28 163
Voorstel van wet van de leden Vendrik en Verburg tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met het verschaffen van informatie over de hoogte van inkomens van topkader, bestuurders en toezichthouders van ondernemingen aan de ondernemingsraad (Wet Harrewijn)

nr. 16
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 26 april 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I

Het opschrift komt te luiden:

Voorstel van wet van de leden Vendrik en Verburg tot wijziging Wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met het verschaffen van informatie over de hoogte van inkomens van topkader, bestuurders en toezichthouders van ondernemingen aan de ondernemingsraad (Wet Harrewijn).

II

In artikel I wordt aan artikel 31d een lid toegevoegd, luidende:

4. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op ondernemingen waarin in de regel ten minste 100 personen werkzaam zijn.

III

Aan artikel I wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 31e

Artikel 31d is niet van toepassing op:

a. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid waarvan een van de bestuurders of commissarissen een natuurlijk persoon is die een direct of indirect belang heeft in de rechtspersoon overeenkomstig artikel 4.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001, of

b. de rechtspersoon waarop de artikelen 396 of 397 van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn.

IV

Toegevoegd wordt een artikel, luidende:

ARTIKEL III

Deze wet wordt aangehaald als: Wet Harrewijn.

Toelichting

Met deze nota van wijziging op de «Wet openbaarheid topinkomens» reageren de indieners op de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel en het kabinetsstandpunt over beloningsverhoudingen binnen ondernemingen. Daarnaast heeft de SER op 19 december 2004, in zijn advies over de wijziging van de Wet op de ondernemingsraden (WOR), enige opmerkingen gemaakt over de openbaarmaking van beloningsverhoudingen.

De indieners stellen allereerst voor om het opschrift van deze wet te wijzigen en daaraan een artikel met de citeertitel toe te voegen. De wet wordt vernoemd naar de oorspronkelijk initiatiefnemer en komt te luiden: Wet Harrewijn.

De indieners willen vervolgens markeren dat zowel de regering als een deel van de SER, in verschillende bewoordingen, hebben laten weten voorstander te zijn van meer transparantie over de beloningsverhoudingen binnen ondernemingen. De indieners constateren dat een wettelijke regeling om deze transparantie vast te leggen, zowel voor private ondernemingen als voor organisaties in de publieke sector, op brede steun kan rekenen.

Bij de plenaire behandeling van voorliggend wetsvoorstel hebben enkele fracties te kennen gegeven moeite te hebben met openbaarheid van topinkomens in kleine organisaties en familiebedrijven. Ook de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op dit punt namens de regering enkele opmerkingen gemaakt. Een en ander is tevens te lezen in de brief van de minister van 29 april 2004 (28 163, nr. 14). Tot slot heeft een deel van de SER in genoemd advies enige kanttekeningen gemaakt op dit punt. De reacties van Kamer, kabinet en SER hebben de indieners er toe gebracht op twee onderdelen een wijziging aan te brengen in het oorspronkelijke voorstel van wet.

In de eerste plaats wordt de werkingssfeer van de wet beperkt tot (middel)grote ondernemingen: in plaats van alle ondernemingen met een ondernemingsraad onder de werking van deze wet te brengen, kiezen de indieners er gehoord de reacties voor om de verplichte informatieverstrekking te beperken tot ondernemingen met honderd of meer werknemers. De indieners sluiten hiermee aan bij de huidige Wet op de ondernemingsraden die, onder meer artikel 6, de grens van 100 personen als een schaalsprong erkent.

De tweede wijziging op dit punt betreft de uitzondering van bedrijven waar de bestuurder, zoals bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden, tevens directeur-groot-aandeelhouder (dga) is. Vaak betreft het hier familiebedrijven. Hiertoe wordt aan het oorspronkelijke voorstel van wet artikel 31e toegevoegd: dit nieuwe artikel 31e regelt dat de verplichtingen zoals genoemd in artikel 31d, niet van toepassing zijn indien de bestuurder en de dga een en dezelfde persoon zijn. De indieners sluiten met deze wijziging aan bij de inbreng vanuit de Kamer en het kabinetsstandpunt zoals verwoord in genoemde brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ook menen de indieners met deze wijziging tegemoet te komen aan de inbreng vanuit de fracties van onder meer CDA, ChristenUnie en D66. Het amendement van het lid Giskes (Kamerstukken II 2002/03, 28 163, nr. 11) is naar de mening van de indieners hiermee overbodig.

Vendrik

Verburg

Naar boven