28 121 (R 1707)
Wijziging van de rijkswet van 20 december 1989, houdende regeling van pensioenen en uitkeringen aan Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en van Aruba (Stb. 1990, 15)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 7 februari 2002

De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek naar dit voorstel van wet, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen afdoende beantwoordt, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de fracties van VVD en D66 hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Deze leden constateren dat het voorliggende wetsvoorstel een voornamelijk technisch karakter heeft en geven aan zich te kunnen vinden in de voorgestelde technische wijzigingen. De genoemde leden geven aan desalniettemin bij een aantal onderdelen van het wetsvoorstel enige vragen te willen stellen of kanttekeningen te willen plaatsen.

Wetsvoorstel

De leden van de fractie van de VVD constateren dat de in het wetsvoorstel opgenomen voorstellen een verdere verwijdering tussen de Nederlandse pensioenwetgeving en die ten behoeve van de Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en Aruba tot gevolg zal hebben. Wel tonen deze leden er enig begrip voor dat de regering thans niet kiest voor een fundamentele herziening van de regeling en slechts beoogt de rijkswet op die onderdelen aan te passen, waar dat in verband met een adequate uitvoering van de uitkerings- en pensioenregeling voor de thans nog fungerende Gouverneurs noodzakelijk is geworden.

De leden van de VVD-fractie zien graag bevestigd dat het beoogde aanpassing in artikel 2 geen afbreuk doet aan het beginsel dat het pensioen wordt gebaseerd op de koopkrachtontwikkeling van het gebied waar de Gouverneur zijn ambt heeft uitgeoefend en dus niet op de koopkrachtontwikkeling van de plaats waar de voormalig gouverneur zich na afloop van zijn ambtstermijn heeft gevestigd. Ten aanzien van de aanpassing koopkrachtontwikkeling bij besluit van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vragen de leden van de VVD-fractie zich af, of op grond van de koopkrachtontwikkeling bij deflatie ook een bijstelling in neerwaartse zin mogelijk is en of de minister ter zake enige discretionaire bevoegdheid bezit.

De leden van de fractie van D66 vragen zich af waarom er in de oude systematiek wel een onderscheid werd gemaakt tussen vestiging binnen of buiten het voormalige ambtsgebied en in de nieuwe systematiek niet. De leden van deze fractie zouden ook graag een nadere verklaring tegemoet zien waarom wordt voorgesteld om toekomstige wijzigingen in de berekeningsgrondslag van pensioenen en uitkeringen ook bij algemene maatregel van rijksbestuur tot stand te laten komen. Speelt hierbij een rol dat er een initiatiefvoorstel van het lid Van Oven ligt dat ertoe strekt zelfstandige algemene maatregelen van rijksbestuur onmogelijk te maken?

Wat betreft de wijziging van artikel 18 van de rijkswet, waarin werd verwezen naar hoofdstuk 16 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, beschouwen de leden van de VVD-fractie het in de wettekst uitschrijven van de voormalige artikelen 93 en 94 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers als een technische aangelegenheid. Echter, de leden van de VVD-fractie beschouwen de passage: «voor de Gouverneurs wordt niet beoogd de verhoogde pensioenopbouw af te schaffen» wel degelijk als een politieke en beleidsmatige stellingname. Zij roepen in herinnering dat wat de Nederlandse politieke ambtsdragers betreft de wet van 14 juni 2001 [Stb. 364] beoogde de dubbele opbouw van pensioen gedurende de eerste vier jaar van de ambtsuitoefening af te schaffen onder verwijzing naar het in Nederland meer in het algemeen ingevoerde plafond van maximaal 2 procent onbelaste pensioenopbouw per jaar. Teneinde te kunnen beoordelen in hoeverre er geen reden is om voor de Gouverneurs de verhoogde pensioenopbouw af te schaffen, althans ter discussie te stellen, vernemen de leden van de VVD-fractie graag van de regering in hoeverre op de Nederlandse Antillen en/of Aruba in het algemeen sprake is van een onbelast plafond in de jaarlijkse pensioenopbouw, dan wel van een vergelijkbaar ander systeem dat het oogmerk heeft de jaarlijkse pensioenopbouw van werknemers, ambtenaren en vrije beroepsbeoefenaren te reguleren.

De leden van de fractie van D66 hebben de vraag of de regering verwacht dat de discussies op de Nederlandse Antillen en ook op Aruba over de pensioenrechten van politieke ambtsdragers nog van invloed kunnen zijn op de financiële positie van Gouverneurs. Zo ja, kan dan niet beter worden gewacht dat bedoelde discussies zijn afgerond, of althans tot duidelijk is welke richting men uit wil? Dit om te voorkomen dat vlak na aanname van onderhavig voorstel het pensioensstelsel als zondanig op de schop gaat en onderhavige wijzigingen overbodig blijken te zijn.

De leden van de VVD-fractie kunnen instemmen met het wegnemen van het onderscheid dat de rijkswet van 20 december 1989 maakt naar geslacht van de Gouverneur. Wel vragen deze leden de regering uiteen te zetten in hoeverre het invoeren van geslachtsneutrale termen tevens tot gevolg zal hebben dat ook niet gehuwde partners met een duurzame relatie pensioenrechten toegewezen krijgen. Voorts vragen deze leden of het kiezen van neutrale terminologie er ook toe leidt dat bij duurzame relaties tussen personen van gelijk geslacht uitkeringsrechten zullen ontstaan.

De leden van de VVD-fractie roepen in herinnering dat in de Nederlandse Pensioen- en spaarfondswet inmiddels wijzigingen zijn doorgevoerd die het mogelijk maken dat pensioengerechtigden in Nederland opteren voor een hoger ouderdomspensioen in plaats van een nabestaandenpensioen. Zij roepen tevens in herinnering dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij de behandeling van de wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers die heeft geleid tot de wet van 14 juli 2001 [Staatsblad 364] heeft toegezegd ook voor Nederlandse politieke ambtsdragers een wijziging van de algemene wet politieke ambtsdragers van vergelijkbare strekking voor te bereiden. Graag vernemen deze leden van de regering in hoeverre de regering het wenselijk acht om ook voor de Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en Aruba een dergelijke mogelijkheid te scheppen en op welke termijn daartoe een voorstel tegemoet kan worden gezien.

Memorie van toelichting

(Artikel II en IV)

De regering stelt dat tegen het verlenen van terugwerkende kracht aan deze rijkswet geen bezwaar behoeft te bestaan omdat deze rijkswet, naast redactionele wijzigingen, voor de rechthebbenden slechts begunstigende bepalingen bevat. In dat kader vragen de leden van de VVD-fractie hoe de regering concreet invulling denkt te geven aan aanpassing van de berekeningsgrondslag voor de koopkrachtontwikkeling in de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk Aruba, zoals bedoeld in artikel 3 van het onderhavige wetsvoorstel.

De voorzitter van de commissie,

Rosenmöller

De griffier van de commisie,

De Lange


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), Te Veldhuis (VVD), Ter Veer (D66), Rosenmöller (GroenLinks), voorzitter Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter Van Middelkoop (ChristenUnie), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Van Oven (PvdA), Dankers (CDA), Oudkerk (PvdA), Rijpstra (VVD), Verhagen (CDA), De Graaf (D66), Gortzak (PvdA), Van der Knaap (CDA), Balkenende (CDA), Karimi (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), E. Meijer (VVD), Van Baalen (VVD), De Swart (VVD), Vacature (PvdA).

Plv. leden: Balemans (VVD), Oplaat (VVD), Van den Berg (SGP), Van Gent (GroenLinks), Van Vliet (D66), Rouvoet (ChristenUnie), Valk (PvdA), Van Wijmen (CDA), Koenders (PvdA), Hillen (CDA), Timmermans (PvdA), Weisglas (VVD), Van de Camp (CDA), Dittrich (D66), Duivesteijn (PvdA), Stroeken (CDA), Atsma (CDA), T. Pitstra (GroenLinks), De Cloe (PvdA), Marijnissen (SP), Vacature (PvdA), Van den Doel (VVD), O.P.G. Vos (VVD), Van Splunter (VVD) en Swildens-Rozendaal (PvdA).

Naar boven