28 171
Wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met Europeesrechtelijke verplichtingen

nr. 14
AMENDEMENT VAN HET LID TICHELAAR

Ontvangen 19 september 2002

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIIA

De artikelen 141 tot en met 154 van de Onteigeningswet worden vervangen door:

Artikel 141

1. Zonder voorafgaande verklaring bij de wet, dat het algemeen nut onteigening vordert, kan onteigening plaatsvinden van onroerende zaken of daarop rustende rechten, waarover de beschikking moet worden verkregen: a. in verband met de instandhoudingsdoelstelling die voor het gebied waarin de betrokken onroerende zaken zijn gelegen, dan wel voor daaraan grenzende of in de nabijheid daarvan gelegen gebieden, overeenkomstig artikel 10, tweede lid, of artikel 10a, tweede lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 is vastgesteld; b. in verband met de uitvoering van compenserende maatregelen als bedoeld in artikel 19h, eerste lid van de Natuurbeschermingswet 1998.

2. De onteigening geschiedt ten name van:

a. het Rijk;

b. een ander openbaar lichaam, of

c. een andere rechtspersoon die in het belang van de natuurbescherming werkzaam is en als zodanig bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen.

3. De onteigening heeft plaats uit kracht van een koninklijk besluit, de Raad van State gehoord. Onteigening ten name van een ander openbaar lichaam dan het Rijk of een rechtspersoon als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, geschiedt slechts op verzoek van zodanig openbaar lichaam of zodanige rechtspersoon, bij welk verzoek de stukken, bedoeld in artikel 63, tweede lid, worden overgelegd.

Artikel 142

De artikelen 63 tot en met 64b zijn van toepassing, met dien verstande dat in geval van onteigening ten name van het Rijk in artikel 63, tweede lid, aanhef, in plaats van «na de overlegging daarvan,» wordt gelezen «in voorkomend geval na de overlegging daarvan,» en in artikel 63, vierde lid, in plaats van «omtrent het verzoek tot onteigening» wordt gelezen «tot onteigening».

Toelichting

Dit amendement dient tweeërlei doel, namelijk:

1. de verruiming van de gronden waarop blijkens de onteigeningswet onteigening in het belang van de natuurbescherming kan plaatsvinden, alsmede

2. het vereenvoudigen van de te volgen procedure bij zodanige onteigeningen.

Daartoe worden de huidige artikelen 141 tot en met 154 van de onteigeningswet vervangen door een tweetal nieuwe artikelen.

Ad (1)

Ingevolge het bestaande artikel 141 onteigeningswet is onteigening mogelijk van onroerende zaken – alsmede van daarop rustende rechten – waarvan het behoud uit oogpunt van natuur-of landschapsschoon of door zijn betekenis voor de natuurwetenschappen van algemeen belang is. Bovendien kan ten behoeve van het behoud van deze zaken ook onteigening plaatsvinden van andere onroerende zaken, die aan de te behouden zaken grenzen of in de nabijheid daarvan zijn gelegen. Uit de bestaande tekst van artikel 141 blijkt evenwel niet onomstotelijk dat onteigening ook kan plaatsvinden in verband met de bescherming en instandhouding van aangewezen richtlijngebieden. Met het voorgestelde eerste lid, onderdeel a, wordt dit buiten twijfel gesteld, aangezien zowel de instandhoudingsdoelstelling van gebieden als bedoeld in artikel 10 als die van gebieden bedoeld in artikel 10a van de Natuurbeschermingswet in deze tekst is betrokken. Naar analogie van de bestaande regeling heeft deze onteigeningstitel niet alleen betrekking op onroerende zaken in de aangewezen gebieden zelve, maar kan zij ook worden toegepast op zaken die zijn gelegen in gebieden die grenzen aan of liggen in de nabijheid van het desbetreffende gebied. Voorts is ook duidelijkheid gewenst omtrent de mogelijkheden om in het kader van compenserende maatregelen voor ingrepen die na toepassing van het afwegingskader van de voorgestelde artikelen 19f en 19g worden toegestaan, het onteigeningsinstrument toe te passen. Daartoe strekt het voorgestelde eerste lid, onderdeel b. Omdat de aard en inhoud van te treffen compenserende maatregelen niet op voorhand kan worden vastgesteld, is in dit onderdeel geen beperking opgenomen ten aanzien van de ligging van te onteigenen onroerende zaken ten opzichte van aangewezen gebieden.

Ad (2)

Bij onteigeningen in het belang van de natuurbescherming dient ingevolge de bestaande artikelen 141 e.v. van de onteigeningswet een zogenoemde nutswetprocedure te worden gevolgd. Dit betekent dat voorafgaand aan de aanwijzing van te onteigenen zaken bij koninklijk besluit en het onteigeningsgeding bij de civiele rechter bij formele wet de onteigening van de desbetreffende zaken in het algemeen belang moet worden verklaard.

Deze nutswetprocedure is bij diverse andere onteigeningstitels uit de onteigeningswet buiten werking gesteld en wordt in de praktijk zelden of nooit meer gevoerd. In feite gaat het hier om een extra procedurele belemmering die noch aan een zorgvuldige besluitvorming, noch aan de bescherming van de rechtspositie van de te onteigenen partijen iets toevoegt.

De voorgestelde artikelen 141, eerste lid, aanhef, en artikel 142 komen erop neer dat een nutswet voortaan niet meer zal zijn vereist. Het besluit tot onteigening, dat de grondslag voor de rechterlijke procedure vormt, kan rechtstreeks bij koninklijk besluit worden genomen, zonder voorafgaande nutswet. Gehandhaafd is dat onteigening kan geschieden ten behoeve van het Rijk, van een ander openbaar lichaam (bijvoorbeeld gemeenten, waterschappen of provincies) en van andere rechtspersonen die werkzaam zijn in het belang van de natuurbescherming, die hiertoe zijn toegelaten. Deze toelating geschiedt evenals thans bij KB.

De te volgen procedure is die van titel II van de onteigeningswet (artikelen 63 tot en met 64b), die ook voor diverse andere bijzondere onteigeningstitels uit de onteigeningswet van toepassing is verklaard.

In grote lijnen komt dit erop neer dat in de gemeenten, waar de te onteigenen zaken zijn gelegen, een plan met kaarten, grondtekeningen, kadastrale gegevens omtrent grootte van percelen, eigenaren en rechthebbenden, etc. ter inzage wordt gelegd. Hierop is de in de Algemene wet bestuursrecht neergelegde openbare voorbereidingsprocedure van toepassing. Een ieder kan derhalve zienswijzen omtrent deze plannen naar voren brengen. Het koninklijk besluit waarbij de te onteigenen zaken vervolgens worden aangewezen wordt niet vastgesteld dan nadat iedereen die zienswijzen heeft ingediend en zo nodig ook andere belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld zich te doen horen (zie artikel 63 onteigeningswet).

In gevallen waarin ten name van andere onteigenende partijen dan het Rijk wordt onteigend, gaat artikel 63 onteigeningswet uit van een verzoek van de onteigenende partij, die in dat geval ook het evenbedoelde plan en bijbehorende gegevens dient aan te leveren. Aangezien artikel 63 onteigeningswet op dit punt niet geheel duidelijk is, is zulks in het voorgestelde derde lid van artikel 141 vastgelegd.

Tichelaar

Naar boven