28 207
Fiscaliteit, landbouw- en natuurbeleid

nr. 7
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 oktober 2003

Tijdens het Nota Overleg Fiscaliteit, landbouw- en natuurbeleid is gevraagd of de verlenging van de afschrijvingstermijn voor melkquota ook gevolgen heeft voor de toepassing van de herinvesteringsreserve. Hierna ga ik op deze vraag in.

Voor de herinvesteringsreserve (HIR) wordt onderscheid gemaakt tussen bedrijfsmiddelen die in 10 jaar of minder plegen te worden afgeschreven (kort afschrijfbare bedrijfsmiddelen) en bedrijfsmiddelen die in meer dan 10 jaar plegen te worden afgeschreven (lang afschrijfbare bedrijfsmiddelen). Een HIR die is gevormd bij de vervreemding van een kort afschrijfbaar bedrijfsmiddel kan uitsluitend worden afgeboekt op de aanschaf van een kort afschrijfbaar bedrijfsmiddel. Een HIR die is gevormd bij de vervreemding van een lang afschrijfbaar bedrijfsmiddel kan op een kort afschrijfbaar bedrijfsmiddel worden afgeboekt, en op een lang afschrijfbaar bedrijfsmiddel met eenzelfde economische functie.

Tot 1 januari 2004 worden melkquota in 8 jaar afgeschreven en worden dus aangemerkt als kort afschrijfbare bedrijfsmiddelen. Dit betekent dat een HIR die is gevormd bij de vervreemding van een kort of lang afschrijfbaar bedrijfsmiddel op een nieuw aangeschaft melkquotum kan worden afgeboekt.

Per 1 januari 2004 wordt voor de afschrijvingstermijn van melkquota rekening gehouden met een einddatum van 1 april 2015. Dit betekent dat melkquota die in de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 maart 2005 worden aangeschaft, in meer dan 10 jaar worden afgeschreven. Wordt een melkquotum na 31 maart 2005 aangeschaft, dan is de afschrijvingstermijn 10 jaar of minder.

De vraag is of na 1 januari 2004 een HIR die is gevormd bij de vervreemding van een kort of lang afschrijfbaar bedrijfsmiddel in alle gevallen op een nieuw aangeschaft melkquotum kan worden afgeboekt, ook als in een individueel geval het melkquotum in meer dan 10 jaar wordt afgeschreven (gelet op de einddatum van 1 april 2015).

Dit is het geval. Voor de vraag of er sprake is van een kort of lang afschrijfbaar bedrijfsmiddel wordt gekeken naar hoe men in het algemeen op een bedrijfsmiddel pleegt af te schrijven. Het gaat dus niet uitsluitend om de vraag hoe in een individueel geval wordt afgeschreven. In het overgrote deel van de gevallen, de thans bestaande melkquota en de melkquota die na 31 maart 2005 worden aangeschaft, wordt er in minder dan 10 jaar afgeschreven. In zijn algemeenheid geldt dus dat een melkquotum in minder dan 10 jaar wordt afgeschreven. Een melkquotum is daarmee altijd een kort afschrijfbaar bedrijfsmiddel in de zin van de HIR, ook als in een concreet geval de afschrijvingstermijn meer dan 10 jaar bedraagt. De conclusie is dan ook dat de toepassing van de HIR niet wordt beperkt door een verlenging van de afschrijvingstermijn van melkquota.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

Naar boven