nr. 16
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
I
Het opschrift komt te luiden:
Voorstel van wet van de leden Vendrik en Verburg tot wijziging Wijziging
van de Wet op de ondernemingsraden in verband met het verschaffen van informatie
over de hoogte van inkomens van topkader, bestuurders en toezichthouders van
ondernemingen aan de ondernemingsraad (Wet Harrewijn).
II
In artikel I wordt aan artikel 31d een lid toegevoegd, luidende:
4. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op ondernemingen waarin in
de regel ten minste 100 personen werkzaam zijn.
III
Aan artikel I wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 31e
Artikel 31d is niet van toepassing op:
a. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid waarvan een
van de bestuurders of commissarissen een natuurlijk persoon is die een direct
of indirect belang heeft in de rechtspersoon overeenkomstig artikel 4.6 van
de Wet inkomstenbelasting 2001, of
b. de rechtspersoon waarop de artikelen 396 of 397 van titel 9 van
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn.
IV
Toegevoegd wordt een artikel, luidende:
ARTIKEL III
Deze wet wordt aangehaald als: Wet Harrewijn.
Toelichting
Met deze nota van wijziging op de «Wet openbaarheid topinkomens»
reageren de indieners op de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel
en het kabinetsstandpunt over beloningsverhoudingen binnen ondernemingen.
Daarnaast heeft de SER op 19 december 2004, in zijn advies over de wijziging
van de Wet op de ondernemingsraden (WOR), enige opmerkingen gemaakt over de
openbaarmaking van beloningsverhoudingen.
De indieners stellen allereerst voor om het opschrift van deze wet te
wijzigen en daaraan een artikel met de citeertitel toe te voegen. De wet wordt
vernoemd naar de oorspronkelijk initiatiefnemer en komt te luiden: Wet Harrewijn.
De indieners willen vervolgens markeren dat zowel de regering als een
deel van de SER, in verschillende bewoordingen, hebben laten weten voorstander
te zijn van meer transparantie over de beloningsverhoudingen binnen ondernemingen.
De indieners constateren dat een wettelijke regeling om deze transparantie
vast te leggen, zowel voor private ondernemingen als voor organisaties in
de publieke sector, op brede steun kan rekenen.
Bij de plenaire behandeling van voorliggend wetsvoorstel hebben enkele
fracties te kennen gegeven moeite te hebben met openbaarheid van topinkomens
in kleine organisaties en familiebedrijven. Ook de minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid heeft op dit punt namens de regering enkele opmerkingen
gemaakt. Een en ander is tevens te lezen in de brief van de minister van 29 april
2004 (28 163, nr. 14). Tot slot heeft een deel van de SER in genoemd
advies enige kanttekeningen gemaakt op dit punt. De reacties van Kamer, kabinet
en SER hebben de indieners er toe gebracht op twee onderdelen een wijziging
aan te brengen in het oorspronkelijke voorstel van wet.
In de eerste plaats wordt de werkingssfeer van de wet beperkt tot (middel)grote
ondernemingen: in plaats van alle ondernemingen met een ondernemingsraad onder
de werking van deze wet te brengen, kiezen de indieners er gehoord de reacties
voor om de verplichte informatieverstrekking te beperken tot ondernemingen
met honderd of meer werknemers. De indieners sluiten hiermee aan bij de huidige
Wet op de ondernemingsraden die, onder meer artikel 6, de grens van 100 personen
als een schaalsprong erkent.
De tweede wijziging op dit punt betreft de uitzondering van bedrijven
waar de bestuurder, zoals bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden, tevens
directeur-groot-aandeelhouder (dga) is. Vaak betreft het hier familiebedrijven.
Hiertoe wordt aan het oorspronkelijke voorstel van wet artikel 31e toegevoegd:
dit nieuwe artikel 31e regelt dat de verplichtingen zoals genoemd in artikel
31d, niet van toepassing zijn indien de bestuurder en de dga een en dezelfde
persoon zijn. De indieners sluiten met deze wijziging aan bij de inbreng vanuit
de Kamer en het kabinetsstandpunt zoals verwoord in genoemde brief van de
minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ook menen de indieners met
deze wijziging tegemoet te komen aan de inbreng vanuit de fracties van onder
meer CDA, ChristenUnie en D66. Het amendement van het lid Giskes (Kamerstukken
II 2002/03, 28 163, nr. 11) is naar de mening van de indieners hiermee
overbodig.
Vendrik
Verburg