nr. 25
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 maart 2003
Bij brief van 10 februari 2003 verzoekt de vaste commisie voor Justitie
uit de Tweede Kamer mij een nadere reactie te geven op de eindrapportage door
ES&E betreffende de evaluatie van de toepassing van de Tijdelijke wet
noodcapaciteit drugskoeriers. U vraagt met name of en zo ja, hoe de gesignaleerde
problemen inmiddels zijn verholpen.
Allereerst breng ik in herinnering mijn brieven van 3 december 2002 (TK
2002–2003, 28 627, nr. 6) en van 13 januari (TK 2002–2003,
28 201, nr. 24) waarin ik reeds ben ingegaan op de in het onderzoeksrapport
gesignaleerde gebreken. Ik heb daarbij gewezen op het feit dat het onderzoek
betrekking heeft op de periode van 1 maart tot 1 oktober 2002, zijnde de opbouwfase
van de noodvoorzieningen. In deze korte periode werd in hoog tempo een uitvoeringspraktijk
gerealiseerd en werden gaandeweg vele verbeteringen aangebracht.
Het realiseren van verbeteringen is ook na het onderzoek voortgezet. Zo
is de bouwkundige situatie inmiddels sterk verbeterd. Er zijn sinds oktober
2002 ruim 700 plaatsen bijgekomen van een kwalitatief zeer goed gehalte en
er is meer recreatieruimte en sportaccommodatie beschikbaar. Voorts zullen
medio 2003 in het detentiecentrum Zeist twee sporthallen worden gerealiseerd.
Daar waar mogelijk is het dagprogramma verruimd (de noodvoorziening in Heerhugowaard
beschikt reeds over de mogelijkheid tot deelneming aan de arbeid) en eveneens
daar waar mogelijk is het gesloten regime omgezet in een zogenaamd halfopen
regime waarin de bewegingsvrijheid van de gedetineerden zich uitstrekt over
de afdeling en er vrije toegang tot de recreatieruimte is.
Het aantal van acht gedetineerden in een verblijfsruimte is teruggebracht
naar zes en het aantal van vier gedetineerden in een verblijfsruimte is teruggebracht
naar drie. In vervolg op mijn toezegging terzake bij de behandeling van de
verlenging van de Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers in de Eerste
Kamer op 4 maart 2003 zal per 1 april 2003 het structureel plaatsen van het
gezamenlijke plaatsen van zes vrouwelijke gedetineerden in een
verblijfsruimte verder worden teruggebracht van zes naar vier personen.
Het aantal klachten is ook sterk afgenomen en er zijn minder klachten
dan in het reguliere gevangeniswezen. Overigens moet daarbij de kanttekening
worden geplaatst dat de wettelijke mogelijkheid tot klagen onder de Tijdelijke
wet ook beperkter is. De klachten betreffen momenteel het later dan verwacht
afleveren van bestelde goederen uit de winkel; de zwaarte van de opgelegde
ordemaatregelen; de kwaliteit van het eten en onvoldoende medische zorg (bijv.
niet direct voor een onderzoek naar het ziekenhuis kunnen, doch eerst een
afspraak moeten maken). Alle klachten worden behandeld door de beklagcommissie.
Van de behandelde klachten wordt 95% ongegrond verklaard.
Het overleg van Securicor met de werknemersorganisaties verloopt constructief.
Alle noodvoorzieningen zijn door de Arbeidsinspectie uitvoerig gecontroleerd
en de opleidingen van het personeel zijn ook in overleg met de vakorganisaties
en de Arbeidsinspecties uitgebreid. De Arbeidsinspectie heeft recent schriftelijk
laten weten dat de noodvoorzieningen aan de door hen gestelde eisen voldoen.
Desgevraagd geeft het personeel van Securicor (dat is vast personeel, er werkt
geen enkele uitzendkracht meer in de noodvoorzieningen) aan de situatie in
de noodvoorzieningen goed beheersbaar te vinden en zich veilig te voelen.
Ten slotte attendeer ik u op een uitspraak van de Rechtbank Haarlem (zitting
houdende te Utrecht) van 22 januari 2003 die na een bezoek aan de noodvoorziening
in Zeist heeft geconcludeerd dat de detentieomstandigheden aldaar geen aanleiding
vormden om de duur van de op te leggen detentie te verminderen (zaaknummer
15/001584-02).
Ik concludeer dat de in het onderzoeksrapport door ES&E gesignaleerde
knelpunten ten aanzien van de noodvoorzieningen inmiddels afdoende zijn aangepakt
en dat de noodvoorzieningen na een hectische opbouwfase op dit moment functioneren
zonder noemenswaardige problemen.
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner