nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 februari 2003
Aan de Tweede Kamer is een nota toegezegd over de financiering van het
toezicht op de financiële marktsector. In verband met de ingrijpende
wijzigingen in het kader van de hervorming van het toezicht op de financiële
marktsector is deze nota getemporiseerd. Nu de hervorming van het toezicht
binnen de bestaande wetgeving is afgerond, kan de financiering van het toezicht
daarin worden ingepast.
Te uwer informatie wil ik u op de hoogte stellen van de huidige stand
van zaken alsmede het voorgenomen vervolg-traject.
Financiën heeft in de tweede helft van 2002 de financiële toezichthouders
en de sector geconsulteerd over (de hoofdlijnen van) een door Financiën
gemaakte verkenning van een herziening van de financiering van het toezicht.
Onderstaand worden deze hoofdlijnen nader toegelicht.
Het toezicht op financiële instellingen is gericht op het adequaat
functioneren van de financiële markten en de positie van cliënten
in het bijzonder. De onder toezicht gestelden, hun cliënten maar ook
de maatschappij als geheel hebben derhalve belang bij dit toezicht. Het algemene
uitgangspunt is thans dat de kosten van het toezicht op basis van het profijtbeginsel
aan de onder toezicht gestelden worden doorberekend. Het is vervolgens aan
de onder toezicht gestelden om te bepalen of zij de kosten aan hun cliënten
doorberekenen.
Deze invulling van de financiering wordt door de recente ontwikkelingen
in de financiële markten en in het toezicht daarop in toenemende mate
als knellend ervaren, vooral in de effectensector. De volgende knelpunten
kunnen ten aanzien van de huidige situatie naar voren worden gebracht.
Het eerste knelpunt is de huidige positie van banken, die thans niet betalen
voor het toezicht uit hoofde van de Wet toezicht kredietwezen 1992 vanwege
overmatige administratieve lasten en herendiensten. Deze positie wordt niet
langer redelijk geacht. Dit geldt nationaal ten opzichte van andere
financiële instellingen die de kosten in beginsel volledig krijgen doorberekend.
Internationaal bestaat een diffuus beeld, maar is een ontwikkeling waarneembaar
richting een cross-sectoraal gelijkwaardiger benadering.
Daarnaast worden de huidige heffingsgrondslagen (vooral die in de effectensector)
in bepaalde gevallen ervaren als een minder goede weergave van de werkelijke
toezichtkosten en als niet eenvoudig te herleiden voor de toezichthouders.
Daar komt bij dat de heffingsgrondslagen per toezichtwet sterk verschillen.
Deze knelpunten kunnen worden weggenomen door een herziening van de financiering
van het toezicht. Het profijtbeginsel kan daarbij als uitgangspunt gehandhaafd
blijven, maar in uitwerking van het rijksbrede toetsingskader Maat Houden1 is het denkbaar dat niet de volledige toezichtkosten
worden doorberekend aan de onder toezicht gestelden. Daarnaast is het aangewezen
beter aansluiting te zoeken bij de cross-sectorale benadering van de hervorming
van het toezicht.
In overleg met brancheorganisaties en de drie financiële toezichthouders
tijdens de consultatie over de herziening financiering toezicht, is de wenselijkheid
naar voren gekomen van een verfijning van het door Financiën reeds verrichte
onderzoek naar een optimale financieringssystematiek.
Er is daartoe een werkgroep ingesteld met de toezichthouders onder voorzitterschap
van Financiën. De werkgroep zal de sector consulteren. In de werkgroep
zullen in cross-sectoraal en internationaal verband de volgende aspecten nader
worden onderzocht.
(i) Overheidsbijdrage aan de kosten van toezicht
In de werkgroep zal worden uitgewerkt welke percentage van overheidsbijdrage
aan de totale toezichtkosten zou aansluiten bij het percentage dat op basis
van het profijtbeginsel en het rijksbrede toetsingskader Maat Houden per toezichthouder
redelijk wordt geacht.
(ii) Actualisering van de positie van banken.
In de werkgroep zal worden onderzocht wat in cross-sectoraal en internationaal
verband de eventueel overmatige administratieve lasten zijn voor banken.
(iii) Herziening van de heffingsgrondslagen.
Diverse mogelijke heffingsgrondslagen zullen in de werkgroep worden verkend
en nader uitgewerkt. Daarbij zal tevens de tariefstructuur worden onderzocht
(degressief, lineair, maximum, minimum).
(iv) Kostenbeheersing.
Een belangrijk aspect van de financiering van het toezicht is beheersing
van de toezichtkosten. De werkgroep zal daarom de huidige systematiek van
kostenbeheersing bezien alsmede de inzichtelijkheid van de begrotingen en
van de kostencomponenten waaruit de tarieven zijn samengesteld.
Het voorgenomen tijdpad ziet er als volgt uit. Uiterlijk op 1 juli 2003
zal de werkgroep nader onderzoek naar een nieuwe financierings- en kostenbeheersingssystematiek
hebben afgerond, waarover aan de Tweede Kamer gerapporteerd zal worden. Het
voornemen is om per 1 januari 2004 een herziene financieringssystematiek te
implementeren.
De Minister van Financiën,
J. F. Hoogervorst