28 190
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet (nadere regels voor netbeheerders en voor privatisering en enkele voorzieningen ingeval van wanbeheer van een net)

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD

Voorstel van wet

De voorgestelde wijzigingen in de Elektriciteitswet 1998 en in de Gaswet zijn grotendeels identiek, op technische punten als het begrip elektriciteit c.q. gas en dergelijke na. Hieronder zijn daarom voor zover het identieke bepalingen betreft, uitsluitend de wijzigingen van de Elektriciteitswet 1998 uitgeschreven. In de aanhef is aangegeven om welke artikelen tot wijziging van de Gaswet het in de parallelle bepaling gaat.

Het in artikel I, onderdeel C, voorgestelde artikel 11b (was artikel 11c) Elektriciteitswet 1998 en het in artikel II, onderdeel D, voorgestelde artikel 3a (was 3b) Gaswet luidde als volgt:

1. De netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, is ingericht als een onafhankelijke, zelfstandig opererende naamloze of besloten vennootschap.

2. De netbeheerder beschikt over het recht van gebruik van het net met toebehoren.

Het in artikel I, onderdeel C, voorgestelde artikel 11c (was 11b), eerste lid, onderdeel b, Elektriciteitswet 1998 en het in artikel II, onderdeel D, voorgestelde artikel 3b (was 3c) eerste lid, onderdeel b, Gaswet luidde als volgt:

b. de bepaling dat geen enkele bestuurder en niet meer dan één commissaris van de netbeheerder direct of indirect binding heeft met een producent, een leverancier, een handelaar of een aandeelhouder van de netbeheerder, waarbij in elk geval is gewaarborgd dat de commissaris die een binding heeft als hiervoor bedoeld, geen beslissende positie inneemt in de raad van commissarissen en niet in persoon een functie vervult bij een vennootschap die een taak vervult met betrekking tot de levering van elektriciteit aan afnemers;

Het in artikel I, onderdeel C, voorgestelde artikel 11d Elektriciteitswet 1998 en het in artikel II, onderdeel D, voorgestelde artikel 3c Gaswet luidde als volgt:

1. De netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, stelt gedragsregels vast voor zijn werknemers waarin is vastgelegd dat:

a. informatie over het netbeheer gescheiden blijft van commerciële activiteiten die worden verricht binnen de groep waarvan de netbeheerder deel uitmaakt en

b. de werknemers van de netbeheerder geen andere functie bekleden binnen die groep.

2. De netbeheerder draagt ervoor zorg dat elke werknemer zich bindt aan de in het eerste lid bedoelde gedragsregels.

3. De netbeheerder stelt een functionaris aan die:

a. de naleving van de gedragsregels controleert en door hem geconstateerde overtredingen of misstanden terstond aan het bestuur meldt met afschrift aan de directeur van de dienst en de raad van commissarissen;

b. jaarlijks verslag uitbrengt aan het bestuur over zijn bevindingen en van dat verslag een afschrift zendt aan de directeur van de dienst en aan de raad van commissarissen.

Artikel I, onderdeel E, artikel 13, vierde en vijfde lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel II, onderdeel F, artikel 5, vierde en vijfde lid, Gaswet luidde als volgt:

4. Indien Onze Minister voornemens is toepassing te geven aan het derde lid, onderdeel a, kan hij, indien dringende redenen de onverwijlde vervanging van de desbetreffende netbeheerder noodzakelijk maken, voor ten hoogste dertien weken de beheerder van een ander net opdragen de taken van de eerstbedoelde netbeheerder waar te nemen.

5. De in het vierde lid genoemde termijn kan eenmaal worden verlengd met ten hoogste dertien weken.

Het in artikel I, onderdeel F, voorgestelde artikel 13a Elektriciteitswet 1998 en het in artikel II, onderdeel G, voorgestelde artikel 5a Gaswet luidde als volgt:

1. Indien naar het oordeel van Onze Minister de continuïteit of de betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening voor verbruikers in gevaar komt en onverwijld ingrijpen noodzakelijk is, kan Onze Minister de netbeheerder aanzeggen dat vanaf een bepaald tijdstip alle of bepaalde organen van de netbeheerder hun bevoegdheden slechts mogen uitoefenen na goedkeuring door een of meer door Onze Minister aangewezen personen en met inachtneming van de opdrachten van deze personen.

2. De organen van de netbeheerder verlenen de door Onze Minister aangewezen personen alle medewerking.

3. Onze Minister kan bij een aanzegging als bedoeld in het eerste lid bepalen dat daarbij aan te wijzen handelingen geen goedkeuring behoeven.

4. Onze Minister kan te allen tijde de door hem aangewezen personen vervangen door andere.

5. De door Onze Minister aangewezen personen oefenen hun bevoegdheden uit gedurende een door Onze Minister bepaalde termijn, die ten hoogste zes maanden bedraagt.

6. De in het vijfde lid genoemde termijn kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verlengd.

7. Voor schade ten gevolge van handelingen die zijn verricht in strijd met een aanzegging als bedoeld in het eerste lid zijn degenen die deel uitmaken van het orgaan van de netbeheerder dat deze rechtshandelingen verrichtte, persoonlijk aansprakelijk tegenover de netbeheerder.

8. De netbeheerder kan de ongeldigheid van handelingen als bedoeld in het zevende lid inroepen indien de wederpartij wist of redelijkerwijs kon weten dat de vereiste goedkeuring ontbrak.

Artikel I, onderdelen G en H, Elektriciteitswet 1998 kwam in de aan de Raad van State voorgelegde tekst niet voor.

Het in artikel I, onderdeel J, voorgestelde artikel 93, vierde lid, Elektriciteitswet 1998 en het in artikel II, onderdeel J, voorgestelde artikel 85, vierde lid, Gaswet luidde als volgt:

4. Onze Minister verleent slechts instemming indien:

a. een wijziging in de eigendom of het recht van gebruik wat betreft de vennootschap die is of wordt aangewezen als netbeheerder direct noch indirect betrekking heeft op een vervreemding van meer dan 49% van de aandelen in die vennootschap,

b. de eigendom van het net onmiddellijk dan wel middellijk volledig berust bij een of meer rechtspersonen die behoren tot de kring van hen die op 1 juli 1996 eigenaar waren van een net of die aandelen bezaten in een rechtspersoon aan welke een net toebehoorde of in een rechtspersoon aan welke een leveringsbedrijf toebehoorde en

c. is voldaan aan artikel 93a.

Het in artikel I, onderdeel K, voorgestelde artikel 93a Elektriciteitswet 1998 en het in artikel II, onderdeel K, voorgestelde artikel 85a Gaswet luidde als volgt:

1. De eigenaar van het net mag het recht van gebruik van het net overdragen aan een vennootschap waarvan niet alle aandelen in handen zijn van een of meer rechtspersonen als bedoeld in artikel 93, vierde lid, onderdeel b, dan wel de eigendom van dat net met behoud van het recht van gebruik overdragen aan een vennootschap waarvan alle aandelen in handen zijn van een of meer rechtspersonen als bedoeld in artikel 93, vierde lid, onderdeel b, mits:

a. de overeenkomst waarbij het recht van gebruik wordt overgedragen, wordt aangegaan onder de ontbindende voorwaarde dat, indien de aanwijzing van deze vennootschap als netbeheerder wordt vervangen door de aanwijzing door Onze Minister van een andere vennootschap als netbeheerder, het recht van gebruik terugkomt bij de eigenaar van het net, dan wel

b. de overeenkomst waarbij de eigendom van het net wordt overgedragen aan een vennootschap waarvan alle aandelen in handen zijn van een of meer rechtspersonen als bedoeld in artikel 93, vierde lid, onderdeel b, wordt aangegaan onder de voorwaarde van overdracht van het recht van gebruik van het net indien de bestaande aanwijzing als netbeheerder wordt vervangen door de aanwijzing door Onze Minister van een andere overdracht van het recht van gebruik van het net indien de bestaande aanwijzing als netbeheerder wordt vervangen door de aanwijzing door Onze Minister van een andere vennootschap als netbeheerder.

2. De overdracht van het recht van gebruik als gevolg van het intreden van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde ontbindende voorwaarde of de in dat lid, onderdeel b, bedoelde voorwaarde, vindt plaats tegen vooraf vastgestelde voorwaarden, waarbij de waardebepaling en de prijsbepaling zodanige waarborgen bevatten dat de overdracht van het recht van gebruik van het net niet door de te betalen vergoeding onmogelijk wordt gemaakt.

3. Een belemmering tot overdracht als bedoeld in het tweede lid is niet aanwezig indien de vergoeding ten minste gelijk is aan de op het tijdstip van vaststelling van de voorwaarden geldende boekwaarde van het net.

Het in artikel I, onderdeel L, voorgestelde artikel 96, eerste lid, Elektriciteitswet 1998 en het in artikel II, onderdeel L, voorgestelde artikel 87a, eerste lid, Gaswet luidde als volgt:

1. Indien een wijziging in de eigendom of het recht van gebruik als bedoeld in artikel 93, derde lid, wat betreft de vennootschap die is of wordt aangewezen als netbeheerder direct of indirect betrekking heeft op een vervreemding van 50% of meer is in plaats van artikel 93, vierde lid, deze paragraaf van toepassing.

Het in artikel I, onderdeel L, voorgestelde artikel 99, tweede lid, Elektriciteitswet 1998 en het in artikel II, onderdeel L, voorgestelde artikel 87d, tweede lid, Gaswet kwam in de aan de Raad voorgestelde tekst niet voor.

Memorie van toelichting

Algemeen deel

In paragraaf 1, derde alinea, luidde de tweede volzin: Daarnaast worden de verscherpte eisen omtrent een onafhankelijk netbeheer in beide wetten opgenomen.

In paragraaf 1 luidde de vierde alinea, tweede volzin:

Daarmee dient een zodanige zelfstandige en onafhankelijke positionering van het netbeheer te worden bereikt, dat belangenverstrengeling met commerciële energiebedrijven (producenten, leveranciers en handelaren) wordt uitgesloten, de gerechtvaardigde belangen van consumenten en bedrijven worden beschermd en echte marktwerking en eerlijke concurrentie worden geborgd.

In paragraaf 1 kwam de vijfde alinea niet voor.

In paragraaf 2.1, derde alinea, kwamen de laatste twee zinnen niet voor.

In paragraaf 2.1 luidde de vierde alinea:

In het wetsvoorstel wordt voorts een aantal eisen opgenomen die rechtstreeks de netbeheerder betreffen. Zo wordt vereist dat zowel bestuurders als commissarissen van de netbeheerder niet worden benoemd dan nadat de Minister van Economische Zaken heeft ingestemd met het voornemen tot benoeming. Voorts dient het bestuur van de netbeheerder – na door de raad van commissarissen verleende goedkeuring – de bevoegdheid te hebben om voor de bepaling van de jaarlijkse winst voorzieningen te treffen die het noodzakelijk acht voor de uitvoering van de wettelijke taken van de netbeheerder. Ook dient net als in het Verenigd Koninkrijk een functionaris (compliance officer) te worden aangesteld die toezicht houdt op de naleving van door het bestuur vastgestelde gedragsregels die moeten waarborgen dat het personeel van de netbeheerder niet discrimineert tussen de gebruikers van het net. Hierbij gaat het met name om het voorkomen van begunstiging van tot het eigen concern behorende vennootschappen. Overigens is de situatie in Nederland niet geheel vergelijkbaar met die in het VK. Daar hanteert men het systeem van bedrijfsinterne «chinese walls» en is de figuur van een compliance officer een voorloper op de nog door te voeren juridische scheiding tussen leveranciers en netbeheerders. In Nederland evenwel is er een striktere scheiding en dient het netbeheer op grond van de wet juridisch-organisatorisch te zijn afgescheiden in aparte vennootschappen. In de voorstellen van de Europese Commissie voor de wijziging van de Elektriciteitsrichtlijn 96/92/EG en de Gasrichtlijn 98/30/EG van 13 maart 2001 (COM(2001)125 final) wordt eveneens het aanstellen van een compliance officer die toeziet op het naleven van gedragsregels voorgeschreven.

In paragraaf 2.3 luidde de tweede alinea als volgt:

Daarnaast acht ik het wenselijk dat tijdelijke maatregelen kunnen worden genomen indien de Minister van Economische Zaken het voornemen heeft een andere netbeheerder aan te wijzen (het in artikel I, onderdeel E, voorgestelde artikel 13, vierde lid, en het in artikel II, onderdeel F, voorgestelde artikel 5, vierde lid). Dit kan nuttig zijn in situaties waarin onverwijlde spoed is vereist en het geen zin heeft de netbeheerder nog een opdracht tot het treffen van maatregelen te geven. Te denken valt aan stelselmatige verwaarlozing van zijn taken.

In paragraaf 3.2, derde alinea, kwamen de laatste drie zinnen niet voor.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

In de toelichting op artikel 11c in onderdeel C kwam de laatste alinea niet voor.

De toelichting op artikel 11d in onderdeel C luidde:

Op grond van het eerste lid moet de netbeheerder gedragsregels vaststellen voor zijn werknemers. Een daartoe aan te stellen functionaris moet toezien op de naleving van die regels (derde lid, dat hieronder wordt toegelicht). Zoals blijkt uit het eerste lid, onderdelen a en b, beogen de gedragsregels te bewerkstelligen dat alle informatie over het netbeheer gescheiden blijft van de commerciële activiteiten van de groep (in de zin van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) waartoe de netbeheerder behoort en dat het personeel van de netbeheerder geen andere functie binnen die groep mag bekleden.

De netbeheerder moet ervoor zorgen dat elke werknemer zich verbindt tot naleving van die voorschriften (tweede lid) bij voorbeeld door dit als ontslaggrond in de arbeidsovereenkomst op te nemen.

De naleving van een en ander dient op grond van het derde lid te worden gecontroleerd door een door de netbeheerder daartoe aangestelde functionaris. Deze dient te rapporteren aan het bestuur van de netbeheerder, met afschrift aan de directeur van de DTe en de raad van commissarissen (rvc). De rvc werd in artikel 5 van de beleidsregels niet genoemd. Gelet op de algemene toezichthoudende taak van de rvc acht ik het evenwel gewenst dat dit orgaan op de hoogte wordt gehouden van alle rapportages. Zo nodig kan de directeur DTe naar aanleiding van de rapportages maatregelen treffen zoals het geven van een bindende aanwijzing en (indien de aanwijzing niet wordt uitgevoerd) het opleggen van een last onder dwangsom ingeval sprake is van (dreigende) overtreding van wettelijke voorschriften.

In de toelichting op onderdeel E luidden de derde en vierde alinea als volgt:

Het vierde lid van artikel 13 bevat een nieuwe voorziening, namelijk de mogelijkheid dat de minister tijdelijk een andere netbeheerder het beheer kan opdragen totdat hij een andere netbeheerder heeft kunnen aanwijzen. De wenselijkheid van deze voorziening is toegelicht in paragraaf 2.3 van het algemeen deel van deze toelichting. De minister zou deze bevoegdheid bij voorbeeld kunnen gebruiken als de netbeheerder stelselmatig het onderhoud van het net verwaarloost.

De tijdelijke beheerder behoeft niet aan de «normale» eisen voor een netbeheerder te voldoen (is dus ook geen netbeheerder van dat net in de zin van de wet) en dus bij voorbeeld niet te beschikken over het recht van gebruik. Om in ieder geval verzekerd te zijn van een basiskwaliteit, is evenwel bepaald dat alleen de beheerder van een ander net tijdelijk als waarnemer kan fungeren. Dat kan voor ten hoogste dertien weken, met een verlengingsmogelijkheid van nog eens dertien weken. Aangenomen mag worden dat die periode voldoende is om overeenkomstig het derde lid, onderdeel a, van artikel 13 een nieuwe netbeheerder aan te wijzen. Vanzelfsprekend zal de minister tevoren met de beoogde tijdelijke beheerder overleggen of deze bereid is als tijdelijke beheerder op te treden.

De toelichting op onderdeel F luidde als volgt:

Artikel 13a maakt het mogelijk dat de minister tijdelijk een netbeheerder onder toezicht stelt. In paragraaf 2.3 van het algemeen deel is ingegaan op de wenselijkheid van deze voorziening. De opzet van de bepaling is – uiteraard met de nodige aanpassingen aan de specifieke situatie – ontleend aan artikel 28 van de Wet toezicht kredietwezen. In de praktijk wordt deze figuur aangeduid als « stille curator Uit het eerste lid blijkt dat een«stille curator» alleen in uitzonderlijke gevallen kan worden aangewezen. Het gaat hierbij om situaties waarin de minister er nog vertrouwen in heeft dat de netbeheerder uiteindelijk weer in staat is zijn taken adequaat te vervullen maar het wel nodig vindt dat een of meer personen kunnen ingrijpen in de dagelijkse bedrijfsvoering van de netbeheerder. Gedacht kan worden aan een situatie waarbij sprake is van een chaos in de administratie van de netbeheerder. Mocht na verloop van tijd blijken dat er toch geen vertrouwen meer is in een goed functioneren van de netbeheerder, dan staat het de minister vrij alsnog tot aanwijzing van een andere netbeheerder over te gaan.

De stille curator kan opdrachten geven en moet de uitoefening van de bevoegdheden van de organen van de netbeheerder tot het verrichten van handelingen goedkeuren. Het kan hierbij gaan om de bevoegdheden van het bestuur van de netbeheerder tot het sluiten van overeenkomsten, maar ook om bij voorbeeld bevoegdheden met betrekking tot het aansturen van personeel. Het aanstellen van een stille curator is een ingrijpende situatie, niet alleen voor de netbeheerder zelf maar ook voor degene die eigenaar van het net is. Uit artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht vloeit voort dat deze beide in beginsel in de gelegenheid worden gesteld hun zienswijze naar voren te brengen, tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet (artikel 4:11 Algemene wet bestuursrecht).

Het zevende lid, dat de leden van het orgaan (bestuur) persoonlijk aansprakelijk stelt ingeval bij voorbeeld opdrachten van de stille curator niet worden opgevolgd of besluiten niet ter goedkeuring worden voorgelegd, is een effectief middel om de naleving van een en ander te bevorderen.

De toelichting op de onderdelen G en H kwam in de aan de Raad voorgelegde tekst niet voor.

In de toelichting op onderdeel K (was onderdeel I), eerste alinea, kwam de derde volzin niet voor. In dat onderdeel luidde de tweede alinea, derde volzin: In dat geval moet de overeenkomst worden aangegaan onder de voorwaarde dat als de minister de desbetreffende aanwijzing als netbeheerder wil vervangen door een andere, het recht van gebruik terugvloeit naar de oorspronkelijke eigenaar, te weten provincies en gemeenten.

In de toelichting op onderdeel L (was onderdeel J), artikel 99, kwam de vierde alinea niet voor.

In de toelichting kwam paragraaf III (transponeringstabel) niet voor.

Naar boven