28 163
Voorstel van wet van de leden Vendrik en Rosenmöller tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met het verschaffen van openbaarheid over de hoogte van inkomens van topkader, bestuurders en toezichthouders van ondernemingen (Wet openbaarheid topinkomens)

nr. 10
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 12 december 2002

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

In artikel I wordt aan artikel 31d, eerste lid, een volzin toegevoegd, luidende: Indien een groep uit minder dan vijf personen bestaat, is het mogelijk om voor de toepassing van dit lid twee of meer functies te samen te voegen, zodat een groep van ten minste vijf in de onderneming werkzame personen ontstaat.

Toelichting

In het wetsontwerp wordt voorgesteld in artikel 31d, eerste lid, om de ondernemer te verplichten om jaarlijks informatie te verschaffen aan de ondernemingsraad over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken per verschillende groep van de in de onderneming werkzame personen.

De indieners van het wetsontwerp hebben besloten om het begrip groep in de wet nader te omschrijven, mede naar aanleiding van het advies van het College Bescherming Persoongegevens (20 juni 2002).

Er kunnen zich situaties voordoen dat binnen een groep in de onderneming werkzame personen, kijkend naar het organisatieschema, slechts een of een zeer beperkt aantal werknemers werkzaam zijn. Daarmee zijn de te verschaffen inkomensgegevens direct tot deze individuele werknemer(s) herleidbaar. Om te voorkomen dat in voorkomende gevallen de individuele inkomensgegevens bekend gemaakt moeten worden, hebben de indieners van dit wetsontwerp het begrip «groep van de in de onderneming werkzame personen» voor de toepassing van dit informatierecht in de wet nader omschreven.

Doelstelling van het wetsontwerp is niet om de ondernemingsraad inzicht te geven in de individuele inkomens van de in de onderneming werkzame personen (met uitzondering van de regeling in lid 2), maar om de ondernemingsraad inzicht te geven in de inkomensontwikkeling per groep werknemers. In die gevallen waarbij de invulling van het begrip «groep» aan de hand van bijvoorbeeld het organisatieschema, tot gevolg heeft dat de informatie leidt tot het openbaar maken van individuele inkomensgegevens, waarbij gedacht aan situaties waar een groep uit minder dan vijf personen bestaat, bieden de indieners van het wetsontwerp de mogelijkheid aan de ondernemer om over te gaan tot het samenvoegen of clusteren van een aantal functies tot één groep. De indieners van dit wetsontwerp gaan er vanuit dat een groep in het kader van dit informatierecht, uit ongeveer vijf in de onderneming werkzame personen moet bestaan, om enerzijds te kunnen voldoen aan het belang van de informatievoorziening aan de ondernemingsraad over de inkomensontwikkeling per groep werknemers en anderzijds om de privacy van de in de onderneming werkzame personen afdoende te beschermen.

Dit ligt anders voor de bestuurder en de leden van de toezichthoudende organen. In artikel 31d, tweede lid, is expliciet een informatievoorziening per persoon geregeld.

Bij brief van 27 mei 2002 hebben de indieners van dit wetsontwerp advies ingewonnen van het College Bescherming Persoonsgegevens. Bij brief van 20 juni 2002 heeft het College haar advies kenbaar gemaakt.1

De indieners hebben geconstateerd dat uit het advies van het College Bescherming Persoonsgegevens valt af te leiden, dat er geen strijdigheid is met de WBP. De aanbevelingen van het college zijn wel mede aanleiding geweest tot aanpassing van het wetsontwerp als in de Nota van wijziging aangegeven.

Voorts geeft het College aan dat op een aantal onderdelen een nadere toelichting vereist is. De indieners willen op deze onderwerpen nader ingaan.

1. Zwaarwegend maatschappelijk belang, conform art. 8 EVRM, dat inbreuk op persoonlijke levenssfeer rechtvaardigt

Het zwaarwegend maatschappelijk belang wordt bepaald door de politieke keuzes die aan het initiatiefvoorstel ten grondslag liggen. De zwaarwegende maatschappelijke belangen die in het wetsontwerp worden aangevoerd zijn onder meer:

– Openbaarheid over (top)inkomensontwikkeling is een middel voor het afleggen van verantwoording. Dit zal tot gevolg hebben dat verschillen in inkomensontwikkeling gerechtvaardigd moeten worden. Dit zal leiden tot een zorgvuldigere besluitvorming.

– Het is van belang om de ondernemingsraad binnen de onderneming te informeren over de inkomensontwikkeling, zodat de ondernemingsraad deze informatie kan gebruiken bij uitoefening van zijn wettelijke taken en rechten.

– Van maatschappelijk belang is om niet alleen binnen de onderneming de positie van shareholders, de kapitaalverschaffers, in ogenschouw te nemen zoals geschied is in de wet van 18 april 2002, Stb. 225 (kamerstukken II 2001–2002, 27 900) over de positie van de algemene vergadering van aandeelhouders inzake de bezoldiging van bestuurders en commissarissen, maar ook gelijkelijk de positie van de ondernemingsraad als stakeholder binnen de onderneming op vergelijkbare wijze in te vullen. Het maatschappelijk belang om ook de factor arbeid, vertegenwoordigd in de ondernemingsraad, een vergelijkbaar informatierecht te geven vinden de indieners van het wetsontwerp groot.

Wat betreft proportionaliteit en subsidiariteit het volgende:

– Ongeveer 80% van de arbeidsvoorwaarden binnen ondernemingen in Nederland worden direct of indirect bepaald door met de vakorganisaties afgesproken arbeidsvoorwaardenregelingen, die vastgelegd zijn in collectieve arbeidsovereenkomsten en rechtspositieregelingen. Deze gegevens zijn reeds openbaar. Het informatierecht strekt zich met name uit op de inkomensontwikkeling van die werknemers waarvan de arbeidsvoorwaarden niet door deze collectieve regelingen worden bepaald.

– Met uitzondering van de bestuurders en commissarissen heeft het wetsontwerp geen betrekking op individuen herleidbare informatie over de inkomensontwikkeling. Het gaat om inkomensontwikkeling per functiegroep. Ten aanzien van de invulling van het begrip groep zijn in deze Nota van Wijziging nadere afbakeningen gemaakt.

2. Verstrekking van de persoonsgegevens verenigbaar met oorspronkelijke doeleinden waarvoor deze gegevens verzameld zijn

Een ondernemer zal met iedere werknemer die bij hem in dienst komt afspraken maken over de betaling. Zoals aangegeven; in 80% van de gevallen vloeit dit voort uit een arbeidsvoorwaardenregeling die direct of indirect door CAO-afspraken wordt bepaald. Ook in de overige 20% zal de werkgever met een meer of minder gedifferentieerd stelsel van regelingen trachten te komen tot aanvaardbare arbeidsvoorwaardenverhoudingen binnen zijn onderneming. De inkomensgegevens worden door een werkgever geregistreerd met meer dan één doel. Te denken valt onder meer aan de volgende doelen:

– om de juiste salarisbetalingen te doen;

– om de juiste afdrachten aan belasting, sociale zekerheidspremies etc. te voldoen;

– om voor de werkgever zelf inzichtelijk te hebben op welke wijze de beloningen van de verschillende functionarissen binnen zijn onderneming zich verhouden en hoe de inkomens van de verschillende functies of groepen zich ontwikkelen.

Het is met name dit laatste doel waar de informatievoorziening in dit wetsontwerp betrekking op heeft. Het is voor iedere ondernemer van belang voor het goed leiding kunnen geven aan zijn onderneming, dat hij inzicht heeft in de inkomensontwikkelingen binnen de verschillende functiegroepen. Voor dit doeleinde worden de persoonsgegevens waar het hier om gaat bijgehouden. Het verstrekken van deze informatie aan de ondernemingsraad blijft binnen deze doelstelling. Immers ook in de communicatie met de ondernemingsraad gaat het om persoonsgegevens die geregistreerd zijn met het oog op het krijgen van inzicht in de inkomensontwikkeling binnen de verschillende functiegroepen. Informatieverschaffing blijft dus binnen dit oorspronkelijke doel. Alleen wordt deze informatie nu ook verschaft aan een ander orgaan van de onderneming, namelijk de ondernemingsraad. Aan de ondernemingsraad komen hierover bevoegdheden toe op grond van de Wet op de Ondernemingsraden.

3. De doeleinden waarom de gegevens aan de ondernemingsraad worden verstrekt

De indieners zijn van mening dat doeleinden van de gegevensverstrekking al voldoende duidelijk verwoord zijn in de Memorie van Toelichting, met name onder het punt 5 en 6 waar ingegaan wordt op het belang van de informatie voor de inkomensontwikkeling binnen de onderneming (Kamerstukken II 2001–2002, 28 163, nr. 5).

In de nota naar aanleiding van het verslag wordt in punt 1 onder «Algemeen» ingegaan op de vraag van de PvdA-fractie op welke taak de indieners doelen als ze stellen dat het voorgestelde informatierecht van de ondernemingsraad in de gelegenheid zal stellen zijn wettelijke taken goed uit te voeren (Kamerstukken II 2001–2002, 28 163, nr. 7).

Doelstelling van de informatievoorziening is derhalve het gebruiken of het uitoefenen van de wettelijke taken van de ondernemingsraad zoals geregeld in de Wet op de Ondernemingsraden. In de nota naar aanleiding van het verslag wordt puntsgewijs aangegeven over welke taken en bevoegdheden dit gaat.

4. Tot slot

De indieners zijn van mening dat – met de verwerking van het advies van het College Bescherming Persoonsgegevens – en daarmee de introductie van de mogelijkheid tot clustering van functies binnen een bedrijf, de privacy van de betrokken functionarissen op een goede manier is geregeld. Op deze manier ontstaat een wettelijk regime dat een goede balans vindt tussen enerzijds het belang van de Ondernemingsraad om inzicht te krijgen in de loonontwikkeling binnen de onderneming, en anderzijds de privé-sfeer van de individuele in de onderneming werkzame personen.

Vendrik

Rosenmöller


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven