28 240
Evaluatienota Klimaatbeleid

nr. 12
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juli 2004

Hierbij stel ik U, mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, op de hoogte van de afspraken die wij recent met LTO en PT hebben gemaakt over de omvang van de CO2-emissie voor de sector glastuinbouw in het jaar 2010 binnen de streefwaarde voor de sector Landbouw. In het overleg met de vaste commissie voor VROM op 31 maart jl. (26 603/28 663/28 240, nr. 40) over mijn brief over de streefwaarden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 240, nr. 4) heb ik toegezegd dit overleg te zullen voeren.

In mijn eerdere brief wordt voor de sector Landbouw een streefwaarde voor de CO2-emissie van 7 Mton in 2010 genoemd, met daarbinnen een emissieruimte van 5,6 Mton voor de glastuinbouw.

In het met de sector gevoerde overleg is de afgelopen maanden gezamenlijk geconstateerd dat de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan de oorspronkelijke berekeningen van de emissieruimte voor de glastuinbouw en die gebaseerd zijn op de energienormen in de AmvB Glastuinbouw, op een aantal punten onbillijk zijn (d.w.z. geen of onvoldoende rekening houden met omstandigheden die zich thans voordoen) in vergelijking met de gemaakte veronderstellingen bij andere sectoren.

Ten gevolge van de liberalisering van de energiesector staat de levering van warmte door energiebedrijven aan tuinders al enige tijd onder druk. Vermindering van deze levering van warmte betekent dat de tuinder zelf de benodigde warmte moet opwekken wat bijdraagt tot emissies die dan toegerekend worden aan de sector glastuinbouw. De emissies die samenhangen met warmtelevering door derden worden toegerekend aan de energiesector.

Een tweede factor betreft de trend naar intensivering waarmee in de berekeningen tot nu toe in onvoldoende mate rekening is gehouden. Het Glami-convenant ging uit van 1,5 tot 2% terwijl in de berekeningen is uitgegaan van 1%.

En tot slot gaan de oorspronkelijke berekeningen uit van een constant blijven van het glasareaal op 10 500 hectare, terwijl een groei naar 11 500 hectare goed denkbaar is.

In het met de sector gevoerde overleg is recent de afspraak gemaakt de emissieruimte voor de glastuinbouw in verband met de twee eerstgenoemde factoren te verhogen van 5,6 naar 6,5 Mton CO2 in 2010. Deze emissieruimte zal de komende tijd uitgangspunt zijn bij het aanpassen van de normen voor energiegebruik in de AmvB Glastuinbouw, uitgaande van een areaal van 10 500 hectare. Bij toename van het areaal tot 11 500 hectare is in de periode tot 2010 maximaal nog eens 0,6 Mton beschikbaar. Neemt het areaal verder toe dan wordt daarvoor geen extra emissieruimte beschikbaar gesteld. Daarmee kan de emissieruimte voor de glastuinbouw in 2010 oplopen tot maximaal 7,1 Mton CO2.

Vergelijken we de afspraak met het emissieniveau van deze sector in 1990 dan ontstaat het volgende beeld. Bij een constant areaal met 6,5 Mton als bijbehorende emissie, zou ten opzichte van 1990 een daling met 5% optreden. Wordt bij een toenemend areaal de geclausuleerde 7,1 Mton ingevuld dan zou de emissie ten opzichte van 1990 met maximaal 3% stijgen. In vergelijking met andere sectoren, zoals de industrie en de elektriciteitsproductie, achten wij dit een verantwoord beeld. Weliswaar behelst het Nederlandse Kyoto-doel een reductie van gemiddeld 6% in de periode 2008–2012 ten opzichte van 1990 maar met verdiscontering van de door de regering aan te kopen rechten via JI en CDM mogen de binnenlandse emissies in die periode met circa 4% stijgen. De afspraak met LTO en PT betekent dat de sector glastuinbouw in ieder geval beter scoort dan het gemiddelde. Wij gaan er daarom vanuit dat de afspraak met de sector bij een eventuele toekomstige beoordeling door de Europese Commissie geen problemen zal ondervinden. Mocht dat toch het geval zijn dan is een bijstelling met doorwerking naar de energienormen in de AmvB denkbaar.

De verhoging van de emissieruimte voor de glastuinbouw heeft consequenties voor de CO2-emissiestreefwaarde voor 2010 voor de sector Landbouw die zal moeten worden verhoogd. De omvang van deze verhoging en de gevolgen hiervan voor het totale Kyoto-beeld (de verdeling van de nationale emissieruimte van 219 Mton) zullen aan de orde komen in de 2e Evaluatienota Klimaatbeleid waarvan de voorbereiding op korte termijn wordt gestart en die in het 3e kwartaal van 2005 zal worden gepubliceerd.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Naar boven