28 173
Bepalingen aangaande onder meer de bereiding en het in het verkeer brengen van diervoeders (Kaderwet diervoeders)

nr. 12
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 31 augustus 2004

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 10 juni 2004 inzake de diverse tarieven Kaderwet diervoerders (LNV 04-338).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 30 augustus 2004. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Schreijer-Pierik

De waarnemend griffier van de commissie,

Van Leiden

Onderstaand treft u de beantwoording aan van uw feitelijke vragen met betrekking tot diverse tarieven voor diervoedercontroles.

1

Hoe zijn deze kosten in andere EU-landen opgebouwd? Worden deze kosten in andere EU-landen d.m.v. kostendekkende tarieven gefinancierd of legt de regering geld bij?

Op basis van gegevens uit België en een aantal Duitse deelstaten blijkt dat EU-lidstaten verschillend omgaan met de kosten die ter uitvoering van de diervoederregelgeving worden gemaakt.

Voorop zij gesteld dat lidstaten op grond van beschikking nr. 98/728/EG verplicht zijn om kostendekkende retributies te heffen voor het verlenen van erkenningen als bedoeld in richtlijn nr. 95/69/EG. In België en voorbedoelde Duitse lidstaten worden hiertoe kostendekkende retributies in rekening gebracht. Bovendien worden de kosten die de Belgische overheid maakt voor repressieve controles ook grotendeels door het bedrijfsleven gefinancierd. Dit gebeurt via het «Begrotingsfonds voor grondstoffen en de producten», waaraan bedrijven jaarlijks 1,5 promille van de omzet van het voorgaande jaar bijdragen. In Duitsland worden voor de controle op import van diervoeders op grond van Richtlijn 95/53/EG geen retributies in rekening gebracht.

2

Wat betekenen deze tarieven voor de concurrentiepositie van Nederland? Zijn er uiteindelijk negatieve gevolgen voor de Nederlandse diervoedersector te verwachten? Zo ja, kunt u een indicatie geven?

Voorop zij gesteld dat in het algemeen gesproken verschuivingen in concurrentiekracht slechts voor een beperkt deel toe te rekenen zijn aan toezichts- en controlekosten. Medebepalend voor de concurrentiekracht van de diervoedersector zijn de schaal en de wijze van de productie, kwaliteit van grondstoffen en productie, het tegen lage kostprijzen voorhanden hebben van grondstoffen, goede aanvoer- en havenfaciliteiten en een goede logistiek.

Gelet hierop valt vooraf niet te zeggen in hoeverre de retributies voor de controle op diervoeders die worden ingevoerd tot verschuiving van de handelsstromen leiden en daarmee van invloed zijn op de concurrentiepositie van Nederland.

De retributies die in het kader van erkenningen en registraties zullen worden geheven, hebben naar verwachting weinig invloed op de concurrentiepositie. Weliswaar zullen de kosten voor het bedrijfsleven in het eerste jaar hoger zijn in verband met eenmalige kosten voor de aanvraag van erkenningen en registraties en een toegenomen inspectiefrequentie van vier keer per jaar. Daar staat tegenover dat eerstbedoelde kosten na het eerste jaar wegvallen en dat na dat jaar het inspectieregime zal worden geëvalueerd. Daarbij zal worden bezien in hoeverre de toezichtsfrequentie kan worden verminderd. De kosten van de controles kunnen als gevolg daarvan afnemen.

3

Verwacht u dat door de hoogte van de tarieven mogelijk illegale praktijken plaatsvinden, om zo de hoge kosten te ontwijken?

Illegale praktijken zijn nooit uit te sluiten, ook niet als er geen retributies zouden worden geheven. Er is evenwel geen reden om aan te nemen dat de kosten in verband met de toename van de controlefrequentie aanleiding zullen geven tot meer illegale praktijken. Bovendien zal het inspectieregime één jaar na de inwerkingtreding van de Kaderwet diervoeders worden geëvalueerd, aan de hand van de opgedane ervaringen. Daarbij zal onder andere worden bezien of de toezichtsfrequentie kan worden gedifferentieerd naar gelang tijdens controles is gebleken dat bedrijven aan de wettelijke voorschriften voldoen. De eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven staat hierbij voorop. Het gevolg kan zijn dat bedrijven die hun zaken op orde hebben in de toekomst minder worden gecontroleerd en daardoor minder kosten maken dan andere bedrijven. Daarvan kan juist een positieve impuls uitgaan naar bedrijven om zich aan de wettelijke voorschriften te houden.

4

Kunt u een inschatting geven van de minimale en maximale werkelijke kosten met betrekking tot de toelating van vervangende voederproteïnen door lidstaten van de EU, op basis waarvan de laboratorium- of dossieronderzoekskosten in rekening worden gebracht?

Aanvragen voor toelating van vervangende voederproteïnen worden spaarzaam ingediend. Zodoende is ook niet goed in te schatten wat de gemiddelde kosten zijn van de behandeling van een aanvraag. Om onevenredige kostendoorberekeningen, die bij een forfaitair tarief zouden kunnen optreden, te voorkomen, is ervoor gekozen om per aanvraag de werkelijke kosten door te berekenen. De minimale kosten bedragen in elk geval de administratiekosten à € 55,77.

5

Hoe verhouden de nieuwe tarieven voor de controle op diervoeders zich tot de concurrentiekracht van Nederland? En hoe is de situatie in de ons omringende lidstaten op dit terrein?

Zie vraag 2.

6

Om welke tarieven gaat het bij het tarief dat ingevoerd wordt voor de afgifte van een document waarin de aard en de uitkomsten van de uitgevoerde controles zijn aangegeven. Wat zijn de minimale en maximale bedragen?

Het tarief voor de afgifte van het document dat is voorgeschreven op grond van artikel 9, eerste lid, van richtlijn nr. 95/53/EG inzake officiële controles van diervoeders bedraagt standaard € 2,13.

7

Hoe verhouden de voorgestelde tarieven zich tot de aangenomen motie Koopmans c.s. (28 973, nr. 3) waarin de regering wordt gevraagd om een plan van aanpak zodat de kosten substantieel lager worden voor de sector?

Uitgangspunt van het regeringsbeleid is dat de tarieven voor overheidswerkzaamheden kostendekkend zijn. Omdat de onderhavige werkzaamheden voor een groot deel door de VWA/RVV worden uitgevoerd, zijn de tarieven die ter uitvoering van gelijksoortige werkzaamheden van de VWA/RVV op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren zijn vastgesteld, als uitgangspunt genomen.

Zoals hierboven is aangegeven, zal een jaar na de inwerkingtreding van de Kaderwet diervoeders worden bekeken in hoeverre de controlefrequentie kan worden verminderd als gevolg waarvan de kosten voor de controles zullen afnemen. Uitsluitend voor mengvoederbedrijven die op jaarbasis minder dan 5000 ton mengvoeder produceren wordt een structurele kostenstijging van circa 70% verwacht. Het betreft hier minder dan 10% van het totale aantal erkende of geregistreerde bedrijven.

8

Waarom wordt niet meer tegemoetgekomen aan de fundamentele kritiek van het Productschap Diervoeders, bijvoorbeeld als het gaat om het inbouwen van reductiemogelijkheden voor bedrijven die reeds GMP-gecertificeerd zijn in relatie tot het zogenaamde «toezicht op toezicht»? Waarom wordt gekozen voor minimaal 4 bedrijfsbezoeken? Is dit aantal niet subjectief te noemen?

In het rapport «Voer tot nadenken», dat opgesteld is in opdracht van de Tweede Kamer, wordt kritisch geschreven over zelfcontrole in de diervoedersector. Tevens wordt gewezen op de eigen verantwoordelijkheid voor het toezicht van de overheid en wordt aangegeven dat intensiever toezicht door de overheid gewenst is. Gelet op het voorgaande gelden vooralsnog gemiddeld vier bedrijfsbezoeken per jaar als uitgangspunt in het kader van toezicht op de naleving van eisen aan erkenningen en registratie. Dit is een controlefrequentie die ook gebruikelijk is in andere sectoren waar de VWA toezicht uitoefent. Het aantal controles geldt ongeacht of bedrijven GMP-gecertificeerd zijn of niet.

Een jaar na de inwerkingtreding van de Kaderwet diervoeders zal de inspectiefrequentie op basis van opgedane ervaringen worden geëvalueerd. Daarbij zal onder andere worden bezien hoe bij het toezicht uitvoering kan worden gegeven aan de mogelijkheid die artikel 21 van de Kaderwet diervoeders biedt om rekening te houden met de eventuele deelname van bedrijven aan erkende bedrijfscontrolesystemen. Dit kan vanaf 2006 leiden tot een minder frequent overheidstoezicht bij voorbedoelde bedrijven, en daardoor tot een vermindering van de retributies.

De criteria waar bedrijfscontrolesystemen voor diervoeders aan dienen te voldoen, worden naar verwachting begin 2005 vastgesteld.

9

Waarom hanteert u toch het systeem van «kostendekkendheid» aangezien de kosten voor de sector door dit voorstel maar liefst met 70% oplopen? Hoe verhoudt zich dit tot de onder druk staande inkomens in de agrarische sector? En hoe verhoudt dit zich tot de situatie in ons omringende landen?

Zie vraag 7.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GL), Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GL), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Vacature (CDA).

Plv. leden: Slob (CU), Vendrik (GL), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Veenendaal (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Vacature (algemeen), Van As (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GL), Van Bochove (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Dubbelboer (PvdA) en Vacature (CDA).

Naar boven