28 109
Herstructurering Gasgebouw

nr. 3
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2002

Bij brief van 9 oktober jl. (kenmerk EZ-02-10, Gasgebouw) heeft de Vaste Commissie voor Economische Zaken verzocht een actualisering te geven van het regeringsstandpunt Gasgebouw. In het licht van de sedert 16 oktober jl. demissionaire status van het Kabinet wil ik op de volgende wijze aan uw verzoek voldoen, mede namens de Minister van Financiën.

De beoogde hoofdlijn voor de herstructurering van het Gasgebouw, zoals weergegeven in de brief van 8 april jl. (Kamerstukken II, 2001–2002, 28 109, nr. 2), is door het huidige Kabinet overgenomen als vertrekpunt in de besprekingen met Shell en ExxonMobil (Kamerstukken II, 2002–2003, 28 600-XIII, nr. 2, pag. 15, 33, 159). De voorziene datum voor een akkoord (eind 2002) is evenwel niet meer haalbaar. Het is dan niet aan een demissionair Kabinet een akkoord in dezen de Tweede Kamer voor te leggen. Bovendien bleken de besprekingen moeilijker te gaan verlopen dan aanvankelijk verwacht.

Partijen hebben echter opnieuw bevestigd dat de besprekingen worden voortgezet en afgesproken dat met extra inspanning te doen. Het belang hiervan is erin gelegen dat dat een goed en afgewogen besluit door het nieuwe Kabinet mogelijk maakt. Bij voldoende voortgang kan een nieuw Kabinet besluiten te komen tot een finaal akkoord. Dit akkoord zou, tegen die achtergrond, mogelijk rond de zomer gesloten kunnen worden. De implementatie van een dergelijk akkoord zal dan naar verwachting per 1 januari 2004 plaatsvinden. Indien ondanks alle inspanningen onvoldoende voortgang wordt gerealiseerd, zal de Staat de situatie opnieuw en zorgvuldig bezien, en in dat kader ook eenzijdige en tussentijdse stappen moeten overwegen.

Ik zal de Kamer periodiek blijven informeren over de verdere voortgang van de besprekingen. De Kamer zal zeker niet voor voldongen feiten geplaatst worden. Een eventueel akkoord zal door een nieuw Kabinet ter goedkeuring worden voorgelegd.

Het voorbehoud van parlementaire goedkeuring is ook richting Shell en ExxonMobil gemaakt.

Het ook in de toekomst goed en wettelijk regelen van de publieke belangen die met het Gasgebouw gemoeid zijn, is van meet af aan voor de Staat uitgangspunt geweest in de besprekingen met Shell en ExxonMobil. Er dient daarbij op toegezien te worden dat de structuur transparant zal zijn, zal passen in de ontwikkeling naar een interne gasmarkt in Europa en in overeenstemming blijft met de Europese wet- en regelgeving.

Zoals in de brief van 8 april jl. gesteld, zal ook bij de herstructurering het kleine veldenbeleid moeten worden voortgezet, zullen de verwachtingen over toekomstige aardgasbaten er niet door mogen worden aangetast (financiële neutraliteit) en mogen er geen belemmeringen door ontstaan voor een goede werking van de gasmarkt. Dit impliceert dat met een akkoord ook voorstellen voor wetgeving aan de Tweede Kamer zullen worden voorgelegd.

Daarmee wil het Kabinet tevens voldoen aan de motie die de Tweede Kamer recent heeft aangenomen (motie Ten Hoopen, Kamerstukken II, 2002–2003, 28 600-XIII, nr. 26). Daarin wordt verzocht een wetsvoorstel in te dienen tot wijziging van de Gaswet met het oog op de publieke belangen in de gassector, m.n. met het oog op het handhaven van het kleine veldenbeleid en het (van marktpartijen) onafhankelijke beheer van het hogedrukgastransportnet.

Transport

In dit verband is relevant dat de Raad voor Transport, Telecommunicatie en Energie op 25 november jl. besloten heeft tot wijziging van de huidige EU-gasrichtlijn met o.m. als verplichting de juridische unbundling van transmissienetten (Geamendeerd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 98/30/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas). Naar verwachting zal implementatie in nationale wetgeving niet later dan 1 juli 2004 gerealiseerd dienen te zijn.

Partijen gaan er in hun besprekingen conform de brief van 8 april jl. van uit dat de Staat het geheel van de aandelen van het gastransportbedrijf zal verwerven. Op het punt van de onafhankelijke positionering van het transportnet van Gasunie blijven ook de eerder aan u voorgelegde uitgangspunten van kracht (zie bijv. de brief over het Gasgebouw van 19 november 2001 (Kamerstukken II, 2001–2002, 28 109, nr. 1). Hierin is opgemerkt dat met een wijziging van de Gaswet op het punt van de unbundling van het hogedruknet van Gasunie bij voorkeur wordt aangesloten bij de precieze inhoud van de gewijzigde Gasrichtlijn. Een splitsing van Gasunie dient gelet hierop, gepaard te gaan met specifieke onafhankelijkheidseisen voor het netbeheer. Dat betekent onder meer dat eisen worden gesteld aan de relatie die dat netbeheer kan hebben met handel en productie, en het betekent de aanwijzing van een onafhankelijke transportnetbeheerder.

Voorstellen voor de implementatie hiervan zullen tijdig aan de Kamer worden gedaan, zo mogelijk in samenhang met voorstellen voor herstructurering van het Gasgebouw.

Kleine veldenbeleid en het Groningenbalansveld

De Vaste Commissie heeft mij gevraagd in het bijzonder in te gaan op het kleine veldenbeleid. Behoud van het kleine veldenbeleid is, zoals gezegd, een publiek belang. De TK heeft zich hierover eerder vrijwel unaniem uitgesproken, met het verzoek om het kleine veldenbeleid en de balansrol van het Groningenveld ook in de toekomst adequaat en wettelijk te verankeren.

Van verschillende kanten zijn zorgen geuit bij het voorstel dat in de brief van 8 april jl. op het punt van de bestaande kleine veldencontracten is gedaan. Het mag uit het bovenstaande duidelijk zijn dat oplossingen die wat dat betreft zouden leiden tot de door derde producenten gevreesde effecten voor de Staat niet wenselijk zijn. De belangen van de kleine velden producenten en die van de Staat lopen hierbij overwegend parallel.

Partijen bij de besprekingen hebben afgesproken ook serieus de variant te gaan bezien waarbij naast de nieuwe, ook de bestaande binnenlandse inkoopcontracten van Gasunie overgaan op de Maatschap Groningen, in beginsel niet anders dan de brief van 8 april al voorstelde ten aanzien van nieuwe kleine velden.

Uitgangspunt blijft echter dat de huidige praktijk voor alle contracten (bestaande en nieuwe) op vergelijkbare wijze wordt voortgezet. Voor het kleine veldenbeleid moet de inzet van Groningen als balansveld (en de rol die opslag hiervoor speelt) verzekerd blijven, onder andere doordat de Minister van Economische Zaken invloed houdt op belangrijke parameters als feitelijke productie van het Groningenveld. Hiermee blijft ook verzekerd dat dit aanbod nog langdurig de huidige unieke bijdragen levert aan de Nederlandse voorzieningszekerheid. De rol van de ondergrondse opslagen tenslotte, moet ook voor een goed functioneren van de Nederlandse gas-infrastructuur in de nieuwe structuur adequaat gewaarborgd blijven.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

J. G. Wijn

Naar boven