nr. 12
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 7 april 2003
Ik heb kennisgenomen van het besluit van de Vaste Commissie voor Economische
Zaken om het overleg over het wetsvoorstel Toegang tot de kabel op te schorten
tot de eerste week na het meireces.
Open toegang op de kabel acht ik van groot belang. Ook in verband met
een recente rechterlijke uitspraak van de bestuursrechter in Rotterdam over
een beslissing van OPTA in een geschil tussen UPC en Canal+, is het noodzakelijk
dat toegang tot de kabel een deugdelijke grondslag in de wet krijgt. Het wetsvoorstel
voorziet daarin.
Het wetsvoorstel voorziet voorts in een onderzoeksbevoegdheid van OPTA
om marktanalyses te doen. In de systematiek van het nieuwe Europese regelgevende
kader voor de elektronische communicatiesector zal OPTA eerst marktonderzoek
moeten doen om vast te stellen of ex ante maatregelen gewenst zijn. Zulk onderzoek
vergt de nodige enige tijd. Om niet te veel tijd te verliezen heb ik bij nota
van wijziging een bepaling toegevoegd die OPTA de bevoegdheid verleent om,
vooruitlopend op de algehele implementatie van de nieuwe Europese regels,
reeds markten te onderzoeken.
Een groot probleem heb ik met het uitstel van de bepaling die bij de tweede
nota van wijziging is toegevoegd Deze bepaling regelt, dat als op 25 juli
de nieuwe Europese systematiek niet zou zijn ingevoerd (dat wil zeggen gepubliceerd
in het Staatsblad), verplichtingen op basis van de bestaande ONP-regels in
stand blijven, voor zover deze verplichtingen niet strijdig zijn met de nieuwe
systematiek.
Wordt dit onderdeel van de wetswijziging niet tijdig van kracht, dan kan
er onduidelijkheid ontstaan met betrekking tot de vraag of voldoende gewaarborgd
is, dat de bestaande wettelijke regels, die verplichtingen en rechten voor
aanbieders en gebruikers met zich meebrengen ook na 25 juli
nog van toepassing zijn. Een dergelijke onduidelijkheid acht ik hoogst ongewenst
voor de sector.
Ik hoop u hiermee het belang van behandeling van het wetsvoorstel te hebben
verduidelijkt. Ik stel prijs op snelle behandeling, omdat verder uitstel (gelet
ook op het traject met de Eerste Kamer) onnodig zware consequenties kan hebben.
Uiteraard leg ik mij neer bij de wijze van agendering door de Tweede Kamer,
maar ik vind het wel mijn verantwoordelijkheid om u te wijzen op de risico's
van uitstel van parlementaire behandeling.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. G. Wijn