28 093
Bouwfraude en corruptie bij ambtenaren

nr. 26
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2002

Bij brief van 5 december 2001 (Tweede Kamer 2001/2002 28 093 nr. 18) heeft het kabinet u een eerste reactie gegeven op de verontrustende berichten over de bouwsector. Daarbij is op een tiental punten nader onderzoek aangekondigd opdat regelgeving en de praktijk van aanbesteden van de overheid meer in detail in kaart gebracht worden.

Het kabinet heeft inmiddels kennis genomen van het eindrapport van de voorbereidingscommissie Vos. Het kabinet zegt toe alles in het werk te stellen om – met inachtneming van de nodige zorgvuldigheid – de in gang gezette acties op een zodanig tijdstip af te ronden dat de uitkomsten ervan een bijdrage kunnen leveren aan het werk van de parlementaire enquêtecommissie. Zoals ook door de voorbereidingscommissie is aangegeven zal daarbij in nader overleg de afstemming tussen de verschillende onderzoekstrajecten – zeker wanneer het gaat om strafrechtelijke onderzoeken – de nodige aandacht behoeven.

In deze brief wordt een eerste tussenrapportage met een planning gegeven van de in de brief van 5 december 2001 aangekondigde acties en onderzoeken. Het merendeel van de acties zal naar verwachting voor de zomer zijn afgerond, opdat uw Kamer het resultaat voor 1 juli bereikt. Hiertoe zijn enkele van de acties voorzien van een nadere tijdsplanning; met name het externe onderzoek van actie 1 is na de presentatie van het rapport van de commissie Vos nader gefaseerd om zoveel mogelijk bruikbare informatie beschikbaar te hebben voor 1 juli 2002.

De hierna volgende opsomming van de acties stemt overeen met de nummering in de brief van 5 december 2001.

1. Extern onderzoek naar werking aanbestedingssysteem rijksoverheid

Het centrale onderwerp van het onderzoek naar de werking van het aanbestedingssysteem dat de verschillende departementen hanteren, is een inventarisatie en analyse van de werking van de verschillende vormen van aanbesteding, die door de vier bouwministeries (VROM, V&W, LNV en Defensie) worden gebezigd. Bij deze analyse is het van belang om te achterhalen of de regelgeving in de praktijk de werking van de markt bevordert en waar eventuele aangrijpingspunten voor verbetering liggen. Omdat bij de aanbestedingspraktijk het maken van een directieraming (door de opdrachtgever) een cruciale stap is die nauwelijks los van de overige stappen in de praktijk van het aanbesteden beoordeeld kan worden, is besloten om actie 7 (die betrekking heeft op de rol van ramingen) samen te voegen met actie 1. Teneinde zo snel mogelijk op onderdelen inzicht te krijgen in de praktijk, wordt dit onderzoek gefaseerd uitgevoerd. Begin januari van dit jaar is de eerste fase van start gegaan. Het betreft een kwalitatief onderzoek, dat wordt uitgevoerd door een bureau deskundig op het gebied van aanbestedingen, waarbij documentatie van beleid en praktijk alsmede interviews met de betrokken rijksdiensten de input van de analyse vormen. Dit onderzoek zal in het vroege voorjaar 2002 worden afgerond. De uitkomsten van deze eerste fase worden vervolgens betrokken in diepgaand kwantitatief vervolgonderzoek, waarin een groot aantal dossiers gedetailleerd zal worden doorgespit om er zeker van te zijn dat het resultaat een goed beeld geeft van de praktijk. Het aantal te onderzoeken dossiers in deze tweede fase wordt enerzijds bepaald door de vereiste relevantie van het onderzoek en anderzijds door de wens nog tijdig resultaten aan de enquêtecommissie te kunnen opleveren. Hiertoe zullen de dossiers van de grootste werken (risicogroep) uit de periode 1996 – 2001 worden gelicht. Deze tweede fase zal na Europese aanbesteding begin maart 2002 opgedragen worden, waarbij de planning van het onderzoek zo zal zijn ingericht dat het resultaat voor de zomer beschikbaar komt. Op basis van dit resultaat en de wensen van de enquêtecommissie en het kabinet, wordt besloten over een eventueel vervolg van dit onderzoek naar de dossiers die betrekking hebben op de aanbesteding van kleinere werken. Dit eventuele vervolgonderzoek zal niet eerder dan in de winter gereed kunnen zijn.

2. Overleg over aanbestedingspraktijk met andere overheden en private rechtspersonen

Op korte termijn vindt overleg plaats met het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen over de aanbestedingspraktijk bij andere overheden. Tevens vindt overleg plaats met die private rechtspersonen, die namens de rijksoverheid bouwwerken van het rijk aanbesteden. Het gaat hier om NS-Railinfrabeheer en N.V. Westerscheldetunnel. De insteek van deze overleggen is het verkrijgen van inzicht in de wijze waarop andere overheden aanbesteden en welke regels zij daarbij hanteren. Tevens komt aan de orde wat de mogelijkheden zijn om uitsluitingscriteria zoals de zwarte lijst (actie 3) op gelijke wijze toe te passen en of gelijkluidende instructies te gebruiken zijn voor meldingen van onregelmatigheden aan OM of NMa (actie 8).

3. Zwarte lijst

Het onderzoek naar de mogelijkheid binnen de randvoorwaarden van het Europese en nationale mededingingsrecht een (rijksbrede) zwarte lijst van uit te sluiten aannemers of combinaties van aannemers op te stellen is gaande. Hierbij is enerzijds aan de orde welke de criteria zijn op basis waarvan een dergelijke lijst kan worden opgesteld en anderzijds welke ruimte het recht biedt om deze lijst ook daadwerkelijk te hanteren. De resultaten hiervan zullen naar verwachting in het voorjaar bekend zijn.

4. Evaluatie UAR 2001

De evaluatie van het in september 2001 gepubliceerde UAR vindt zoals bekend in 2003 plaats.Ter voorbereiding daarop zullen ijkpunten worden vastgesteld op basis waarvan deze evaluatie plaats zal vinden. Er is voor gekozen om bij deze voorbereiding externe expertise in te schakelen en daarbij gebruik te maken van de resultaten van het kwalitatieve onderzoek van actiepunt 1, dat naar verwachting nuttige informatie bevat om de evaluatiepunten te beschrijven. Uw Kamer zal voor eind april 2002 over de uitkomsten van het externe onderzoek en de hierop gebaseerde ijkpunten worden geïnformeerd.

5. Toepassing gedragsregels ministeries

Met behulp van een rijksbreed toetsingskader voor het beoordelen van integriteit van departementale organisaties zal, na het afronden van de accountantscontroles van de jaarrekeningen, in het tweede kwartaal in diverse audits onder meer door de accountantsdiensten van de vier bouwministeries in beeld worden gebracht op welke wijze de aanbestedende departementen gedragsregels omtrent integriteit hanteren. In het geval dat de uitkomsten daartoe aanleiding geven zullen de gedragsregels of de naleving ervan worden aangescherpt en gestroomlijnd. De Kamer zal over de resultaten van de audits en de daaruit te trekken conclusies worden geïnformeerd. Dergelijke audits zullen in de toekomst regelmatig worden herhaald.

6. Verschil bouwkosten overheid – privaat

Aan het CBS is opdracht gegeven om statistische gegevens aan te leveren over prijs- en investerings-ontwikkelingen in de B&U en de GWW sectoren. Tevens zal voor de kantorenmarkt een vergelijking worden gemaakt van de ontwikkelingen van de bouwkosten van werken waarbij de overheid en waarbij de markt als opdrachtgever optrad: publiek of privaat. Inmiddels is aan een onderzoeksbureau opdracht verleend om deze cijfers te interpreteren mede in relatie tot gehanteerde aanbestedingssystemen. De statistische gegevens worden binnenkort door het CBS beschikbaar gesteld. De interpretatie ervan en de daaruit te trekken conclusies zullen u bereiken in het tweede kwartaal van 2002.

7. Rol van ramingen

De verschillende ramingsmethoden van de rijksoverheid zullen worden beoordeeld op met name de invloed op de hoogte van de aanbesteding. Omdat dit nauw samenhangt met de aanbestedingspraktijk van de rijksoverheid is ervoor gekozen om in het externe onderzoek bij actie 1 dit aspect te integreren in zowel het kwalitatieve onderzoek als in het kwantitatieve onderzoek.

