nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot aanpassing
van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere
wetten aan de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage, 16 november 2001
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het nodig is om het Wetboek
van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten aan
te passen aan het Statuut van het Internationaal Strafhof en de Uitvoeringswet
Internationaal Strafhof;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
De zinsnede in artikel 5, eerste lid, onder 1°, na de komma komt te
luiden: in de artikelen 197a, 197b, 197c, 206, 237, 272, 273, 388 en 389 alsmede –
voor zover het betreft een misdrijf, gericht tegen de rechtspleging
van het Internationaal Strafhof, als bedoeld in artikel 70, eerste lid, van
het op 17 juli 1998 te Rome tot stand gekomen Statuut van Rome inzake het
Internationale Strafhof (Trb. 2000, 120) – in de artikelen 177, 177a,
178, 179, 180, 189, 200, 207a, 285a en 361;
B
Aan artikel 189 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
3. Met ambtenaren van de justitie of politie worden gelijkgesteld: personen
in de openbare dienst van een internationaal gerecht dat zijn rechtsmacht
ontleent aan een verdrag waarbij het Koninkrijk partij is, die belast zijn
met de opsporing of vervolging van enig misdrijf.
C
De artikelen 200 en 361 worden als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt een «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid wordt toegevoegd, dat luidt:
2. Onder bevoegde macht wordt mede verstaan: een internationaal gerecht
dat zijn rechtsmacht ontleent aan een verdrag waarbij het Koninkrijk partij
is.
D
Artikel 207a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «internationale overeenkomst» vervangen
door: verdrag.
2. Het derde lid vervalt.
E
Artikel 285a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt een «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
2. Met rechter of ambtenaar wordt gelijkgesteld: een rechter bij onderscheidenlijk
een persoon in de openbare dienst van een internationaal gerecht dat zijn
rechtsmacht ontleent aan een verdrag waarbij het Koninkrijk partij is.
F
In artikel 364a wordt na «de artikelen» ingevoegd: 361,.
ARTIKEL II
Aan artikel 558, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt,
onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, toegevoegd: alsmede
terzake van een gevangenisstraf die door het Internationaal Strafhof is opgelegd
wegens een misdrijf gericht tegen de rechtspleging van het Strafhof en waarvan
de tenuitvoerlegging in Nederland geschiedt overeenkomstig artikel 64 of 65
van de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof.
ARTIKEL III
A
Artikel 3, derde lid, van de Gratiewet wordt als volgt gewijzigd:
1. Na «gelast,» wordt ingevoegd: dan wel van gevangenisstraffen
die door het Internationaal Strafhof zijn opgelegd wegens een misdrijf gericht
tegen de rechtspleging van het Strafhof en waarvan de tenuitvoerlegging in
Nederland geschiedt overeenkomstig artikel 64 of 65 van de Uitvoeringswet
Internationaal Strafhof,.
2. Na «genoemd artikel» wordt ingevoegd: 43.
B
Indien het bij koninklijke boodschap van 12 juni 2001 ingediende voorstel
van wet tot wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering
en de Gratiewet (stroomlijning procedure behandeling gratieverzoeken) (27 798)
tot wet is verheven op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt
in artikel III, onderdeel A, «Artikel 3» vervangen door: Artikel
4.
ARTIKEL IV
De Wet van 21 april 1994, houdende bepalingen verband houdende met de
instelling van het Internationaal Tribunaal voor de vervolging van personen
aansprakelijk voor ernstige schendingen van het internationale humanitaire
recht op het grondgebied van het voormalige Joegoslavië sedert 1991 (Stb.
308), wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4, vijfde lid, komt te luiden:
5. De artikelen 29, 30, eerste volzin, en tweede lid, 32, 33, eerste en
tweede lid, 36, 41 tot en met 47 en 52 tot en met 60 van de Uitleveringswet
zijn van overeenkomstige toepassing.
B
In artikel 8 komt de tweede zin te luiden: De verstrekking vindt plaats
door tussenkomst van het Korps landelijke politiediensten.
C
Aan artikel 11 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
5. Op verzoek van het Tribunaal kunnen door het Tribunaal bij onherroepelijke
uitspraak uitgevaardigde bevelen tot restitutie als bedoeld in artikel 24,
derde lid, van het Statuut in Nederland worden tenuitvoergelegd. De artikelen
13, 13a, 13b en 13d tot en met 13f van de Wet overdracht tenuitvoerlegging
strafvonnissen zijn van overeenkomstige toepassing.
D
In artikel 12, derde lid, wordt «en 31» vervangen door: 31
en 31a.
ARTIKEL V
Aan artikel 15 van de Wet Politieregisters wordt een derde lid toegevoegd,
dat luidt:
3. Voorts kunnen uit een politieregister gegevens worden verstrekt voor
zover dit voortvloeit uit wettelijke bepalingen met betrekking tot de samenwerking
met en bijstand aan een internationaal strafgerecht.
ARTIKEL VI
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,