28 219
Wijziging van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en andere wetten in verband met een administratieve lastenverlichting inzake de vaststelling van het premieloon en het uitkeringsloon (Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten)

nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 februari 2004

Tijdens het wetgevingsoverleg over het wetsvoorstel Walvis op 2 februari jl. heb ik toegezegd dat ik u binnen twee weken nader zal informeren over een adequate regeling voor het WW-dagloon voor werknemers die structureel zijn aangewezen op tijdelijke contracten. Met deze brief doe ik mijn toezegging gestand.

Als hoofdregel heb ik voorgesteld dat wordt uitgegaan van het loon dat de werknemer in totaal heeft verdiend in het jaar dat voorafgaat aan het intreden van het verzekerde risico, arbeidsongeschiktheid of werkloosheid. Dit loon wordt voor de bepaling van het dagloon gedeeld door 261. Deze systematiek, aangeduid als het historisch dagloon, heeft als belangrijkste voordeel dat het UWV het dagloon kan vaststellen op basis van de gegevens die ten behoeve van de premieheffing al in de administratie beschikbaar zijn. Een extra gegevensuitvraag is daarmee overbodig.

Voor werknemers die structureel zijn aangewezen op tijdelijke contracten, zou onverkorte toepassing van het historisch dagloon tot een lager dagloon leiden dan de huidige dagloonregels, indien althans de ZW-, WW- en/of WAO-uitkeringen niet tot de grondslag zouden worden gerekend. Daarom meen ik dat er in voorzien moet worden dat de loondervingsuitkeringen die in het refertejaar worden ontvangen, in het nieuwe dagloon worden meegenomen, waarbij de ontvangen uitkering wordt vermenigvuldigd met een factor 100/70. Het dagloon wordt dus niet alleen gebaseerd op het in het refertejaar verdiende loon, maar eveneens op de gedurende die periode genoten loondervingsuitkeringen. Door de vermenigvuldigingsfactor 100/70 zal het bedrag dat als loon meetelt voor de dagloonvaststelling, in het algemeen een goede afspiegeling vormen van het in het refertejaar verdiende loon.

Uit de tegen het conceptbesluit geuite bezwaren maak ik op dat het conceptbesluit op dit punt onvoldoende duidelijk is en een aanpassing behoeft. Derhalve zend ik u bijgaand een herziene tekst van artikel 2 van het conceptbesluit. Het voorgestelde artikel 4 komt dan te vervallen.

Voor kunstenaars die zijn aangewezen op tijdelijke contracten met een vast periodiek inkomen en tussendoor een WW-uitkering ontvangen, biedt het herziene conceptbesluit een adequate regeling.

Uit voorbeeld 1 blijkt dat in het voorgestelde besluit deze kunstenaar in de eerste drie perioden van werkloosheid op basis van het voorgestelde besluit een dagloon krijgt van € 112,67 in plaats van € 114,62. Ten aanzien van de laatste WW-periode geldt dat hij een dagloon krijgt van € 106,13 in plaats van € 115,13 in de huidige situatie.1

Ook voor andere werknemers die zijn aangewezen op tijdelijke contracten, zoals seizoensarbeiders, is dit een adequate oplossing. Uit het rekenvoorbeeld bij mijn brief van 4 september 2003 blijkt dat een seizoensarbeider een dagloon heeft van € 89,38 i.p.v. € 91,86 resp. € 90,82.2

Als regel zal deze oplossing dus soelaas bieden voor werknemers met tijdelijke contracten.

Voor ambulante artiesten (dit zijn artiesten die (vrijwel) uitsluitend zijn aangewezen op «eenmalige klussen»), blijkt deze oplossing evenwel niet altijd tot het beoogde resultaat te leiden.

