28 230
Instelling van de Raad voor de Wadden

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

Het kabinet heeft bij de herziening van het adviesstelsel, die vorm heeft gekregen bij de Kaderwet adviescolleges van 3 juli 1996, Stb. 378, vastgesteld dat er behoefte bestaat aan een beperkt aantal strategische adviescolleges dat in staat is te adviseren over de hoofdlijnen van het rijksbeleid. Daarbij koos het kabinet voor een raad voor de advisering over het integraal gebiedsgericht beleid inzake het Waddengebied, de Waddenadviesraad, die bij de herziening van het adviesstelsel voor de duur van vijf jaar zijn positie als onafhankelijk adviescollege diende te behouden. De daaruit voortvloeiende wet van 19 december 1996, Stb. 682, tot instelling van de Waddenadviesraad vervalt per 1 januari 2002.

Het Waddengebied heeft een bijzondere status. De Waddenzee is het grootste aaneengesloten natuurgebied in Nederland en de internationale Waddenzee is op Europees niveau een van de belangrijkste wetlands, met een functie op wereldschaal als het bijvoorbeeld om vogeltrekroutes gaat.

De bijzondere status van het Waddengebied is de laatste jaren versterkt, mede onder invloed van de doorwerking van Europese regelgeving zoals de Vogel- en de Habitatrichtlijn.Vanwege de internationale verantwoordelijkheid van Nederland voor de Waddenzee als natuurgebied is het Waddenzeebeleid primair rijksbeleid. Het kabinet erkent deze verantwoordelijkheid, getuige het feit dat het beleid voor de Waddenzee is vastgelegd in een afzonderlijke planologische kernbeslissing (PKB Derde Nota Waddenzee, deel 3: Kamerstukken II 2001/02, 26 431, nr. 20). De hoofddoelstelling van deze pkb is de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap. De integrale afweging tussen menselijke activiteiten in het gebied en de hoofddoelstelling is een blijvende factor. Een adviescollege kan hierbij een nuttige functie vervullen.

In 1996 heeft de regering aangegeven grote betekenis te hechten aan de functie die de Waddenadviesraad destijds als gebiedsgerichte adviesraad vervulde bij de oordeelsvorming over een duurzame ontwikkeling van het Waddengebied. In de memorie van toelichting bij de Wet op de Waddenadviesraad is aangegeven dat er »de komende vijf jaar nog behoefte zal zijn aan advies over enkele belangrijke strategische vraagstukken (het ontwikkelen van nieuw beleid m.b.t. visserij, recreatie en gaswinning), over de ontwikkeling van beheerplannen alsmede over het verbeteren van de bestuurlijke organisatie voor het Waddengebied. Bovendien heeft de Waddenadviesraad een belangrijke functie bij de herziening van de PKB Waddenzee.» Inmiddels is gebleken dat het Waddenzeebeleid op onderdelen nog volop in ontwikkeling is en de komende jaren zal blijven. Te noemen zijn nieuw visserijbeleid, nieuw recreatiebeleid, de ontwikkeling van beheerplannen en de verbetering van de bestuurlijke organisatie.

In de PKB Derde Nota Waddenzee is aangegeven dat het kabinet het initiatief zal nemen om samen met de waddenprovincies engemeenten een duurzaam sociaal-economisch ontwikkelings-perspectief voor het Waddengebied tot stand te brengen. Een adviescollege voor de Wadden zal een belangrijke rol spelen bij de uitwerking van dit duurzaam ontwikkelingsperspectief.

De internationale samenwerking eist toenemende aandacht. De negende trilaterale Regeringsconferentie voor de Waddenzee (Esbjerg, oktober/november 2001) heeft nieuwe impulsen gegeven aan de samenwerking op regeringsniveau tussen Nederland, Duitsland en Denemarken. De komende jaren zullen onder meer worden geagendeerd de aanmelding bij de International Maritime Organisation (IMO) van de Waddenzee als Protected Special Sea Area (PSSA), de mogelijke aanmelding van de Waddenzee als werelderfgoed (UNESCO), versterking van de bestuurlijke regie in het gebied en onderzoek naar de mogelijkheden in dat verband van een Waddenverdrag, de Waddenzee als Internationaal Park en de instelling van een internationaal Waddenzeeforum.

