A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 28 januari
2002 en het nader rapport d.d. 14 februari 2002, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het
advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 4 december 2001, no. 01.005779, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt
het voorstel van wet met memorie van toelichting tot instelling van de Raad
voor de Wadden.
Het wetsvoorstel beoogt de Waddenadviesraad (hierna: WAR), onder wijziging
van de naam in Raad voor de Wadden, een permanent karakter te geven in verband
met de bijzondere status van het Waddengebied, zoals neergelegd in de Derde
Nota Waddenzee.2 De Wet op de Waddenadviesraad
(Stb.1996, 682) is vervallen met ingang van 1 januari 2002.
Het wetsvoorstel, dat grotendeels overeenkomt met die wet, heeft de Raad
van State aanleiding gegeven tot de volgende opmerkingen. Hij is van oordeel
dat de memorie van toelichting aanvulling behoeft.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 4 december
2001, no. 01.005779, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 28 januari 2002, nr. W08.01.0642/V, bied ik U hierbij
aan.
1. Gelet op het reeds sinds 1 januari 1997 bestaan van de VROM-raad3, die tot taak heeft te adviseren over hoofdlijnen van
het beleid inzake de duurzame kwaliteit van de leefomgeving en andere onderdelen
van het rijksbeleid die relevant zijn voor de hoofdlijnen van het beleid op
het gebied van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer4, is bij de Raad de vraag gerezen of overwogen is de taken
van de WAR te integreren in de VROM-raad.
Ten tijde van de totstandkoming van de WAR5
heeft de regering drie redenen opgesomd die het noodzakelijk maakten dat de
WAR als een strategisch adviescollege voor de duur van vijf jaar zijn positie
zou behouden:
– advisering over enkele belangrijke strategische beleidsvraagstukken
met betrekking tot visserij, recreatie en gaswinning;
– advisering over het verbeteren van de bestuurlijke organisatie
voor het Waddengebied;
– functie bij de herziening van de Planologische kernbeslissing
(PKB) Waddenzee.
Daarbij gaf de minister aan dat op termijn alsnog kon
worden bezien of de WAR onderdeel zou worden van de VROM-raad die over de
leefomgeving in de brede zin van het woord adviseert.
Aangezien dit moment zich nu voordoet, dient deze vraag
opnieuw beantwoord te worden. In dat verband acht de Raad een enkele verwijzing
naar de bijzondere status van het Waddengebied, zoals vastgelegd in de Derde
Nota Waddenzee, waarvan in de toelichting melding wordt gemaakt, te summier
en kan een meer fundamentele motivering en uitwerking naar zijn oordeel niet
worden gemist.
Daarbij zou nader ingegaan moeten worden op de PKB
Waddenzee en op de vraag welke lijnen hieruit getrokken moeten worden die
het continueren van een afzonderlijk en permanent adviesorgaan rechtvaardigen.
De Raad geeft in overweging de toelichting op dit punt
aan te vullen.
2. Voor een redactionele kanttekening verwijst het
college naar de bij het advies behorende bijlage.
De Raad van State heeft hierin opgemerkt dat de enkele verwijzing in de
memorie van toelichting naar de bijzondere status van het Waddengebied zoals
vastgelegd in de Derde Nota Waddenzee ten aanzien van het continueren van
een afzonderlijk en permanent adviesorgaan voor het Waddengebied te summier
is en dat de toelichting op dit punt ware aan te vullen.
Aan deze opmerking van de Raad is tegemoet gekomen; de memorie van toelichting
is aangevuld. De redactionele kanttekening van de Raad is hierbij verwerkt.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht
zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van
toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. P. Pronk
Bijlage bij het advies van de Raad van State van 28 januari 2002, no. W08.01.0642/V,
met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.
– Aanwijzing 219 van de Aanwijzingen voor de regelgeving in acht
nemen.