nr. 8
AMENDEMENT VAN HET LID KANT
Ontvangen 23 september 2002
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Aan artikel I, onderdeel C, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
3e. Toegevoegd worden een vijfde en zesde
lid, luidende:
5. De minister aan wie ontslag is verleend, die arbeidsgeschikt is en
nog niet de leeftijd van 57,5 jaren heeft bereikt, voorkomt dat hij werkloos
is of blijft doordat hij:
a. in onvoldoende mate tracht passende arbeid in de zin van artikel 24,
vierde lid, van de Werkloosheidswet te verkrijgen;
b. nalaat aangeboden passende arbeid te aanvaarden of door eigen toedoen
geen passende arbeid verkrijgt;
c. in verband met de door hem te verrichten arbeid eisen stelt die het
aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.
6. De uitkering wordt opgeschort of geschorst indien er duidelijke aanwijzingen
of gegronde vermoedens bestaan dat de belanghebbende een verplichting op grond
van het vijfde lid niet is nagekomen.
II
Aan artikel I, onderdeel R, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
3e. Toegevoegd worden een vierde en vijfde
lid, luidende:
4. Het afgetreden kamerlid dat arbeidsgeschikt is en nog niet de leeftijd
van 57,5 jaren heeft bereikt, voorkomt dat hij werkloos is of blijft doordat
hij:
a. in onvoldoende mate tracht passende arbeid in de zin van artikel 24,
vierde lid, van de Werkloosheidswet te verkrijgen;
b. nalaat aangeboden passende arbeid te aanvaarden of door eigen toedoen
geen passende arbeid verkrijgt;
c. in verband met de door hem te verrichten arbeid eisen stelt die het
aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.
5. De uitkering wordt opgeschort of geschorst indien er duidelijke aanwijzingen
of gegronde vermoedens bestaan dat de belanghebbende een verplichting op grond
van het vierde lid niet is nagekomen.
III
Aan artikel I, onderdeel GG, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
3e. Toegevoegd worden een vierde en vijfde
lid, luidende:
4. Het afgetreden lid van gedeputeerde staten dat arbeidsgeschikt is en
nog niet de leeftijd van 57,5 jaren heeft bereikt, voorkomt dat hij werkloos
is of blijft doordat hij:
a. in onvoldoende mate tracht passende arbeid in de zin van artikel 24,
vierde lid, van de Werkloosheidswet te verkrijgen;
b. nalaat aangeboden passende arbeid te aanvaarden of door eigen toedoen
geen passende arbeid verkrijgt;
c. in verband met de door hem te verrichten arbeid eisen stelt die het
aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.
5. De uitkering wordt opgeschort of geschorst indien er duidelijke aanwijzingen
of gegronde vermoedens bestaan dat de belanghebbende een verplichting op grond
van het vierde lid niet is nagekomen.
Toelichting
De sollicitatieplicht die voor alle werklozen met een uitkering geldt
zou ook moeten gelden voor ex-bestuurders en politici.
Kant