Een adviescollege voor de Wadden zal een belangrijke rol spelen bij het creëren van maatschappelijk draagvlak voor het internationale Waddenzeebeleid.

De regering heeft onderzocht of het wenselijk is de advisering over het Waddengebied te integreren in de VROM-raad. De regering heeft daar niet voor gekozen. In de eerste plaats betreft de advisering door de VROM-raad met name de hoofdlijnen van het beleid, terwijl een adviescollege voor de Wadden ook veelvuldig zal adviseren over meer instrumentele kwesties en concrete projecten. Voorts kan een adviescollege voor de Wadden beter bijdragen aan het draagvlak en de herkenbaarheid – ook in internationaal perspectief – van het beleid voor de Waddengebied. Tevens blijft de grote deskundige inbreng ten behoeve van het rijksbeleid, het internationale en het regionale Waddenzeebeleid, in belangrijke mate afkomstig uit het Waddengebied zelf, behouden. De Waddenadviesraad heeft in de loop van de afgelopen jaren nuttige contacten opgebouwd met vergelijkbare adviesraden in Duitsland en Denemarken en beschikt inmiddels ook overigens over goede internationale netwerken.

Gelet op de blijvende noodzaak van een internationaal afgestemd integraal gebiedsgericht beleid voor het Waddengebied en de nuttige bijdrage van een adviescollege voor de Wadden aan het draagvlak, de herkenbaarheid en de kwaliteit van de ontwikkeling, uitwerking en uitvoering van dat beleid, is de regering van oordeel dat het wenselijk is de Waddenadviesraad te continueren en het tijdelijk karakter op te heffen.

Om deze nieuwe status te accentueren is gekozen voor een nieuwe naam: Raad voor de Wadden.

Een instelling als adviescollege vereist dat de wettelijke regeling van de raad in overeenstemming is met de Kaderwet adviescolleges. Het onderhavige wetsvoorstel voorziet daarin. Ten opzichte van de per 1 januari 2002 vervallen Wet op de Waddenadviesraad leidt de aanpassing aan de Kaderwet adviescolleges tot enige wijzigingen. Het aantal leden (naast de voorzitter) wordt teruggebracht van 16 tot 14 en de mogelijkheid tot benoeming van plaatsvervangende leden vervalt. Bovendien zal voortaan de in artikel 28 van de Kaderwet adviescolleges opgenomen verplichting tot verslaglegging en evaluatie van toepassing zijn. De regering verwacht dat deze aanpassingen het functioneren van de raad zullen versterken.

Omdat de Kaderwet adviescolleges uitsluitend betrekking heeft op advisering aan de regering en beide kamers der Staten-Generaal, is om misverstanden te voorkomen met zoveel woorden opgenomen dat de Raad voor de Wadden bevoegd blijft te adviseren aan provincies en gemeenten.

Artikelen

Het algemeen wettelijk kader waarbinnen adviescolleges tot stand kunnen worden gebracht en waarbinnen zij hun taak kunnen uitoefenen wordt gevormd door de Kaderwet adviescolleges. In die wet worden de algemene regels met betrekking tot de inrichting, bevoegdheid en werkwijze van de adviescolleges vastgelegd.

De onderhavige wet kan daarom beperkt blijven tot instelling van de Raad voor de Wadden (artikel 1), de taakomschrijving (artikel 2, eerste lid), de mogelijkheid om te adviseren aan provincies en gemeenten (artikel 2, tweede lid), de regeling van de inwerkingtreding (artikel 3) en de naamgeving van de wet (artikel 4).

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Naar boven