Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 28248 nr. 88 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 28248 nr. 88 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juni 2006
Op 30 juni 2005 heb ik u per brief op de hoogte gebracht van de uitkomsten van een onderzoek dat door de Auditdiensten van de ministeries van OCW en LNV is uitgevoerd bij alle BVE-instellingen naar samenwerkingsverbanden tussen VO-scholen en BVE-instellingen (Kamerstukken II 2004/05, 28 248, nr. 83). Uit dit onderzoek bleek dat in de periode 2000–2004 leerlingen werden ingeschreven op een VO-school maar het onderwijs gedurende het gehele cursusjaar volgden aan een BVE-instelling. De VO-scholen hebben een groot deel van het ontvangen bekostigingsbedrag voor deze leerlingen overgeheveld naar de BVE-instellingen. Zij hebben daarmee gehandeld in strijd met de bekostigingsvoorschriften voor het voortgezet onderwijs en aldus bekostiging ontvangen waar zij geen recht op hadden. In deze brief heb ik u toen ook geïnformeerd over de consequenties die ik aan de uitkomsten van dat onderzoek zou verbinden met betrekking tot de eerder onderzochte drie vo-scholen die op vergelijkbare wijze hadden gehandeld en waarover ik u op 13 april 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 28 248, nr. 77) had geïnformeerd. Gezien het feit dat het in deze samenwerkingsverbanden veelal ging om leerlingen voor wie schooluitval dreigde en voor wie de VO-scholen maatwerk-oplossingen hebben vormgegeven, of om een bijzondere groep leerlingen (AMA’s) heb ik u geïnformeerd over mijn besluit gebruik te maken van mijn discretionaire bevoegdheid om het wél overgehevelde deel van de bekostiging niet terug te vorderen. Ook onze wens tot verruiming van de samenwerkingsmogelijkheden en van de mogelijkheden tot overheveling van middelen ten behoeve van maatwerktrajecten was relevant voor dit besluit.
In bovenvermelde brief heb ik aangekondigd dat bij de 34 VO-scholen die hebben deelgenomen aan een samenwerkingsverband met een BVE-instelling het onderzoek door de Auditdienst zou worden voortgezet in de periode van september 2005 tot en met 15 januari 2006 om te kunnen vaststellen welk deel van de voor de betreffende leerlingen ontvangen bekostiging zij niet hebben overgeheveld naar die BVE-instelling.
Met deze brief informeer ik u, mede namens staatssecretaris Rutte, over de uitkomsten van dit onderzoek en de conclusies die wij hieraan verbinden.
Uitkomsten aanvullend onderzoek
De Auditdienst van het ministerie van OCW heeft het onderzoek conform planning uitgevoerd en afgerond met een onderzoeksrapport per school, waarbij de school de gelegenheid heeft gekregen om te reageren op een concept-rapportage. Vervolgens heb ik per school een voorgenomen besluit geformuleerd, dat in vrijwel alle gevallen op 8 maart 2006 aan de scholen is toegestuurd, waarin uiteengezet is welke terugvorderingsconsequenties ik van plan ben te verbinden aan het door de Auditdienst uitgebrachte onderzoeksrapport. Hierbij heb ik aangegeven gebruik te maken van mijn discretionaire bevoegdheid overeenkomstig het besluit in mijn brief van 30 juni 2005 aan de Tweede Kamer. De scholen hebben vervolgens drie weken de gelegenheid gekregen te reageren op mijn voorgenomen besluit door middel van een schriftelijke reactie en/of een mondelinge toelichting op hun zienswijze. Van deze laatste mogelijkheid hebben 18 scholen gebruik gemaakt.
De reacties van de VO-scholen hebben tot een heroverweging van mijn voorgenomen besluit geleid. De VO-scholen hebben toegelicht dat, alhoewel de leerlingen het onderwijs volgden bij een BVE-instelling, zij wel enige onderwijsondersteunende activiteiten voor de betrokken leerlingen hebben verricht.
Ik heb daarom besloten om mijn discretionaire bevoegdheid aldus aan te wenden dat, naast het niet terugvorderen van het wel overgehevelde bedrag, eveneens 5% van de voor deze leerlingen ontvangen bekostiging niet wordt teruggevorderd. Het overige deel van de bekostiging dat de scholen niet hebben overgeheveld naar de BVE-instelling, zal ik wel terugvorderen. Voor de 34 VO-scholen betekent dit dat ik van het door hen voor de schooljaren 2001/2002 tot en met 2005/2006 (periode augustus tot en met december) ontvangen bekostigingsbedrag van € 36,4 miljoen in totaal € 4,8 miljoen zal terugvorderen. De wijze waarop ik thans mijn discretionaire bevoegdheid aanwend zal ook alsnog van toepassing zijn op het besluit dat in de zomer 2005 genomen is voor de drie VO-scholen die op vergelijkbare wijze hebben samengewerkt met een BVE-instelling.
Het definitieve besluit tot terugvordering is op 24 mei 2006 aan de betrokken 34 VO-scholen toegestuurd. Zoals ook reeds in antwoord op vragen van het kamerlid Hamer is meegedeeld, is dit definitieve besluit een voor beroep vatbare beslissing waarop de gebruikelijke bezwarenprocedure van toepassing is.
Verdere ontwikkelingen in de samenwerking tussen VO-scholen en BVE-instellingen
Inmiddels zijn met ingang van 1 januari 2006 de mogelijkheden voor samenwerking tussen VO-scholen en BVE-instellingen verruimd. De verschillende doelgroepen die zich aandienen bij de scholen en waarvoor men in samenwerking met BVE-instellingen maatregelen wil treffen om dreigende schooluitval te voorkomen zijn zeer divers van samenstelling. Dit is aanleiding geweest om een voorlichtingsbrochure over de samenwerkingsmogelijkheden aan alle scholen en gemeenten te sturen en een uitvoerige illustratie op de website van Cfi te plaatsen over de routes voor leerlingen die wel en niet zijn toegestaan in de samenwerkingsmogelijkheden per 1 januari 2006.
Een belangrijk uitgangspunt bij de wettelijke mogelijkheden tot samenwerking tussen VO-scholen en BVE-instellingen blijft echter dat een leerling die al een vo-diploma behaald heeft, niet in het voortgezet onderwijs ingeschreven mag worden en via uitbesteding het onderwijs bij een BVE-instelling gaat volgen. Deze leerlingen kunnen ingeschreven worden bij een BVE-instelling. Ook leerlingen van wie al aan het begin van het schooljaar (dus vóór de teldatum van 1 oktober) duidelijk is dat de VO-school zich een eigen inhoudelijk oordeel erover heeft gevormd dat de leerling gebaat is bij een beroeps-onderwijsaanbod vanuit een BVE-instelling, kunnen niet worden ingeschreven worden bij de VO-school. Het zijn met name deze samenwerkingsvormen die in het door de Auditdienst uitgevoerde onderzoek zijn aangetroffen. Dit type maatwerk is dus ook in de verruimde samenwerkingsmogelijkheden niet toegestaan omdat er alternatieven zijn.
Ik zal de vragen over wet- en regelgeving en bekostiging die door de scholen worden voorgelegd aan het Informatiecentrum Onderwijs (ICO) van het ministerie van OCW en de ervaringen die worden opgedaan bij de inschrijving per 1 oktober 2006 met betrekking tot de samenwerking tussen VO-scholen en BVE-instellingen in het najaar 2006 beoordelen om aan de hand daarvan vast te stellen of verdere verruiming van de samenwerkingsmogelijkheden gewenst en/of noodzakelijk is. Ik zal u hierover begin 2007 informeren.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28248-88.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.