28 163
Voorstel van de leden Vendrik en Rosenmöller tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met het verschaffen van openbaarheid over de hoogte van inkomens van topkader, bestuurders en toezichthouders van ondernemingen (Wet openbaarheid topinkomens)

nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 april 2004

Tijdens de plenaire behandeling van het initiatiefwetsvoorstel Openbaarheid topinkomens (28 163) in april 2003 heb ik toegezegd de SER bij de adviesaanvraag over wijziging van de Wet op de Ondernemingsraden te vragen naar zijn opvattingen over de positie van de ondernemingsraad (OR) bij de openbaarheid van inkomens bij OR-plichtige ondernemingen. De Raad heeft op 19 december 2003 het gevraagde advies uitgebracht (zie bijgevoegd desbetreffende hoofdstuk 4 uit het SER-advies).1

SER-advies

Hoewel de Raad het initiatiefwetsvoorstel unaniem heeft afgewezen zijn de werknemersgeleding en een zestal kroonleden van de Raad van opvatting dat – op een andere wijze dan in het wetsvoorstel – enige nadere regulering op het terrein van bezoldiging van bestuurders en commissarissen gewenst is.

Dit deel van de Raad is van opvatting dat regulering kan plaatsvinden door:

1. openbaarmaking van de bezoldiging van bestuurders en toezichthouders door alle in artikel 2:360 BW bedoelde rechtspersonen die verplicht zijn tot het openbaar maken van een volledige jaarrekening in plaats van alleen voor open naamloze vennootschappen, waaronder de beursgenoteerde vennootschappen.

Voor organisaties in de (semi-)publieke sector zou een soortgelijke regeling in het leven moeten worden geroepen.

2. de ondernemingsraad betrekken bij het beleid inzake de beloning van bestuurders en toezichthouders bij alle rechtspersonen die verplicht zijn tot het openbaar maken van een volledige jaarrekening in plaats van alleen voor naamloze vennootschappen.

De OR zal in de gelegenheid moeten worden gesteld zijn opvattingen te doen blijken, alvorens de algemene vergadering van aandeelhouders resp. de algemene ledenvergadering tot besluitvorming komt.

3. een verbetering in het informatierecht van de ondernemingsraad met betrekking tot de beloningsverhoudingen in de onderneming, zodat de beloningsverhoudingen en daardoor de totstandkoming van verantwoorde loonsverhoudingen tot voorwerp van het overleg kunnen worden van het periodieke overleg tussen ondernemer en ondernemingsraad.

De beweegreden van dit deel van de Raad voor openbaarmaking is dat inzicht in de hoogte en structuur van de beloning van bestuurders en commissarissen niet alleen van belang is voor de verschaffers van het risicodragend vermogen van de onderneming (rechtspersoon), maar voor alle stakeholders die in het licht van de pluriforme functies van de onderneming belanghebbend zijn bij diens goede presteren.

Het veelsoortig belang in de onderneming heeft naar het oordeel van dit deel van de Raad ten aanzien van rechtspersonen die door omvang of aard van hun ondernemingsactiviteiten van grote maatschappelijke importantie zijn, rechtens erkenning gevonden in de verplichting tot openbaarmaking van een volledige jaarrekening. Aangezien hoogte en structuur van de beloning van bestuurders en commissarissen een belangrijk aspect van het stelsel van corporate governance vormen, behoort, naar de mening van dit deel van de Raad, de openbare verantwoording door de hier bedoelde categorie ondernemingen zich daartoe mede uit te strekken. Niet alleen het feit dat ondernemingen voor de financiering een beroep doen op de openbare kapitaalmarkt, maar ook vanwege de omvang of aard van hun ondernemingsactiviteiten, die van bijzonder maatschappelijk belang zijn. De meerderheid van de SER acht het bijzondere maatschappelijke belang aan de orde bij de kring van rechtspersonen die verplicht zijn een volledige jaarrekening openbaar te maken.

Kabinetsstandpunt

Het advies van een deel van de SER geeft het kabinet geen aanleiding terug te komen op zijn bedenkingen tegen het initiatiefwetsvoorstel, zoals die door mij vorig jaar naar voren zijn gebracht tijdens de plenaire behandeling van het voorstel.

Het kabinet onderkent evenwel dat OR-en (werknemers) naast de andere stakeholders belang hebben bij een goed functioneren van de onderneming. De verhouding tussen de beloning van het bestuur, het toezichthoudend orgaan en groepen van werknemers is een belangrijk aspect van corporate governance. Dit betekent dat transparantie, ook naar de ondernemingsraad, een belangrijk instrument is om goed ondernemingsbestuur te bevorderen. Daarnaast is transparantie richting de ondernemingsraad van belang in het kader van de discussie over algemene loonontwikkelingen in Nederland. Dit kan echter naar het oordeel van het kabinet niet zover gaan dat daarmee informatie over individuele bezoldiging wordt verstrekt.

Het kabinet meent dat er daarom goede redenen zijn voor meerdere betrokkenheid van de ondernemingsraad als medebelanghebbende bij een goed ondernemingsbestuur, aanvullend op de maatregelen die in het kader van een goed ondernemingsbestuur reeds door het kabinet zijn getroffen of aangekondigd1.

Zo is het wenselijk dat de OR niet alleen wordt geïnformeerd over de beloning van groepen werknemers maar ook over de beloning van het bestuur en het toezichthoudend orgaan. Dit sluit ook aan bij het overleg van de ondernemer met de ondernemingsraad over de algemene gang van zaken en het sociale beleid, waaronder ook de beloningsverhoudingen in de onderneming worden verstaan. Hiermee wordt bovendien een antwoord gegeven op de maatschappelijke discussie, waarbij aansluiting is gezocht bij de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid van 3 januari 1990 inzake informatieverschaffing over de beloningsverhoudingen binnen ondernemingen.

De opvatting van het kabinet komt in de uitwerking neer op een informatierecht voor de ondernemingsraad inzake beloningsverhoudingen. Het informatierecht m.b.t. beloningsverhoudingen in de onderneming (aansluitend bij artikel 31b – m.b.t. sociale informatie – in de Wet op de ondernemingsraden) houdt het volgende in:

a. De ondernemer verstrekt, mede ten behoeve van de bespreking van de algemene gang van zaken van de onderneming, ten minste een maal per jaar aan de ondernemingsraad schriftelijk gegevens over de beloningsverhoudingen van enerzijds het bestuur/het toezichthoudend orgaan en anderzijds groepen van in de onderneming werkzame personen.

b. De ondernemer doet daarbij tevens mondeling of schriftelijk mededeling van zijn verwachtingen omtrent belangrijke wijzigingen in de onder a genoemde beloningsverhoudingen.

c. De ondernemer en de ondernemingsraad bepalen met betrekking tot de leden a en b in onderling overleg het moment en de wijze waarop de informatie wordt verschaft, alsmede de precieze aard van de informatie.

De reikwijdte voor dit informatierecht m.b.t. beloningsverhoudingen in de onderneming wordt beperkt tot:

1. alle ingevolge Boek 2 BW volledig jaarrekeningplichtige rechtspersonen met 100 en meer werknemers (circa 3000 stuks), behalve besloten vennootschappen waarvan een natuurlijk persoon directeur grootaandeelhouder is ingevolge de Wet op de Inkomstenbelasting;

2. en, alle overige arbeidsorganisaties in de (semi-)overheidssfeer (waaronder ondernemingen die onder de bepalingen van artikel 46d WOR vallen) met een publieke hoofdtaak die over ten minste 100 werknemers beschikken.

Hiermee wordt voorkomen dat ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf en familiebedrijven worden geconfronteerd met een informatieplicht en dus met toegenomen lasten op dit onderwerp, terwijl deze plicht gezien de omvang en/of de aard van de betreffende ondernemingen minder relevant respectievelijk gewenst is.

Het informatierecht, evenals de reikwijdte ervan zal naar deze strekking worden opgenomen in de wijziging van de Wet op de ondernemingsraden, die in het vervolg op de advisering van de SER van 19 december 2003 naar aanleiding van de evaluatie van die wet, in voorbereiding is.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Zie de brief van de Ministers van Financiën, van Economische Zaken en van Justitie aan de Tweede Kamer d.d. 1 maart 2004 (TK, vergaderjaar 2003–2004, 29 449, nr. 1) met daarin de kabinetsreactie op de Nederlandse corporate governance code (Tabaksblat code) en het wetsvoorstel tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk wetboek in verband met aanpassing van de structuurregeling (28 179).

Naar boven