28 132
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zuid-Afrika inzake wederzijdse administratieve bijstand tussen hun douaneadministraties ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving; 's-Gravenhage, 30 mei 2001

nr. 151a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 3 augustus 2001 en het nader rapport d.d. 22 november 2001, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2001, no. 01.003391, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zuid-Afrika inzake wederzijdse administratieve bijstand tussen hun douaneadministraties ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving; 's-Gravenhage, 30 mei 2001 (Trb. 2001, 104), met toelichtende nota.

Het verdrag regelt de wederzijdse administratieve bijstand tussen de douaneautoriteiten van Zuid-Afrika en Nederland inzake de douanewetgeving. Naast dit verdrag heeft ook de Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Zuid-Afrika, anderzijds van 12 april 1999 (PbEG L 311; de overeenkomst) betrekking op belangrijke onderdelen van deze administratieve bijstand. Artikel 14 van Protocol nr. 2 bij de overeenkomst (protocol) bepaalt dat de bepalingen van het protocol geacht worden een aanvulling te vormen op overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die zijn of kunnen worden gesloten tussen afzonderlijke lidstaten en Zuid-Afrika, tenzij de bepalingen van laatstgenoemde overeenkomsten onverenigbaar zijn met die van het protocol. In dat geval gaat het protocol voor.

Ook het verdrag moet, zoals in de artikelsgewijze toelichting op artikel 2 nader is toegelicht, als een aanvulling op het Europese regime worden gezien. De Raad adviseert in de toelichtende nota aandacht te geven aan het protocol en in te gaan op de aspecten die samenhangen met elkaar deels overlappende procedures.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 12 juli 2001, nr. 01.003391, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 3 augustus 2001, nr. W06.01.0305/IV, bied ik U hierbij aan.

Conform het advies van de Raad van State is de toelichtende nota aangepast.

Tevens is de toelichting op artikel 15 geactualiseerd naar aanleiding van de invoering van de Wet bescherming persoonsgegevens.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

J. J. M. S. Leyten-de Wijkerslooth

Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

Naar boven