28 207
Fiscaliteit, landbouw- en natuurbeleid

nr. 8
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 2003

Tijdens het overleg op 6 oktober 2003 met de vaste commissies voor Financiën en Landbouw over de nota Fiscaliteit, landbouw- en natuurbeleid (28 207, nr. 5) zijn door een aantal leden van deze commissies vragen gesteld over de zogenoemde voortzettingswaarde die bij vererving en overdracht tijdens leven van slecht renderende bedrijven mag worden gehanteerd voor het successie- en schenkingsrecht. Naar aanleiding van deze vragen heb ik toegezegd de commissies uiterlijk vóór de behandeling in de Tweede Kamer van het Belastingplan 2004 te zullen informeren over de voortgang van het overleg tussen de Belastingdienst en de landbouworganisaties LTO, VLB en NAJK over de wijze waarop de voortzettingswaarde kan worden vastgesteld.

Op 16 oktober heeft opnieuw overleg plaatsgevonden tussen de Belastingdienst en de landbouworganisaties. In het voorstel dat bij deze gelegenheid door de Belastingdienst is gepresenteerd, is – zoals ik tijdens het notaoverleg reeds had aangegeven – met name rekening gehouden met recente ontwikkelingen op het gebied van de melkquota. De landbouworganisaties hebben, na raadpleging van hun achterban, inmiddels ingestemd met het aan die ontwikkelingen aangepaste voorstel. Hierdoor staan de uitgangspunten die kunnen worden gehanteerd bij de bepaling van de voortzettingswaarde van slecht renderende bedrijven in de landbouw nu vast. Enkele punten zullen in overleg met de landbouworganisaties nog nader worden uitgewerkt. De definitieve vormgeving zal ik in een te publiceren beleidsbesluit vastleggen.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

Naar boven