28 201
Tijdelijke wet voor de penitentiaire noodcapaciteit ten behoeve van drugskoeriers (Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers)

nr. 23
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2002

Tijdens het plenair debat over de Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers in uw Kamer op 7 februari 2002 heeft het lid Dittrich (D66) een motie ingediend (kamerstuk 28 201, nr. 16), die door de Kamer is aangenomen.

Deze motie behelst het verzoek aan de regering te bewerkstelligen dat de selectiefunctionaris en de directeur van de voorziening waar zowel voorlopig gehechten als afgestraften worden geplaatst, zoveel mogelijk proberen deze gescheiden van elkaar in verblijfsruimten te plaatsen.

Ik heb opdracht gegeven aan de projectuitvoerder noodvoorzieningen om hiervoor zorg te dragen. Tot op heden worden voorlopig gehechten en afgestraften daadwerkelijk zo veel mogelijk gescheiden geplaatst in de verblijfsruimten binnen de noodvoorzieningen.

In hoeverre dat gedurende de gehele looptijd van de noodwet zal lukken, vormt onderdeel van een breder onderzoek naar het functioneren van de noodwet, waartoe ik opdracht heb gegeven aan het WODC.

Voor 1 maart 2003 zal ik u de eindrapportage van het evaluatieonderzoek doen toekomen.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven