28 198
Integratie in het perspectief van immigratie

nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR GROTE STEDEN- EN INTEGRATIEBELEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2002

Op 10 april 2002 vindt een Algemeen Overleg plaats met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de nota «Integratie in het perspectief van immigratie» (TK 2001–2002, 28 198, nrs. 1 en 2), die ik u op 18 januari 2002 heb aangeboden. Ter voorbereiding op dit overleg wil ik u graag informeren over de uitvoering van een aantal beleidsvoornemens die in deze nota staan.

Een aantal onderwerpen komt in deze brief niet aan de orde, omdat de Kamer daarover recentelijk langs andere weg is geïnformeerd. Dit betreft:

– Inburgering: hierover heeft op 26 maart 2002 een afzonderlijk Algemeen Overleg plaatsgevonden;

– Werkgelegenheid: hierover heeft op 20 maart 2002 een afzonderlijk Algemeen Overleg plaatsgevonden;

– Criminaliteit: de Tweede Kamer werd bij brief van 8 maart 2002 nader geïnformeerd over de uitvoering van een aantal moties over het vervolgtraject van CRIEM.

Financiële bijdrage inburgeringskosten

In de nota «Integratie in het perspectief van immigratie» heeft het kabinet toegezegd maatregelen te nemen om de belemmerende factoren voor integratie die bij gezinsvorming optreden weg te nemen. Het Nederlands Centrum Buitenlanders (NCB) heeft daaromtrent voorgesteld dat de reeds in Nederland verblijvende partner zelf een substantieel deel van de inburgeringskosten draagt en de afgifte van een verblijfsvergunning afhankelijk wordt gesteld van een financiële bijdrage die door de in Nederland verblijvende partner bij vooruitbetaling moet worden voldaan. Een betaalbewijs maakt daarbij deel uit van de aanvraagprocedure voor toelating van de nieuwkomer. Het onderstaande is de concrete invulling van een dergelijke maatregel. Daarbij is het voorstel van het NCB, zoals gesteld in eerdergenoemde nota, als vertrekpunt genomen.

Doel van de financiële bijdrage is om een prikkel te creëren voor snelle, effectieve inburgering van de overkomende partner in geval van gezinsvorming. Het halen van een partner uit het buitenland kan het integratieproces van degene die reeds in Nederland verblijft immers vertragen of belemmeren. Daarnaast betekent het voor toekomstige partners dat zij veelal komen te staan voor een moeilijk integratieproces. Dit onderstreept het belang dat zij op goede wijze gesteund en gestimuleerd worden door hun partner. In de maatregelen wordt de partner die reeds in Nederland verblijft medeverantwoordelijk gesteld voor een goed verloop van de inburgering.

Doelgroep van de financiële regeling zijn alle personen die in het kader van gezinsvorming een partner naar Nederland willen laten komen die op grond van de Wet inburgering nieuwkomers de verplichting heeft het inburgeringstraject te doorlopen. Daarnaast heeft de maatregel ook betrekking op de situatie waarin een persoon die in Nederland woonachtig is in het buitenland huwt en vervolgens binnen een nog te bepalen termijn de partner naar Nederland wil laten overkomen. Hiermee kan worden voorkomen dat de plicht tot betaling van de financiële bijdrage bij gezinsvorming wordt ontdoken.

Inzake toetsing van deze maatregel aan het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) komt het kabinet tot de conclusie dat voor gezinsvorming het opleggen van een financiële bijdrage niet op bezwaren stuit. Het instellen van een financiële bijdrage voor de inburgeringskosten van gezinsleden en van partners waarmee al een duurzaam huwelijks- of samenlevingsverband bestond, bij toelating op basis van gezinshereniging, wordt met het oog op artikel 8 EVRM niet wenselijk geacht. De brief van het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten, die aan de fractievoorzitters van de Tweede Kamer, de staatssecretaris van Justitie en aan mij is gezonden, is bij deze toets in overweging genomen. Wanneer het voorstel voor wijziging van de Vreemdelingenwet en eventuele lagere regelgeving ter invoering van voornoemde maatregel aan de Raad van State zal worden aangeboden zal deze expliciet worden gevraagd in te gaan op deze toets aan het EVRM.

De financiële bijdrage wordt als borgsom vormgegeven. Dit houdt in dat een bedrag door de in Nederland woonachtige hoofdpersoon wordt overgemaakt op een nader te bepalen rekening. Het bewijs van storting dient bij de aanvraag van de machtiging tot voorlopig verblijf of – indien de partner niet mvv-plichtig is – de verblijfsvergunning overgelegd te worden. Na afronding van het inburgeringsprogramma wordt de borgsom teruggestort op de rekening van de betrokkene. Dit doet recht aan het doel van de financiële bijdrage, te weten een prikkel te zijn ter bevordering van de inburgering van de overkomende partner. Het kabinet is voornemens de hoogte van de financiële bijdrage te stellen op de helft van de inburgeringskosten van de overkomende (toekomstige) partner, hetgeen op dit moment neerkomt op een bijdrage van ongeveer € 3300. Het heeft de voorkeur de inning en de teruggave via een centrale instantie te laten verrichten. Het voorstel van het NCB om gedeeltelijke teruggave te laten plaatsvinden via een aftrekpost bij de inkomstenbelasting volgt het kabinet in deze niet. Een groot deel van de betrokkenen betaalt vanwege lage inkomens nu reeds onvoldoende belasting om de gewone heffingskortingen te vergelden, laat staan om een extra aftrekpost te kunnen vergelden.

Gezinsmigratie monitoring

In de nota is vastgesteld dat het kabinet de aantallen toelatingen wegens gezinsvorming en gezinshereniging zal monitoren. Dit monitoren zal plaatsvinden binnen de rapportage Vreemdelingenketen die elke vier maanden uitkomt. Het reguliere gedeelte van deze rapportage wordt thans uitgebouwd. De monitoring kan daarin worden opgenomen, maar dit vraagt enige tijd. In de rapportage Vreemdelingenketen die op 27 februari 2002 naar de Tweede Kamer is gestuurd wordt overigens al gerapporteerd over gezinshereniging en -vorming.

Richtlijn gezinshereniging

De Europese Raad te Laken heeft in december 2001 de Europese Commissie uitgenodigd een gewijzigd voorstel voor de ontwerp-richtlijn gezinshereniging op te stellen, om aldus uit de impasse in de onderhandelingen te geraken. Dit nieuwe voorstel moet uiterlijk 30 april 2002 gereed zijn. Ter voorbereiding op de opstelling van het nieuwe voorstel voor de richtlijn zijn twee expert-bijeenkomsten georganiseerd. Aan de hand van de uitkomsten van deze bijeenkomsten stelt de Commissie het nieuwe voorstel op.

Ceremonie bij naturalisatie

De gewijzigde Rijkswet op het Nederlanderschap zal over enige tijd in werking treden. In het nieuwe Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap zal een bepaling worden opgenomen dat de Minister van Justitie regels kan stellen betreffende de wijze van bekendmaking van verlening van het Nederlanderschap. In een ministeriële regeling op basis van bedoelde bepaling zal de bevoegdheid van de burgemeester worden opgenomen om de nieuwe Nederlander uit te nodigen voor een ceremonie waarin uitdrukkelijk wordt stilgestaan bij het verkrijgen van het Nederlanderschap.

Momenteel is een brochure in voorbereiding waarin gemeenten worden geïnformeerd over het doel en het belang van een dergelijke ceremonie en suggesties aangereikt over de vorm en inhoud ervan. Tevens worden gemeenten geïnformeerd dat al met de organisatie en uitvoering van een dergelijke ceremonie kan worden gestart in het kader van de representatieve taken van de burgemeester.

Beeldvorming

De verbetering van de sociaal-culturele positie van etnische minderheden wordt mede beïnvloed door wederzijdse beeldvorming en de mate van contact tussen verschillende bevolkingsgroepen. In voorbereiding is een campagne die moet leiden tot het bijstellen van de beeldvorming over en weer, en tot versterking van contacten tussen verschillende bevolkingsgroepen. Op 1 april 2002 start een tweejarige massamediale en omgevingsgebonden campagne om de contacten tussen burgers van verschillende herkomst verder te stimuleren. De noodzaak van versterking van ontmoeting en dialoog tussen bevolkingsgroepen is na de gebeurtenissen op 11 september en de nasleep daarvan nog meer duidelijk geworden. Ook in de stadsgesprekken die vanwege het kabinet georganiseerd zijn (de Tweede Kamer is daarover bij brief van 27 maart 2002 geïnformeerd) kwam dit punt nadrukkelijk aan de orde.

Landelijk contactorgaan moslims

Naar mij is bericht verlopen de besprekingen van de landelijke moslimorganisaties om te komen tot een gemeenschappelijk contactorgaan voor het overleg met de overheid voorspoedig. De daartoe door deze organisaties gevormde voorbereidingsgroep verwacht in de tweede helft van dit jaar een voorstel dienaangaande aan de betreffende organisaties voor te leggen.

Adviescommissie imamopleidingen

De commissie om advies te geven over overheidssteun aan imamopleidingen heeft haar werkzaamheden aangevangen, onder voorzitterschap van mr. J. de Ruiter. De opdracht van de commissie luidt als volgt: Met het oog op besluitvorming inzake aanvragen van islamitische organisaties voor bekostiging van ambtsopleidingen behoeven de ministers van OCenW en GSI een extern advies, inzake aanwijzing van een instelling voor wetenschappelijk onderwijs («erkenning») en inzake het verlenen van financiële bijdragen aan een genootschap op geestelijke grondslag, c.q. bevoegd gezag van een aangewezen instelling waardoor de ambtsopleiding wordt verzorgd. Daarbij is van belang het formuleren van criteria voor de vaststelling van een rechtspersoon, op grond waarvan een aanvragende organisatie voor een bijdrage voor haar ambtstopleiding beoordeeld kan worden. De commissie is gevraagd nog in de eerste helft van dit jaar haar advies uit te brengen.

Inburgering geestelijke bedienaren

De wettelijke verplichting tot inburgering voor recent in ons land te werk gestelde geestelijke bedienaren ging in per 1 januari 2002. Zoals bekend doorlopen deze geestelijke bedienaren het inburgeringsprogramma in hun woonplaats, en wordt dit aangevuld met specifieke, aanvullende cyclus van tien modules geënt op hun functie. Deze aanvullende cursus zal worden verzorgd door het conferentiecentrum Kontakt der Kontinenten te Soesterberg. Het Centrum voor innovatie van opleidingen (CINOP) te 's-Hertogenbosch fungeert als landelijk informatiepunt. Naar verwachting vangt voor een eerste groep «nieuwe» imams op 6 mei aanstaande het aanvullend programma kunnen aan.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R. H. L. M. van Boxtel

Naar boven