28 146
Wijziging van de Arbeidstijdenwet (werkgeversaansprakelijkheid voor overtredingen van bestuurders, zijnde werknemers)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 1 februari 2002

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,1 belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de Raad van State constateert dat het aanbeveling verdient specifieke werknemersdelicten uit te zonderen van het fictieve daderschap. De regering acht het buiten kijf dat dit het geval is. Kan een toelichting worden gegeven op de mededeling dat dit al is geregeld in artikel 8:1, tweede lid, Arbeidstijdenbesluit vervoer. Kan enkele voorbeelden van dergelijke «evidente» gevallen worden gegeven? De Raad van State wijst er op dat dit het geval is indien de werknemer zelf de middelen in zijn voertuig voor het registreren en controleren van de rij- en rusttijden onjuist heeft gebruikt. Die voorbeelden mogen duidelijk zijn. Bestaan er ook mogelijke voorbeelden van minder evidente gevallen, dat wil zeggen waar de verantwoordelijkheid voor de overtreding c.q. het daderschap minder voor de hand ligt? Waar dient in die gevallen volgens de regering de bewijslast te liggen?

Kan de regering alsnog ingaan op de aanbeveling van de Raad van State om aandacht te besteden aan wijze waarop de strafbaarstelling van de werkgever in andere lidstaten is geregeld? In welke lidstaten is de materie van de strafbaarstelling van de werkgever ook al geregeld en hoe? Kan aangegeven worden hoe de aansprakelijkheid voor de naleving van de gestelde normen in het beleid van de Rijtijdenwet 1936 is voortgezet?

De aanbeveling van de Raad van State om specifieke werknemersdelicten uit te sluiten van het fictieve daderschap van de werkgever, is niet overgenomen. Het regering neemt dit advies niet over, omdat dat al is geregeld in artikel 8:1, tweede lid, Arbeidstijdenbesluit vervoer. Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie een toelichting hierop.

Tot slot vragen zij of deze wetswijziging aansluit bij de voorstellen zoals die door de Europese Commissie worden voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Terpstra

De griffier van de commissie,

Nava


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Van Lente (VVD), Van Dijke (ChristenUnie), Bakker (D66), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Van der Knaap (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Balkenende (CDA), Van Gent (GroenLinks), Smits (PvdA), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Spoelman (PvdA), Örgü (VVD), Van der Staaij (SGP), Santi (PvdA), Wilders (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA) en Bolhuis (PvdA).

Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van Vliet (D66), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), J. ten Hoopen (CDA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Schoenmakers (PvdA), Dankers (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Middel (PvdA), Weekers (VVD), Van Walsem (D66), Oudkerk (PvdA), De Vries (VVD), Van Splunter (VVD), Van der Hoek (PvdA) en Hamer (PvdA).

Naar boven