Uit rekenvoorbeeld 2 blijkt namelijk dat deze artiest een dagloon zou krijgen van € 83,37 i.p.v. € 111,54. Voor de artiest in rekenvoorbeeld 3 ontstaat een vergelijkbaar resultaat (het dagloon wordt € 126,67 i.p.v. € 160,71). Dit vindt zijn oorzaak in het feit dat deze groep artiesten in periodes dat zij niet optreden niet altijd een aanspraak kunnen maken op een WW-uitkering. Dit heeft te maken met de huidige methodiek van de WW, die gebaseerd is op het verlies van arbeidsuren. Het heeft mijn voorkeur die methodiek te vervangen door een methodiek van verlies aan inkomsten. Een dergelijke wijziging heeft dan generieke werking en kan een positieve invloed hebben op het dagloon van werknemers die structureel zijn aangewezen op tijdelijke contracten.

Ik verwacht echter nog het advies van de SER over de toekomstige structuur van de WW, alsmede voorstellen inzake de deregulering van de WW die op dit moment in mijn departement in samenspraak met de uitvoering worden ontwikkeld. Zou daaruit blijken dat een dergelijke wijziging niet geëffectueerd kan worden of niet het beoogde effect heeft, dan zal ik mij vóór 1 januari 2006 nader beraden.

Procedureel

De dagloonregels worden opgenomen in een algemene maatregel van bestuur op grond van bepalingen in de WW, de ZW en de WAO die met het wetsvoorstel Walvis worden gewijzigd. Het concept-besluit vormt derhalve geen onderdeel van het wetsvoorstel Walvis zelf. De nieuwe dagloonsystematiek wordt ingevoerd per 1 januari 2006, tegelijk met de invoering van de polisadministratie.

Het conceptbesluit, dat vorig jaar aan de Kamer is voorgelegd, is gebaseerd op de stand van zaken van de SV-wetten per medio 2003. Voor zover nodig wordt het conceptbesluit in een later stadium nog aangepast aan de voorgenomen wijzigingen van de WAO en de WW. Ook bijgaande aanpassing van artikel 2 zal daarin worden meegenomen. Daarna zal het besluit voor advies aan de Raad van State worden verzonden.

Ik concludeer dat er hiermee een voldoende borging is voor werknemers die structureel zijn aangewezen op tijdelijke contracten, waaronder ambulante artiesten en seizoensarbeiders.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Artikel 2. Het loon

1. Onder loon wordt verstaan het loon, bedoeld in paragraaf 2 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

2. Voor de toepassing van dit besluit wordt de werknemer geacht zijn loon te hebben genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever van dat loon opgave heeft gedaan.

3. Voorzover het loon, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit een uitkering op grond van de ZW, WW, WAO of hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg, wordt in de plaats van die uitkering als loon in aanmerking genomen:

 100 x A  
 ()– (C + D)
 B 

waarbij:

A staat voor de uitkering op grond van de ZW, WW, WAO of hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg;

B staat voor 70, dan wel, indien dat hoger is, het uitkeringspercentage waarnaar de uitkering is berekend;

C staat voor toeslagen op de uitkering op grond van de Toeslagenwet;

D staat voor aanvullingen op de uitkering.

4. Voorzover het derde lid van toepassing is wordt als vakantiebijslag in aanmerking genomen:

 100 x A  
   
 B 

waarbij:

A staat voor de in het in aanmerking te nemen tijdvak genoten respectievelijk opgebouwde vakantiebijslag;

B staat voor 70, dan wel, indien dat hoger is, het uitkeringspercentage waarnaar de uitkering is berekend.

5. Onder loon wordt mede begrepen het loon waarvan de werknemer aantoont dat dit in het refertejaar vorderbaar maar niet tevens inbaar is geworden, tenzij dit loon reeds op andere wijze bij de berekening van het dagloon in aanmerking wordt genomen. Voor de toepassing van dit besluit wordt de werknemer geacht dit loon te hebben genoten in het aangiftetijdvak waarin het vorderbaar is geworden. Voorzover bij de berekening van het dagloon van de in derde lid bedoelde uitkering, met toepassing van dit lid, loon in aanmerking is genomen dat op grond van de overige artikelen bij de berekening van het dagloon wederom in aanmerking wordt genomen blijft het derde lid buiten toepassing.

6. Het loon dat in een gebroken aangiftetijdvak in aanmerking wordt genomen bij de dagloonvaststelling is de uitkomst van de volgende berekening:

 (A – B – C) x Y 
   
 B 

waarbij:

A staat voor het totale loon dat de werknemer in dat gebroken aangiftetijdvak heeft genoten;

B staat voor de bedragen aan vakantiebijslag die de werknemer onder die titel in dat gebroken aangiftetijdvak heeft genoten;

C staat voor de bedragen die de werknemer in dat gebroken aangiftetijdvak heeft genoten aan uitkeringen die het karakter hebben van een extra periodiek salaris;

Y staat voor het totale aantal dagloondagen binnen het refertejaar, respectievelijk de periode van zes maanden, bedoeld in artikel 8, eerste lid, in dat gebroken aangiftetijdvak waarover de werknemer bij de werkgever in dienst was;

Z staat voor het totale aantal dagloondagen in dat gebroken aangiftetijdvak waarover de werknemer bij de werkgever in dienst was.

7. Indien Z nul is wordt de uitkomst van de berekening van het zesde lid op nihil gesteld.

Voorbeeld 1

In dit voorbeeld gaat het om een acteur die telkens werkzaam is op contractbasis. Buiten de perioden van werkloosheid is betrokkene op elke dag in zijn beroep werkzaam.

De werkperioden, de daarmee verworven inkomsten en de perioden van werkloosheid zien er als volgt uit.

PeriodeLoon p/mTotaal
1 juni tot 3 oktober 2005:€ 2 493€  9 972
3 tot 24 oktober 2005:Werkloosheid: 15 dagen€   847
24 oktober tot 31 december 2005:€ 2 493€  5 589
   
1 JANUARI 2006:INWERKINGTREDINGNIEUW DAGLOONSYSTEEM
1 januari tot 19 juni 2006€ 2 493€ 13 711
19 juni tot 8 september 2006:Werkloosheid 1: 59 dagen  
8 september tot 30 oktober 2006:€ 2 444€  2 776
30 oktober tot 17 november 2006:Werkloosheid 2: 14 dagen 
17 november tot 1 december 2006: €   600
1 december 2006 tot 1 maart 2007:Werkloosheid 3: 64 dagen 
1 maart tot 1 juli 2007:€ 2 504€ 10 016
1 juli 2007:Werkloosheid 4 

Hierna worden voor de 4 werkloosheidsperioden de dagloonberekeningen volgens het huidige en het nieuwe systeem uitgevoerd.

Uitwerking Werkloosheid 1

Berekening volgens het huidige systeem

Betrokkene is geen artiest die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend op basis van losse optredens in zijn beroep werkzaam is. De huidige speciale regeling voor deze artiesten is op betrokkene daarom niet van toepassing.

Voor de dagloonberekening wordt gekeken naar wat betrokkene in de 26 weken, voorafgaand aan de werkloosheid per dag, waarop betrokkene in de voor hem normale omvang werkte, verdiende. Omdat betrokkene in die periode tegen een vast loon werkzaam was, geldt echter een vereenvoudigde berekening:

12 x € 2 493  
 = € 114,62
261 

Omdat in het onderhavige geval geen aanleiding van evenredige vermindering van dit bedrag bestaat, komt per 19 juni 2006 het dagloon op dit bedrag uit.

Berekening volgens in het concept Dagloonbesluit vervatte systeem

In het nieuwe systeem wordt het totale inkomen over het voorafgaande jaar gedeeld door 261. Hierbij wordt een eventuele ZW-, WW-, of WAO-uitkering, nadat deze vermenigvuldigd is met 100/70, meeberekend.

In dit geval wordt dus op deze wijze de WW-uitkering, ontvangen over de periode van 3 tot 24 oktober 2005 (15 dagen), meegeteld.

Het aantal dagen waarover in het jaar, voorafgaande aan 19 juni 2006, inkomen werd verworven bedraagt 261 – 15 = 246.

Het per werkdag verworven inkomen bedraagt: € 114,62. Het totaal verworven arbeidsinkomen bedraagt daarom: 246 x € 114,62 = € 28 196,52

Het dagloon op 19 juni 2006 bedraagt dan:

€ 28 196,52 + (€ 847 x 100/70)  
 = € 112,67
261 

Werkloosheid 2 en werkloosheid 3

Berekening volgens het huidige systeem

Ten aanzien van beide periodes van werkloosheid geldt dat, na het einde van werkloosheid 1, nog geen nieuwe rechten zijn opgebouwd, ook al geldt voor betrokkene een verkorte referte-eis (16 weken). Omdat het in beide gevallen dus om herleving van rechten gaat, blijft het dagloon ook in beide gevallen gehandhaafd op € 114,62.

Berekening volgens in het concept Dagloonbesluit vervatte systeem

Ook onder het nieuwe systeem blijft gelden dat geen nieuw dagloon wordt vastgesteld als geen nieuwe rechten zijn opgebouwd. Onder het nieuwe systeem blijft het dagloon in beide gevallen daarom gehandhaafd op € 112,67.

Werkloosheid 4

Ten aanzien van deze werkloosheid wordt ervan uitgegaan dat hier nieuwe rechten zijn opgebouwd.

Berekening volgens het huidige systeem

Omdat voor betrokkene de normale wijze van dagloonberekening geldt, wordt gekeken naar wat betrokkene in de 26 weken, voorafgaand aan de werkloosheid per dag, waarop betrokkene in de voor hem normale omvang werkte, verdiende. Omdat betrokkene laatstelijk voor het intreden van de werkloosheid tegen een vast loon werkzaam was, geldt echter een vereenvoudigde berekening:

12 x € 2 504  
 = € 115,13
261 

Berekening volgens in het concept Dagloonbesluit vervatte systeem

In het nieuwe systeem wordt het totale inkomen over het voorafgaande jaar gedeeld door 261. Hierbij wordt een eventuele ZW-, WW-, of WAO-uitkering, nadat deze vermenigvuldigd is met 100/70, meeberekend.

In dit geval wordt dus op deze wijze de WW-uitkeringen, ontvangen over de perioden van 1 juli tot 8 september 2006, van 30 oktober tot 17 november 2006, en van 1 december 2006 tot 1 maart 2007 meegeteld.

– mee te berekenen voor de werkloosheid genoemde werkloosheidsperiodes: totaal aantal dagen x dagloon (zijnde 100/70 van de uitkering per dag):

127 dagen x € 112,67 = € 14 309,09.

Dagloon:

€ 2 776 + € 600 + € 10 016 + € 14 309,09 
 = € 106,13
261 

Samenvatting voorbeeld 1

 Berekening:Dagloon:
Werkloosheid 1  
Huidige systematiek:(12 x € 2 493) : 261 =€ 114,62
Concept Dagloonbesluit:  
verwerking loon:€ 28 196,52 : 261 = € 108,03  
verwerking WW-uitk.:(€ 847 x 100/70) : 261 = € 4,64  
 totaal: € 112,67€ 112,67
   
Werkloosheid 2:  
Huidige systematiek:herleving eerder uitkeringsrecht€ 114,62
Concept Dagloonbesluit:herleving eerder uitkeringsrecht€ 112,67
   
Werkloosheid 3:  
Huidige systematiek:herleving eerder uitkeringsrecht€ 114,62
Concept Dagloonbesluit:herleving eerder uitkeringsrecht€ 112,67
   
Werkloosheid 4:  
Huidige systematiek:(12 x € 2 504) : 261 =€ 115,13
Concept Dagloonbesluit:  
verwerking loon:€ 13 392 : 261 = € 51,31 
verwerking WW-uitk.:€ 14 309,09 :261 = € 54,82 
 totaal: € 106,13€ 106,13

Voorbeeld 2

Het gaat om een artiest die uitsluitend op basis van losse optredens werkt. De optredens vinden, behalve over de periode waarin WW-uitkering wordt genoten, gelijkmatig gespreid over de weken, maanden en het jaar plaats, waarbij niet op alle dagen inkomen wordt verworven.

Betrokkene geniet over de maanden juli, augustus en september 2006 een WW-uitkering. De bruto uitkering per dag bedroeg € 77,–. Het gaat om 66 uitkeringsdagen.

Op 1 juni 2007 wordt hij wederom werkloos.

In het jaar voorafgaande aan deze werkloosheid heeft betrokkene met 91 optredens inkomen verworven, en daarmee in totaal € 14 500,verdiend.

Bij dit voorbeeld is uitgegaan van de huidige situatie dat voldaan moet worden aan het criterium van arbeidsurenverlies. Over periodes dat hier niet aan wordt voldaan is er geen recht op WW.

Uitwerking

Berekening volgens het huidige systeem

Omdat betrokkene in het jaar vóór zijn op 1 juni 2007 ingegane werkloosheid minder dan 130 optredens heeft gedaan, wordt zijn daarmee verdiende inkomen gedeeld door 130. Het dagloon bedraagt daarom:

€ 14 500  
 = € 111,54
130 

Berekening volgens het systeem zoals thans opgenomen in het concept Dagloonbesluit

Het totale inkomen in het voorafgaande jaar wordt door 261 gedeeld. Hierbij wordt 100/70 van de in dat jaar genoten WW-uitkering, vermenigvuldigd met het aantal dagen, betrokken. In het dagloonrefertejaar – dat van 1 juni 2006 tot en met 31 mei 2007 loopt – heeft betrokkene WW-uitkering genoten over de maanden juli t/m september 2006, dwz. over 66 uitkeringsdagen.

(€ 14 500 + 66 x 100/70 x € 77): 261 = € 83,37

Samenvatting voorbeeld 2

91 optredens/66 WW-dagenBerekening:Dagloon:
Huidige systematiek:€ 14 500: 130 =€ 111,54
Huidig concept Dagloonbesluit:  
verwerking loon:€ 14 500 : 261 = € 55,56 
verwerking WW-uitk.:(100/70 x € 77 x 66) : 261 = € 27,81 
 totaal: € 83,37€  83,37

Voorbeeld 3

Het gaat om een artiest die uitsluitend op basis van losse optredens werkt. De optredens vinden, behalve over de periode waarin WW-uitkering wordt genoten, gelijkmatig gespreid over de weken, maanden en het jaar plaats, waarbij niet op alle dagen inkomen wordt verworven.

Betrokkene geniet over de maanden juli, augustus en september 2006 een WW-uitkering. De bruto uitkering per dag bedroeg € 112,–.

Op 1 juni 2007 wordt hij wederom werkloos.

In het jaar voorafgaande aan deze werkloosheid heeft betrokkene met 140 optredens inkomen verworven, en daarmee in totaal € 22 500,– verdiend.

Bij dit voorbeeld is uitgegaan van de huidige situatie dat voldaan moet worden aan het criterium van arbeidsurenverlies. Over periodes dat hier niet aan wordt voldaan is er geen recht op WW.

Uitwerking

Huidig systeem

Omdat betrokkene in het jaar vóór zijn op 1 juni 2007 ingegane werkloosheid meer dan 130 optredens heeft gedaan, wordt zijn daarmee verdiende inkomen gedeeld door het aantal dagen waarop inkomen is verworven. Het dagloon bedraagt daarom:

€ 22 500  
 = € 160,71
140 

Berekening volgens het systeem zoals thans opgenomen in het concept Dagloonbesluit

Het totale inkomen in het voorafgaande jaar wordt door 261 gedeeld. Hierbij wordt 100/70 van de in dat jaar genoten WW-uitkering, vermenigvuldigd met het aantal dagen, betrokken. In het dagloonrefertejaar – dat van 1 juni 2006 tot en met 31 mei 2007 loopt – heeft betrokkene WW-uitkering genoten over de maanden juli t/m september 2006, dwz. over 66 uitkeringsdagen.

(€ 22 500 + 66 x 100/70 x € 112) : 261 =

€ 126,67

Samenvatting voorbeeld 3

140 optredens/66 WW-dagenBerekening:Dagloon:
Huidige systematiek:€ 22 500,– : 140€ 160,71
Huidig concept Dagloonbesluit:  
verwerking loon:€ 22 500 : 261 = € 86,21 
verwerking WW-uitk.:(100/70 x € 112 x 66) : 261 = € 40,46 
 totaal: € 126,67€ 126,67

XNoot
1

De rekenvoorbeelden zijn opgesteld aan de hand van voorbeelden van FNV/Kiem.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2002/03, 28 219, nr. 11.

Naar boven