen die strijdig zijn met de op dat moment nog geldende wet- en regelgeving, indien de scholen handelen volgens de voorwaarden die expliciet in deze bijlage zijn genoemd. Daarbij heb ik nadrukkelijk aangegeven dat het wat het cohort 2005–2006 betreft in elk geval niet was toegestaan om leerlingen op een vo-school in te schrijven voor wie al vast stond dat zij hun onderwijs niet aan die vo-school zouden gaan volgen maar aan een bve-instelling, en dat ik op inschrijving van leerlingen met een dergelijk oogmerk op de teldatum 1 oktober 2005 streng zou toezien. Uit het onderzoek van de auditdienst bij de 34 vo-scholen is naar voren gekomen dat een zestal scholen hun samenwerking met een bve-instelling hebben gecontinueerd in het schooljaar 2005–2006 en dat het bij drie vo-scholen onduidelijk is of zij hun samenwerking hebben gecontinueerd. Ik heb mijn auditdienst de opdracht gegeven om bij deze scholen uit het onderzoek na te gaan of zij hun samenwerking inderdaad hebben gecontinueerd en indien dat zo is of zij hun samenwerking hebben aangepast aan de voorwaarden die ik daaraan voor het cohort 2005–2006 heb gesteld. Dit onderzoek zal plaatsvinden in het najaar van 2006.
Ervaringen met de Wet en het Besluit samenwerking vo-bve
Na de inwerkingtreding van de Wet samenwerking vo-bve en het Besluit samenwerking vo-bve per 1 januari 2006, is mij gebleken dat er een beperkte categorie vmbo-leerlingen is die mogelijk in de problemen komt als zij nog geen 18 jaar zijn, nog geen vmbo-diploma hebben gehaald en hun maximale verblijfsduur in het vmbo al hebben overschreden. Recent heb ik alle vo-scholen geïnformeerd welke mogelijkheden er zijn om de verblijfsduur te verlengen, zodat deze leerlingen alsnog hun vmbo-diploma kunnen behalen.
Ik zal in het najaar 2006 bezien of op grond van andere binnenkomende vragen en casuïstiek over de werking van de nieuwe wet en de ervaringen die worden opgedaan met het eerste cohort (1 oktober 2006) verdere verruiming van de samenwerkingsmogelijkheden wenselijk c.q. noodzakelijk is.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28248-89.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.