28 165 Deelnemingenbeleid rijksoverheid

Nr. 232 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 januari 2016

Op 16 juni 2015 heeft uw Kamer een motie aangenomen van het Kamerlid Van Tongeren1. De motie verzoekt de regering te onderzoeken in hoeverre de regelgeving over dienstvoorzieningen en diensten die NS of NS-dochters bij aanbestedingen en concessies van regionale lijnen moet leveren, verduidelijkt moet worden zodat voor alle vervoerders duidelijk is: welke (1) goederen, (2) diensten en (3) informatie NS of NS-dochters bij aanbestedingen en concessies moeten leveren aan vervoerders op het regionale spoor. Met deze brief informeer ik u over de wijze waarop ik uitvoering heb gegeven aan de motie Van Tongeren.

Uitwerking van de motie

Transparantie over tarieven en voorwaarden voor toegang tot dienstvoorzieningen en diensten op het spoor maakt onderdeel uit van de herschikkingsrichtlijn (2013/34/EU) die op 15 december 2015 is geïmplementeerd. De informatieplicht zoals volgt uit de herschikkingsrichtlijn is uitgewerkt in de stationsportfolio, waarin de tarieven en toegangsvoorwaarden worden verduidelijkt (www.stations.nl). Het leveren van goederen maakt geen onderdeel uit van deze richtlijn. Het uit de herschikkingsrichtlijn voortvloeiende recht van toegang tot en gebruik van dienstvoorzieningen en diensten beperkt zich tot bestaande (ter plaatse aanwezige) dienstvoorzieningen en diensten2. Deze dient een exploitant, zoals bijvoorbeeld NS, te leveren, tenzij een van de uitzonderingsgronden (levensvatbaar alternatief, of noodzaak van extra investeringen) van toepassing is. In dat geval geldt geen leveringsplicht.

Voor de uitwerking van de motie heb ik mij gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • de herschikkingsrichtlijn, en in het bijzonder bijlage II3, punt 2. Daarin zijn de dienstvoorzieningen en diensten opgenomen die verplicht geleverd moeten worden. Voor de OV-chipkaart zijn deze nader uitgewerkt in overeenkomsten tussen spoorwegondernemingen;

  • de artikelen 68b en 68c van de spoorwegwet ter implementatie van de richtlijn, die zijn gericht op dienstvoorzieningen en diensten in bijlage II, punt 2, onderdelen a, f en i4 van de herschikkingsrichtlijn;

  • problemen uit de praktijk gebaseerd op het besluit van de ACM naar aanleiding van de klacht van Veolia, en het door de ACM als problematisch ervaren onderscheid tussen bijlage II, punt 2, onderdelen e en f.

Op basis van bovenstaande uitgangspunten heb ik een lijst opgesteld die zich toespitst op een verduidelijking van de dienstvoorzieningen en diensten die vallen onder bijlage II, punt 2, onderdelen a, e en f van de herschikkingsrichtlijn en die betrekking hebben op NS of NS-dochters. Ik heb er voor gekozen deze lijst op te nemen in de bijlage van deze brief en niet vast te leggen in regelgeving omdat ik verwacht dat dit voldoende duidelijkheid geeft over de Spoorwegwet voor alle betrokken partijen.

In de uitvoering van de motie heb ik de uitkomsten van eerdere onderzoeken naar dienstvoorzieningen en diensten betrokken, waaronder het onderzoek van Ecorys5 en het besluit van de ACM naar aanleiding van de klacht van Veolia (kenmerk ACM/STVP/2015/201308). Tevens heeft overleg plaatsgevonden met de ACM. NS, ProRail, KNV, FMN en Rover zijn geconsulteerd over een concept-lijst. Volledigheidshalve merk ik op dat de sector en de ACM in 2013 en 2014 ook zijn geraadpleegd over de implementatie regelgeving van de herschikkingsrichtlijn.

De deelnemende partijen aan de consultatie zijn het in het algemeen eens met de uitwerking van de lijst die is bijgesloten bij deze brief. Op basis van de reacties uit de consultatie zijn de lijst en de bijbehorende toelichting op een aantal punten aangepast. Een aantal opmerkingen vallen buiten de geldende wet- en regelgeving en/of buiten de reikwijdte van de motie.

De lijst met dienstvoorzieningen en diensten

In de bijlage treft u de lijst aan met een niet-limitatieve opsomming van dienstvoorzieningen en diensten uit de bovengenoemde categorieën (punt 2 a, e en f). Een limitatieve lijst is niet opportuun omdat deze continu aanpassing vereist aan bijvoorbeeld de stand van de techniek en marktontwikkelingen. Bovendien is er sprake van maatwerk. Per situatie kan er een verschillende behoefte zijn aan dienstvoorzieningen en diensten die op een locatie aanwezig zijn.

Ik wijs u erop dat de marktpositie van NS of NS-dochters kan verschillen. Zo is er op de onderhoudsmarkt voor dienstvoorzieningen en diensten op het spoor (bijlage II, punt 2, onderdelen e en f van de herschikkingsrichtlijn) sprake van marktwerking en concurrentie6. Ook andere bedrijven bieden in concurrentie en in binnen- en buitenland hun diensten aan vervoerders aan. NS-dochter Nedtrain opereert in deze commerciële markt.

Afsluiting

De ACM voert momenteel een marktonderzoek uit in het kader van haar toezichthoudende taak op de spoorwegwetgeving. Deze analyse betreft een inventarisatie van alle dienstvoorzieningen en diensten aan het spoor. Dit onderzoek is dus breder van opzet dan de uitwerking van de motie en duurt tot medio 2016. Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek kan de bijgevoegde lijst zo nodig worden aangepast.

Ik verwacht dat de bijgevoegde lijst en het aanvullend onderzoek van de ACM voldoende duidelijkheid geven. Daarom zie ik vooralsnog geen noodzaak tot aanvullende regelgeving. Op termijn voorzie ik de komst van nadere regelgeving uit Europa ten aanzien van dienstvoorzieningen en diensten. Ik acht het niet wenselijk om daarop vooruit te lopen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma


X Noot
2

Artikel 13 lid 2 herschikkingsrichtlijn en bijlage II, punt 2

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Bijlage II, punt 2 onderdeel i betreft inkoop coöperatie Vivens. NS is hiervan lid. Omdat de motie alleen NS of NS-dochters omvat, is onderdeel i buiten beschouwing gelaten.

X Noot
5

Ecorys onderzoek naar de proportionaliteit van het vooraf toetsen van tarieven en voorwaarden voor toegang tot stations door de ACM. Dit rapport is in juni 2014 aan de TK aangeboden, Kamerstuk 29 984, nr. 518

X Noot
6

In dit verband verwijs ik u ook naar de brief van de Staatssecretaris van IenM van 28 april 2015 (Kamerstuk 33 965, nr. 16 ) onder 2 (toegang tot dienstvoorzieningen en de levering van diensten)

Naar boven