nr. 151a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 3 augustus
2001 en het nader rapport d.d. 22 november 2001, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2001, no. 01.003391, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris
van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt
het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zuid-Afrika
inzake wederzijdse administratieve bijstand tussen hun douaneadministraties
ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming,
opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving; 's-Gravenhage,
30 mei 2001 (Trb. 2001, 104), met toelichtende nota.
Het verdrag regelt de wederzijdse administratieve bijstand tussen de douaneautoriteiten
van Zuid-Afrika en Nederland inzake de douanewetgeving. Naast dit verdrag
heeft ook de Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking tussen
de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Zuid-Afrika,
anderzijds van 12 april 1999 (PbEG L 311; de overeenkomst) betrekking op belangrijke
onderdelen van deze administratieve bijstand. Artikel 14 van Protocol nr.
2 bij de overeenkomst (protocol) bepaalt dat de bepalingen van het protocol
geacht worden een aanvulling te vormen op overeenkomsten betreffende wederzijdse
bijstand die zijn of kunnen worden gesloten tussen afzonderlijke lidstaten
en Zuid-Afrika, tenzij de bepalingen van laatstgenoemde overeenkomsten onverenigbaar
zijn met die van het protocol. In dat geval gaat het protocol voor.
Ook het verdrag moet, zoals in de artikelsgewijze toelichting op artikel
2 nader is toegelicht, als een aanvulling op het Europese regime worden gezien.
De Raad adviseert in de toelichtende nota aandacht te geven aan het protocol
en in te gaan op de aspecten die samenhangen met elkaar deels overlappende
procedures.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 12 juli
2001, nr. 01.003391, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit
advies, gedateerd 3 augustus 2001, nr. W06.01.0305/IV, bied ik U
hierbij aan.
Conform het advies van de Raad van State is de toelichtende nota aangepast.
Tevens is de toelichting op artikel 15 geactualiseerd naar aanleiding
van de invoering van de Wet bescherming persoonsgegevens.
De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag
wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.
De waarnemend Vice-President van de Raad van State,
J. J. M. S. Leyten-de Wijkerslooth
Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, verzoeken
mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld
van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te
leggen aan de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen