nr. 245
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 februari 2002
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen
op 28 februari 2002.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal
wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door
ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de
Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 30 maart 2002.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste
lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State
gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen
het op 3 juli te 's-Gravenhage totstandgekomen Verdrag houdende bepalingen
inzake de status van de verbindingsofficieren die door Zwitserland in het
kader van het Partnerschap voor de Vrede ter beschikking worden gesteld aan
het regionale NAVO-hoofdkwartier van de Allied Forces Norh (AFNORTH) te Brunssum
(Trb. 2001, 154 en Trb. 2002, 28).1
Een toelichtende nota bij dit Verdrag treft U eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen
TOELICHTENDE NOTA
Inleiding
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de
Wet op de Raad van State)In het kader van het Partnerschap voor de Vrede (Partnership
for Peace) stelt Zwitserland verbindingsofficieren ter beschikking aan het
in Brunssum (Nederland) gevestigde regionale NAVO-hoofdkwartier, AFNORTH.
Een regeling voor de status van de NAVO-hoofdkwartieren en het bijbe-horende
militaire en burgerpersoneel op het grondgebied van de partner-schapslanden
is vastgelegd in het op 19 december 1997 te Brussel tot-standgekomen Nader
Aanvullend Protocol bij het Verdrag tussen de Staten die Partij zijn bij het
Noord-Atlantisch Verdrag en de overige Staten die deelnemen aan het Partnerschap
voor de Vrede nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (Trb. 1998, 188).
Zwitserland is echter geen partij bij dit Protocol, zodat aan de door dat
land naar Nederland uitge-zonden verbindingsofficieren geen privileges en
immuniteiten verleend kunnen worden. Gelet op het feit dat Nederland belang
hecht aan het faciliteren van Zwitserland bij het ter beschikking stellen
van verbindingsofficieren aan het regionale NAVO-hoofdkwartier, zijn met Zwitserland
nota's gewisseld houdende de totstandbrenging van een verdrag inzake het verlenen
van privileges en immuniteiten.
Het verdrag
Ingevolge punt 1 van paragraaf 3 worden privileges en immuniteiten
verleend aan de verbindingsofficieren en diens familieleden die deel uitmaken
van de huishouding. Zij krijgen, met uitzondering van bescher-ming van de
particuliere woning (zie punt 3 van paragraaf 3), dezelfde rechten als
waarop administratief en technisch personeel van ambassades op grond van artikel
37, tweede lid, van het op 18 april 1961 te Wenen totstandgekomen Verdrag
inzake Diplomatiek Verkeer (Trb. 1962, 101) aanspraak kunnen maken. Het gaat
hierbij om bijvoorbeeld diplomatieke onschendbaarheid, vrijstelling van het
socialezekerheidsregime en belastingvrijstelling. Ten aanzien van de immuniteiten
wordt onder punt 2 van paragraaf 3 een uitzondering gemaakt met betrekking
tot verkeersongevallen en -overtredingen.
De paragrafen 4 en 5 bevatten bepalingen met betrekking tot het verblijf
in Nederland. In dat kader zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken de verbindingsofficieren
en de familieleden die deel uitmaken van de huis-houding, voorzien van een
identiteitskaart.
In paragraaf 6 wordt aangegeven dat eventuele geschilpunten slechts
kunnen worden opgelost door middel van consultatie tussen Zwitserland en Nederland.
Het verdrag wordt vanaf 1 september 2001 voorlopig toegepast. Dit
werd noodzakelijk geacht omdat de huidige verbindingsofficier al geruime tijd
in zijn functie werkzaam is en een tweede officier binnen afzienbare tijd
geplaatst zal worden.
Koninkrijkspositie
Het verdrag geldt, voor wat het Koninkrijk betreft, alleen voor Nederland.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen
De Minister van Defensie,
F. H. G. de Grave