Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28189 nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28189 nr. 4 |
Vastgesteld 28 februari 2002
De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet toezicht kredietwezen. Deze leden hebben nog enkele nadere vragen.
De leden van de fractie van de VVD hebben met interesse kennisgenomen van de voorgestelde wetswijziging. De implementatie van de Europese richtlijn elektronisch geld past in het streven naar een sluitend toezicht op financiële instellingen.
Voor de leden van de VVD-fractie staat het vertrouwen in het betalingsverkeer voorop. Het vertrouwen van de consument in de financiële instituties moet beschermd worden door wet- en regelgeving. De toezichthouder dient over het instrumentarium te beschikken om bij het schaden van het consumentenvertrouwen prudent te kunnen optreden. Daarbij kan niet voorbij worden gegaan aan nieuwe ontwikkelingen in de financiële sector, zoals elektronisch geld. Nieuwe toetreders op het gebied van nieuwe vormen in het betalingsverkeer moeten onder een sluitend toezichtsregime staan, maar regelgeving moet ontwikkelingen zo min mogelijk in de weg staan. De keuze voor een verlicht regime past in dit beeld. Ook het streven om de administratieve lasten zo laag mogelijk te houden door geen gebruik te maken van de beleidsvrijheid bij implementatie wordt door de leden van de VVD-fractie ondersteund. Zij hebben daarom met instemming kennisgenomen van de uitgangspunten van deze wetswijziging.
Achtergrond en doel van de richtlijn elektronisch geld
De richtlijn elektronisch geld gaat uit van wederzijdse erkenning van de vergunning. Instellingen die binnen één land een vergunning verkregen hebben, kunnen zich dus overal in Europa vestigen. Kan de regering ingaan op de vergunningverstrekking en handhaving in andere Europese landen, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA. Kan de regering garanderen dat deze handhaving op een vergelijkbaar niveau als in Nederland gestalte krijgt? Zijn de criteria voor de intrekking van de vergunning in alle Europese landen hetzelfde, en bestaat er in de EU tussen de diverse toezichthouders een adequaat systeem voor informatie-uitwisseling over vergunninghouders?
In het wetsvoorstel wordt afgeweken van de communautaire definitie van elektronisch geld. De definiërende elementen van «dezelfde waarde» en «betaalmiddel bij andere ondernemingen dan de uitgevende instelling» worden op een andere manier in de Wtk verwerkt. Het laatste element wordt bijvoorbeeld verwerkt door de Wtk niet van toepassing te verklaren op instellingen die elektronisch geld uitgeven dat slechts bij henzelf besteed kan worden. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering of de definitie van elektronisch geld in de Wtk dan nog wel goed aansluit bij de definitie uit de richtlijn?
In beginsel wordt in de Wtk een bredere definitie gekozen van elektronisch geld (geldwaarde opgeslagen op een elektronische drager) dan in de richtlijn. Kan er (in Nederland) dus ook elektronisch geld bestaan dat niet onder de Wtk valt? Zo ja – dus indien het elektronisch geld slechts bij de uitgevende instelling besteed kan worden – is de omwisselingsplicht van artikel 85b dan niet van toepassing? Zo ja, acht de regering dit wenselijk, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Kan een betaalmiddel dat slechts gebruikt kan worden bij één of een beperkt aantal ondernemingen gekwalificeerd worden als geld? En zijn de monetaire effecten dan vergelijkbaar met echt geld? Zo nee, waarin verschillen deze effecten?
Het bedrijfseconomisch toezicht wordt gevoerd door de DNB. Bij de invoering van aanbevelingen en richtlijnen wordt overlegd met representatieve organisaties. Kan, gelet op het oogmerk de markt open te breken, het huidige overleg van de DNB met de NVB over het toezicht als representatief worden beschouwd voor het toezicht van de DNB op de (nieuwe) instellingen voor elektronisch geld, zo vragen de leden van de fractie van de VVD.
De leden van de fractie van de PvdA vragen de regering op welke wijze het minimum eigen vermogen van 2% is vastgesteld. Is 2% van de lopende financiële verplichtingen niet aan de lage kant?
Ook vragen deze leden hoe in de startfase het «op zes maanden nagestreefde bedrag van de totale financiële verplichtingen» wordt vastgesteld, en wie stelt dit vast? Wie schrijft het programma van werkzaamheden en hoe wordt toezicht gehouden op juistheid van de schattingen?
Het niet voldoen aan de minimumvermogenseis is een grond voor intrekking van de vergunning, aldus de leden van de fractie van de PvdA. Hoe vaak is in de praktijk de vergunning ingetrokken vanwege het niet voldoen aan de minimumvermogenseis?
Het is bestaande instellingen toegestaan om de activiteiten op het gebied van elektronisch geld onder te brengen in een andere rechtspersoon. De leden van de VVD-fractie vragen of voor deze rechtspersonen ook de ontheffingen in de startfase gelden.
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom een apart artikel 16a nodig is voor de administratieve organisatie, als dit artikel niet af zou moeten wijken van hetgeen hieromtrent voor traditionele kredietinstellingen in artikel 16 van de Wtk is geregeld?
Hebben de leden van de PvdA-fractie het goed begrepen dat wetswijzigingen zijn te verwachten met betrekking tot de verklaringen van geen bezwaar, zowel bij traditionele kredietinstellingen als bij instellingen voor elektronisch geld? Hoe wordt het deelnemingentoezicht georganiseerd bij instellingen voor elektronisch geld totdat dit zover is?
Hoe verhouden de reserveverplichtingen van de ECB zich tot de minimumvermogenseis van DNB? Is het mogelijk dat deze kunnen interfereren? Kan de regering nader ingaan op de monetaire effecten van elektronisch geld, nu en in de toekomst? Welk percentage van de geldhoeveelheid maakt elektronisch geld uit, nu en in de toekomst? En hoe groot is, in getallen uitgedrukt, het effect op de inflatie, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA.
De leden van de PvdA-fractie willen weten hoeveel ondernemingen er in Nederland zijn met meer dan 6 miljoen euro aan verplichtingen die voortvloeien uit het uitgeven van elektronisch geld?
De leden van de PvdA-fractie vragen of ervan uitgegaan kan worden dat het evaluatierapport van de Europese Commissie ook aan de Tweede Kamer wordt voorgelegd? Wordt ervan uitgegaan dat de mogelijkheid bestaat dat rente zal moeten worden betaald over gelden in ruil voor elektronisch geld? Waarom wordt deze mogelijkheid niet nu al uitgesloten?
Is gelet op het nieuwe karakter van elektronisch geld en de snelle financiële en technische ontwikkelingen de evaluatietermijn van 54 maanden voldoende voor een goede consumentenbescherming, vragen de leden van de fractie van de VVD.
Kosten van de uitvoering van de wet
De kosten van de uitvoering van de wet komen aan de orde in de toegezegde nota over de financiering van het toezicht in de financiële sector. Wanneer kan de Kamer deze nota tegemoet zien vragen de leden van de fracties van de PvdA en de VVD.
De leden van de PvdA-fractie vragen zich af of een inschatting van de administratieve lasten niet nu al, bij de behandeling van dit wetsvoorstel, moet worden meegenomen. Kan de regering hierop ingaan? Is dit wetsvoorstel getoetst door de Actal? Zo nee, waarom niet?
In het geval waarbij de consument een machtiging verleend voor een direct debit van zijn traditionele rekening kan door de effectuering hiervan een kleine tijdelijke debetstand ontstaan. Wat zijn de consequenties hiervan in relatie tot het kredietverbod, vragen de leden van de VVD-fractie.
Artikel I, onderdeel L, artikel 30b
De leden van de fractie van de PvdA vragen de regering nader in te gaan op de werking van risicowegingsfactoren.
Artikel I, onderdeel X, artikel 85b
Op welke wijze worden de omwisselingskosten zoals bedoeld in artikel 85b gereguleerd? Zijn er richtlijnen voor het aandeel van de vaste kosten die mogen worden berekend per handeling? Deze mogen geen punitief karakter hebben. Hoe definieert de regering dit? Welke sancties zijn mogelijk als deze omwisselingskosten te hoog zijn?
De leden van de PvdA-fractie vragen voorts of het maximum voor omwisselingskosten van 10 euro niet aan de hoge kant is? Kan de regering overwegen dit maximum op 5 euro te stellen?
Samenstelling: Leden: Witteveen-Hevinga (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), voorzitter, Van Dijke (ChristenUnie), Bakker (D66), De Vries (VVD), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GroenLinks), Remak (VVD), Wijn (CDA), Kuijper (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA), Slob (ChristenUnie), Çörüz (CDA) en Vacature PvdA.
Plv. leden: Koenders (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Klein Molekamp (VVD), De Wit (SP), Vacature PvdA, Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Blok (VVD), Dankers (CDA), Hillen (CDA), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Timmermans (PvdA), Hindriks (PvdA), Smits (PvdA), Van der Vlies (SGP), Ten Hoopen (CDA) en Duijkers (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28189-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.