28 240
Evaluatienota Klimaatbeleid

nr. 67
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 december 2006

Onderstaand doe ik u kort verslag van de twaalfde Conferentie van Partijen bij het VN Klimaatverdrag en de tweede bijeenkomst van Partijen bij het Kyoto-protocol. Voor de teksten van alle in Nairobi genomen besluiten, verwijs ik u naar de website van het VN-klimaatsecretariaat: www.unfccc.org

Verslag

Van 6 tot en met 17 november kwamen in Nairobi, Kenia voor de twaalfde keer de Partijen bij het Klimaatverdrag bijeen (COP-12). In dezelfde periode vergaderden voor de tweede keer de Partijen bij het Kyoto-protocol (COP/MOP-2). Daarnaast vond de tweede vergadering plaats van de in Montreal op COP/MOP-1 ingestelde Ad Hoc Werkgroep voor toekomstige verplichtingen voor Annex-1 Partijen (industrielanden) onder het Kyoto-protocol (AWG-2) en de tweede workshop onder de Conventiedialoog.

De Nederlandse inzet voor Nairobi was tweeledig. Enerzijds wilde Nederland dat de Conferentie besluiten zou nemen op onderwerpen die voor kwetsbare ontwikkelingslanden belangrijk zijn en anderzijds wilde Nederland voortgang maken in de discussies over afspraken voor de periode na 2012. Belangrijke doorbraken werden in de zogenoemde toekomstdiscussies niet verwacht, aangezien deze pas vorig jaar in Montreal formeel zijn gestart.

De Nederlandse inzet heeft tot resultaat geleid. Op onderwerpen als het adaptatiewerkprogramma, het adaptatiefonds, het Special Climate Change Fund en capacity building in ontwikkelingslanden konden na constructieve onderhandelingen besluiten worden genomen. Voor het adaptatiewerkprogramma zijn concrete activiteiten afgesproken die het in kaart brengen en beoordelen van de kwetsbaarheid van ontwikkelingslanden ondersteunen en die besluitvorming over adaptatieprojecten faciliteren. Voor het adaptatiefonds is een besluit genomen over de modaliteiten voor het beheer van dit fonds, dat wordt gevuld via een heffing op de opbrengsten van het Clean Development Mechanism.

Jarenlange onderhandelingen over de regels voor het Special Climate Change Fund konden worden afgerond. Dit fonds richt zich op het financieel ondersteunen van projecten in ontwikkelingslanden op het gebied van adaptatie, technologie-overdracht, mitigatie van klimaatverandering en economische diversificatie. Voor capacity building in ontwikkelingslanden met name op het gebied van het ontwikkelen van CDM projecten lanceerde VN secretaris generaal Kofi Annan een initiatief dat door veel landen werd verwelkomd.

Wat betreft de toekomstdiscussies is met name voortgang geboekt in de Ad Hoc Werkgroep. Afgesproken is dat het werkprogramma van deze groep een analyse omvat van mogelijkheden en randvoorwaarden voor verdergaande verplichtingen voor Annex-1 landen. De Conventiedialoog was wat minder een dialoog dan voorgesteld, maar dat had meer met de organisatie van de dialoog te maken dan met de inzet van de verschillende Partijen. Volgend jaar zullen zowel in mei als in september sessies plaatsvinden van de Ad Hoc Werkgroep en de Conventiedialoog, waarvan de resultaten zullen worden voorgelegd aan COP-13 in december. Moeilijkste punt in de onderhandelingen over de toekomst betrof de review van het Kyoto-protocol. Het Kyoto-protocol geeft aan dat op COP/MOP-2 een review zou moeten plaatsvinden van het Kyoto-protocol. Ontwikkelingslanden zijn huiverig voor een dergelijk review omdat zij vrezen dat de uitkomst zal resulteren in druk op ontwikkelingslanden om in de periode na 2012 enige vorm van verplichtingen aan te gaan. Afgesproken is nu dat de review in 2008 op COP-14 zal plaatsvinden, maar dat op COP-13 alvast wordt begonnen met de voorbereiding hiervan. Dit onder de vermelding dat deze review niet zal leiden tot nieuwe verplichtingen voor Partijen.

Naast bovengenoemde besluiten is het belangrijk om hier te vermelden dat de COP/MOP-2 heeft ingestemd met het voorstel van Wit Rusland tot het amenderen van Annex-B van het Kyoto Protocol. Het amendement houdt in dat Wit-Rusland op de lijst zal worden gezet van landen met een reductieverplichting. Na intensieve onderhandelingen tussen de EU en Wit-Rusland is voor dit land een reductiepercentage van 8% vastgesteld. Hierbij gelden wel enkele additionele afspraken. Zo vermeldt het amenderingsbesluit de beslissing van Wit-Rusland dat het afziet van het gebruik van sinks uit bosmanagement. Daarnaast zal Wit-Rusland een hoge reserve aanhouden van het assigned amount in het nationale register en zal het de eventuele opbrengsten van emissiehandel besteden aan emissiereductie maatregelen. Deze additionele afspraken verkleinen het risico van het zogenoemde hot air (reducties waar geen maatregelen voor hoeven te worden genomen in verband met het inzakken van de economie in Wit Rusland sinds 1990). Volgens de bepalingen van het Protocol zal het amendement van kracht worden (voor die Partijen die het hebben geratificeerd) nadat driekwart van de Partijen het amendement heeft geratificeerd.

Conclusie

Het spectrum van posities overziende is mijn conclusie dat we in Nairobi het hoogst haalbare hebben bereikt. Ondanks hoopvolle ontwikkelingen in de VS houdt de federale overheid zich nog steeds erg afzijdig van alles wat er in UNFCCC verband gebeurt. Ontwikkelingslanden onder aanvoering van China, India en Brazilië willen inmiddels wel praten over de toekomst, maar zijn nog steeds erg bang dat dit zal leiden tot druk om ook verplichtingen aan te moeten gaan. De in Montreal gestarte toekomst discussies, aangevuld met het review proces, waartoe nu in Nairobi is besloten, biedt ons de kans om de komende jaren in officiële fora onze ervaringen, standpunten en perspectieven over het voetlicht te brengen, te luisteren naar de zorgen en ideeën van andere Partijen en op basis daarvan coalities te bouwen. Wanneer dit uiteindelijk tot resultaat zal leiden, blijft echter voorlopig onzeker. Gelet op de urgentie van het klimaatprobleem blijft het daarom naar mijn mening noodzakelijk dat Nederland en de EU ook buiten het VN-proces leiderschap tonen in de aanpak van het klimaatprobleem.

De Europese Commissie zal begin volgend jaar een groenboek publiceren over middellange en lange termijn klimaatstrategieën. Dit groenboek zal de basis moeten vormen van verdere ontwikkeling van het Europese beleid na 2012, uitgaande van de eerder in Europees verband overeengekomen 2°C doelstelling en de daarvan afgeleide noodzakelijk emissiepaden. Wat betreft de Nederlandse inzet is een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) ingesteld. De conclusies van dit onderzoek zullen begin 2007 aan de Kamer worden gerapporteerd.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Naar boven