28 227
Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers met betrekking tot de uitkering bij aftreden en het nabestaandenpensioen

nr. 13
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID KANT TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 8

Ontvangen 18 december 2002

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Aan artikel I, onderdeel C, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

3e. Toegevoegd worden een vijfde en zesde lid, luidende:

5. De minister aan wie ontslag is verleend, die arbeidsgeschikt is en nog niet de leeftijd van 57,5 jaren heeft bereikt, voorkomt dat hij werkloos is of blijft doordat hij:

a. in onvoldoende mate tracht passende arbeid in de zin van artikel 24, vierde lid, van de Werkloosheidswet te verkrijgen;

b. nalaat aangeboden passende arbeid te aanvaarden of door eigen toedoen geen passende arbeid verkrijgt;

c. in verband met de door hem te verrichten arbeid eisen stelt die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.

6. De uitkering wordt opgeschort of geschorst indien er duidelijke aanwijzingen of gegronde vermoedens bestaan dat de belanghebbende een verplichting op grond van het vijfde lid niet is nagekomen.

II

Aan artikel I, onderdeel R, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

3e. Toegevoegd worden een vierde en vijfde lid, luidende:

4. Het afgetreden kamerlid dat arbeidsgeschikt is en nog niet de leeftijd van 57,5 jaren heeft bereikt, voorkomt dat hij werkloos is of blijft doordat hij:

a. in onvoldoende mate tracht passende arbeid in de zin van artikel 24, vierde lid, van de Werkloosheidswet te verkrijgen;

b. nalaat aangeboden passende arbeid te aanvaarden of door eigen toedoen geen passende arbeid verkrijgt;

c. in verband met de door hem te verrichten arbeid eisen stelt die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.

5. De uitkering wordt opgeschort of geschorst indien er duidelijke aanwijzingen of gegronde vermoedens bestaan dat de belanghebbende een verplichting op grond van het vierde lid niet is nagekomen.

III

Aan artikel I, onderdeel GG, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

3e. Toegevoegd worden een vierde en vijfde lid, luidende:

4. Het afgetreden lid van gedeputeerde staten dat arbeidsgeschikt is en nog niet de leeftijd van 57,5 jaren heeft bereikt, voorkomt dat hij werkloos is of blijft doordat hij:

a. in onvoldoende mate tracht passende arbeid in de zin van artikel 24, vierde lid, van de Werkloosheidswet te verkrijgen;

b. nalaat aangeboden passende arbeid te aanvaarden of door eigen toedoen geen passende arbeid verkrijgt;

c. in verband met de door hem te verrichten arbeid eisen stelt die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.

5. De uitkering wordt opgeschort of geschorst indien er duidelijke aanwijzingen of gegronde vermoedens bestaan dat de belanghebbende een verplichting op grond van het vierde lid niet is nagekomen.

IV

Aan artikel III wordt een lid toegevoegd, luidende:

15. De artikelen 6, vijfde en zesde lid, 51, vierde en vijfde lid, en 131, vierde en vijfde lid, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers zijn van toepassing op ontslag respectievelijk aftreden van ambtsdragers die zijn aangetreden op of na 1 januari 2003.

Toelichting

De sollicitatieplicht die voor alle werklozen met een uitkering geldt zou ook moeten gelden voor ex-bestuurders en politici.

Het overgangsrecht brengt mee dat de voorgestelde wijzigingen gelden voor ontslag of aftreden van ambtsdragers die zijn aangetreden op of na 1 januari 2003.

Kant

Naar boven