28 228
Wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten teneinde onduidelijkheid omtrent het rechtsgevolg van door indicatieorganen te stellen indicaties op te heffen, alsmede wijziging van de Ziekenfondswet teneinde enkele technische verbeteringen aan te brengen

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 15 maart 2002

Allereerst wil ik de leden van de vaste commissie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bedanken voor de snelle vaststelling van het verslag. Een voortvarende behandeling van voorliggend wetsvoorstel is van belang, omdat de huidige situatie zowel voor de verzekerden als voor de regionale indicatieorganen en voor de zorgkantoren tot een ongewenste situatie leidt.

De leden van de VVD-fractie vroegen of het voorliggende voorstel niet leidt tot juridisering en een vergroting van de belasting van de rechterlijke macht. Dit is niet het geval. Tot de in de memorie van toelichting aangehaalde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) werden de beslissingen van de indicatieorganen beschouwd als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, die voor het zorgkantoor uitgangspunt waren bij de levering van zorg. Was een verzekerde het niet eens met de indicatie, dan kon hij bij het indicatieorgaan bezwaar aantekenen, en, indien het indicatieorgaan bij zijn besluit bleef, vervolgens in beroep gaan bij de administratieve rechter. De CRvB oordeelde echter dat de beslissingen van de indicatieorganen geen besluiten zijn, maar adviezen aan de verzekerden en aan de zorgkantoren. Gevolg hiervan is, dat het sindsdien formeel niet de indicatieorganen maar de zorgkantoren zijn, die – in naam van de uitvoeringsorganen AWBZ – en op basis van het advies van de indicatieorganen, vaststellen op welke AWBZ-zorg de verzekerde is aangewezen.

Omdat dit allerwegen een ongewenste situatie wordt geacht is afgesproken om, totdat voorliggend wetsvoorstel in werking treedt, naar aanleiding van de uitspraak van de CRvB in de uitvoeringspraktijk als volgt te handelen. Een verzekerde die het niet eens is met een advies van het indicatieorgaan kan bij dat orgaan om heroverweging vragen. Het indicatieorgaan behandelt dergelijke verzoeken met dezelfde zorgvuldigheid als het voordien in acht nam bij de behandeling van bezwaarschriften. Handhaaft het indicatieorgaan na heroverweging zijn advies, dan kan de verzekerde een besluit van het zorgkantoor vragen. Het zorgkantoor geeft dan een besluit af, waartegen de verzekerde in bezwaar kan gaan bij het uitvoeringskantoor AWBZ. Is de verzekerde het met de beslissing op bezwaar niet eens, dan kan hij beroep aantekenen bij de administratieve rechter.

Geconstateerd kan derhalve worden dat juist ten gevolge van de uitspraak van de CRvB de juridisering is toegenomen: een verzekerde moet een langere weg bij meerdere instanties volgen, voordat hij uiteindelijk de vraag op welke zorg hij is aangewezen aan de rechter kan voorleggen. Met het voorliggende wetsvoorstel wordt de oude situatie, op grond waarvan de verzekerde direct na een voor hem negatief uitgevallen beslissing op bezwaar van het indicatieorgaan naar de rechter kan, hersteld.

Het aantallen beroepen op de rechter zal ten gevolge van dit wetsvoorstel naar verwachting niet toenemen. Het wetsvoorstel leidt derhalve niet tot een extra druk op de rechterlijke macht, terwijl het wel leidt tot helderheid over het rechtskarakter van het oordeel van de indicatieorganen, een overzichtelijker procedure voor de verzekerden en een efficiëntere uitvoeringsprocedure.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart

Naar boven