8. Instructie melding NMa en OM

Het kabinet streeft een situatie na waarin ieder vermoeden van onregelmatigheid dan wel anderszins beperking van de concurrentie wordt gemeld. Een daartoe dienende instructie hoe om te gaan met vermoedens van onregelmatigheden bij aanbestedingen is in voorbereiding zodat de aanbestedende diensten één lijn kunnen trekken hoe dergelijk gevallen te melden bij de NMa of het OM. Binnen twee maanden is deze instructie gereed.

9. Diverse acties NMa

In de bijlage van de brief van 5 december 2001 is een vijftal acties opgenomen die de NMa ten behoeve van het toezicht op kartelvorming in de bouw in de komende periode zal uitvoeren.

a. Onderzoek «schaduwboekhouding» Bos

Het in november 2001 gestarte onderzoek van de schaduwboekhouding is zeer omvangrijk. Daarom is rond het onderzoek in de bouw sinds 22 januari 2002 een speciaal projectteam onderzoek bouwsector volledig operationeel. De NMa komt in juli met een voortgangsrapportage.

b. Analyse bouwmarkt

De analyse van de concurrentie in de bouwmarkt wordt in mei 2002 afgerond.

c. Versterking mogelijkheden om informatie te verkrijgen

De informatielijn NMa/DTe is sinds december uitdrukkelijk opengesteld voor meldingen van tips en klachten over onregelmatigheden in de bouw. Er zijn ongeveer 30 meldingen binnengekomen. Deze worden onderzocht. Binnenkort komt de NMa met een consultatiedocument over leniency (een clementie programma of regeling voor spijtoptanten). Twee maanden na publicatie van het consultatiedocument wordt de clementieregeling vastgesteld. Tot dat moment wordt leniency gehanteerd langs de lijnen van het consultatiedocument. De verwachting is dat ondernemingen eerder informatie over kartels zullen verstrekken wanneer zij voor vermindering of vrijstelling van boetes in aanmerking komen.

d. Bevordering naleving door het bedrijfsleven

De NMa zal aanbestedende overheidsdiensten terzijde staan bij het formuleren van eisen bij aanbestedingen in relatie tot een integriteitsprogramma, zie ook actiepunt 10.

e. Versterking inzet instrumentarium

Met de instelling van het speciale projectteam onderzoek bouwsector zet de NMa haar huidige bevoegdheden maximaal in. Zoals bekend komt bij de evaluatie van de Mededingingswet de vraag aan de orde welke aanvullende instrumenten nodig zijn. De NMa brengt in het kader van de evaluatie, die in mei 2002 afgerond zal zijn, punten ter verbetering naar voren.

10. Integriteitsprogramma in de bouw

Het AVBB heeft te kennen gegeven actief te werken aan een gedragscode. Het kabinet oordeelt hier positief over, maar ziet het opstellen en handhaven van zo'n code als de verantwoordelijkheid van de sector zelf. Binnenkort zal overleg plaatsvinden van de Staatssecretaris van VROM, de minister van V&W en de Staatssecretaris van Defensie met het bestuur van het AVBB. Daarbij zal worden aangegeven welke aspecten naar het oordeel van het kabinet van primair belang zijn. Onderwerp van nadere studie is nog welke de wettelijke mogelijkheden van aanbestedende diensten zijn om een dergelijke gedragscode tot een voorwaarde te maken bij aanbesteding. Zoals hiervoor reeds is aangegeven zal de NMa daarbij nauw worden betrokken.

Met dit overzicht vertrouwt het kabinet erop uw Kamer te hebben geïnformeerd over inhoud en voortgang van de aangekondigde acties in de brief van 5 december 2001 en inzicht te hebben gegeven in de mate waarin en wijze waarop de uitkomsten daarvan kunnen worden betrokken bij een mogelijke door uw Kamer in te stellen parlementair onderzoek.

Deelresultaten van acties en onderzoeken worden telkens zo spoedig mogelijk beschikbaar gesteld ten behoeve van de parlementaire enquêtecommissie. Daarnaast zal uw Kamer in april 2002 een geactualiseerd voortgangsoverzicht van de kabinetsacties worden toegezonden.

Deze brief wordt u aangeboden mede namens de Ministers van Verkeer en Waterstaat, van Economische Zaken, van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij alsmede de Staatssecretaris van Defensie.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

Naar boven